ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0521 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5560

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0521
Datum uitspraak: 12-03-2010
Datum publicatie: 19-04-2010
Zaaknummer(s): 5560
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Verweerder liet voorschotten betalen, stuurde facturen zonder urenspecificatie en liet urenstaten ondertekenen. Gegrond. 1 maand schorsing.

12 maart 2010

No. 5560

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder,

tegen:

klager.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 28 juli 2009, onder nummer 09-057U, aan partijen toegezonden op 28 juli 2009, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder de klachtonderdelen a, b, f, g en h gegrond en de klachtonderdelen c, d en e ongegrond zijn verklaard. Daarbij is aan verweerder opgelegd de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand, en de maatregel van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand, welke schorsing na het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak van de raad zal worden ten uitvoer gelegd, indien verweerder binnen 4 weken na de uitspraak geen deugdelijke urenspecificaties en een minutenstaat aan klager en de deken van de orde advocaten te Utrecht heeft overgelegd.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 7 augustus 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 15 januari 2010, waar verweerder, vergezeld van zijn chef de bureau als zijn gemachtigde, en klager zijn verschenen.

3. De klacht

 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a. klager heeft verplicht door middel van voorschotten betalingen te verrichten;

b. facturen heeft verstuurd zonder urenspecificatie;

c. excessief heeft gedeclareerd;

d. het vertrouwen van klager heeft geschonden door over de zaak te praten met derden alsmede inlichtingen heeft opgevraagd bij de gemeente ondanks de mededeling van klager om geen verdere stappen te ondernemen;

e. de zaak geen goed heeft gedaan gezien zijn handelwijze ter zitting, de onderhandelingen met de gemeente Utrecht  alsmede tijdens de mediation;

f. een honorarium overeenkomst heeft verstrekt die niet voldoet aan de gedragsregels;

g. klager heeft overgehaald minutenstaten te ondertekenen met de belofte dat klager alle advocaatkosten en bijkomende kosten (zoals onder andere schadevergoeding, gederfde arbeidsvreugde, wettelijke rente) van de gemeente vergoed zou krijgen;

h. klager onterecht heeft verzekerd dat de kosten van de advocaat aftrekbaar zouden zijn van de belasting.

4. De feiten

4.1 Het volgende is komen vast te staan:

- Klager heeft zich in maart 2005 tot verweerder gewend voor bijstand in een lopende bezwaarprocedure tegen de gemeente Utrecht. Dit heeft geleid tot de ondertekening door partijen op 22 maart 2005 van een stuk met het opschrift Honorariumovereenkomst waarin is overeengekomen dat verweerder voor de door hem verleende rechtsbijstand 20% van het door de aansprakelijke partij uit te keren bruto schadebedrag zou inhouden. Daarnaast zijn partijen een uurtarief van € 200,- per uur overeengekomen voor de door verweerder te verrichten rechtsbijstand.

- Klager heeft sindsdien 18 facturen (met data van 22 maart 2005 tot 2 oktober 2007) ontvangen, en ondertekend, waarop hij in totaal € 57.008,60 heeft voldaan.

- Een eindfactuur van 22 februari 2008 voor een bedrag van € 7.536,14 heeft klager onbetaald gelaten. In de visie van verweerder betreft deze factuur werkzaamheden die klager niet voor akkoord had getekend. Deze factuur heeft verweerder ter begroting aan de Raad van Toezicht voorgelegd.

- Vervolgens heeft klager de gehele facturering betwist, welke betwisting verweerder met een beroep op de ondertekening door klager van de afzonderlijke facturen van de hand heeft gewezen.

- Klager heeft vanaf september/oktober 2007 tevergeefs herhaaldelijk gevraagd om een specificatie van de werkzaamheden, meer speciaal de minutenstaten. Ook de deken heeft dit verzoek herhaalde malen, zonder succes, gedaan.

- Na verzoek van klager op 13 juni 2008 om bemiddeling heeft de deken eveneens aan verweerder gevraagd om inlichtingen, te weten toezending van de bij de facturen behorende urenspecificaties.

- Verweerder heeft tot in september 2008 slechts een drietal specificaties toegezonden. Op 25 september 2008 heeft een bemiddelingsgesprek op het kantoor van de deken plaatsgevonden. Bij dat gesprek heeft de deken niet de beschikking gekregen over alle door haar opgevraagde specificaties.

- Op 16 februari 2009 is verweerder opnieuw op het kantoor van de deken gekomen. Hij heeft daar het dossier getoond maar niet ingestemd met afgifte daarvan ter beoordeling van (kopieën van) de urenspecificaties en minutenstaten.

- Op 24 februari 2009 is een dekenbezwaar op grond van schending van de verplichting aan de deken terstond alle gevraagde inlichtingen te verstrekken, aan de raad gezonden.

- Na de uitspraak van de raad heeft verweerder de minutenstaat in december 2009 verstrekt.

5 De beoordeling

5.1 In hoger beroep zijn aan de orde de klachtonderdelen a, b, f, g en h.

5.2 Verweerder heeft in de inleiding van de appelmemorie opgemerkt dat de raad de belangrijkste feiten aantoonbaar verkeerd heeft weergegeven. Nu het hof de feiten opnieuw heeft vastgesteld, behoeft deze grief geen bespreking.

5.3 Verweerder heeft een grief gericht tegen rechtsoverwegingen 4.2 en 4.3 van de raad, waarin is overwogen dat de afspraken van 22 maart 2005 in strijd zijn met gedragsregel 25 en dat de aan klager in rekening gebrachte facturen geen enkel inzicht bieden in de omvang van de werkzaamheden waarop deze betrekking hebben. Deze overwegingen hebben betrekking op de klachtonderdelen a, b en f. Het onderzoek in hoger beroep met betrekking tot deze klachtonderdelen heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Voor zover verweerder nog heeft betoogd dat de honorariumovereenkomst moet worden uitgelegd als een afspraak over een bonus in aanvulling op zijn overeengekomen honorarium van € 200,- per uur, verwerpt het hof dit betoog nu het een advocaat niet vrij staat overeen te komen dat het salaris een evenredig deel zal bedragen van de waarde van het door zijn bijstand te bereiken gevolg.

5.4 Met betrekking tot de klachtonderdelen g en h heeft de raad overwogen dat verweerder niet heeft bestreden dat hij klager heeft overgehaald de minutenstaat te ondertekenen omdat dat het verhalen van de gedeclareerde kosten mogelijk zou maken en evenmin dat hij klager heeft verzekerd dat de door hem gemaakte kosten fiscaal aftrekbaar zouden zijn. In zijn grief ten aanzien van onderdeel g voert verweerder aan dat hij klager heeft meegedeeld dat het ondertekenen van de minutenstaten niet alleen diende ter goedkeuring en accordering van de voor klager verrichte werkzaamheden, maar mede diende om te voorkomen dat de tegenpartij zou proberen een wig te slaan tussen de advocaat en zijn cliënt en zo verhaal van de kosten van rechtsbijstand onmogelijk zou maken. Uit deze toelichting blijkt dat bij verweerder heeft voorgezeten de advocaatkosten van de gemeente vergoed te krijgen en dat ook voor dat doel de minutenstaten moesten worden getekend. Deze mededeling impliceert het vooruitzicht dat klager de kosten van rechtsbijstand vergoed zou krijgen, waardoor de ondertekening van de minutenstaten voor klager meer een formaliteit werd dan een daadwerkelijke controle van deze staten. Evenals de raad acht het hof dit klachtonderdeel dan ook gegrond.

5.6 Uit de stukken van verweerder en zijn toelichting tijdens de behandeling in hoger beroep blijkt dat hij zich op het standpunt stelt dat klager, aan wie de gelegenheid zou zijn geboden om de voorgelegde minutenstaten vooraf te bestuderen, na ondertekening daarvan onder geen beding meer het recht heeft om deze ter discussie te stellen. Het hof deelt die opvatting niet. Op zich zelf is denkbaar dat na ondertekening door de cliënt van ordentelijke en overzichtelijke specificaties een begroting van de werkzaamheden door de Raad van Toezicht niet meer aan de orde is. Echter - nog daargelaten of de aan klager voorgelegde en door hem ondertekende handgeschreven minutenstaten als zodanige specificaties zijn te beschouwen – klager houdt de mogelijkheid om zijn betalingsverplichtingen aan verweerder in een civiel geschil ter discussie te stellen. In verband daarmee had klager recht op en belang bij (kopieën van) die zich in het dossier van verweerder bevindende minutenstaten.

5.7 De gegrondverklaring van klachtonderdeel h wordt door verweerder terecht bestreden. Verweerder heeft betwist dat hij heeft verzekerd dat de kosten van rechtsbijstand fiscaal aftrekbaar zouden zijn. Hij heeft in dit verband bij de appelmemorie een mailbericht aan klager overgelegd met informatie van het internet waaruit zou blijken dat hij geen kans op aftrekbaarheid zag. Klager heeft deze gang van zaken niet bestreden. Klachtonderdeel h zal alsnog ongegrond worden verklaard.

5.8 Hoewel het hof klachtonderdeel h alsnog ongegrond zal verklaren, overweegt het hof met betrekking tot de door de raad opgelegde maatregel dat het onvoorwaardelijk deel van de schorsing zoals opgelegd door de raad, gelet op de ernst van de vastgestelde gedragingen door het hof, passend wordt geacht. Het hof ziet echter geen aanleiding om daarnaast een voorwaardelijke schorsing op te leggen omdat verweerder inmiddels aan de in de beslissing van de raad geformuleerde voorwaarde van overhandiging van de minutenstaten heeft voldaan en dat klager van de inhoud heeft kennis genomen.

5.9 Het verzoek van verweerder om uit te spreken dat klager tegenover hem misbruik heeft gemaakt van zijn klachtrecht wordt afgewezen omdat daarvoor geen wettelijke basis bestaat.

6. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline, voor zover daarin klachtonderdeel  h) gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk is opgelegd voor de duur van een maand indien verweerder binnen 4 weken na het wijzen van de uitspraak geen deugdelijke urenspecificaties en minutenstaat heeft overgelegd aan klager en de deken van de orde van advocaten te Utrecht;

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

- verklaart klachtonderdeel h alsnog ongegrond;

- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, R.W. de Ruuk, W.M. Poelmann en J.S.W. Holtrop, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.G.J. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2010.