ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0519 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5559

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0519
Datum uitspraak: 12-03-2010
Datum publicatie: 19-04-2010
Zaaknummer(s): 5559
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Verweerder verstrekte specificaties en stukken niet aan de deken in kader onderzoek naar klacht over declaratiegedrag. Gegrond. 4 weken voorwaardelijke schorsing (bijzondere voorwaarde)

12 maart 2010

No. 5559

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder,

tegen:

Deken van de Orde van

Advocaten in het arrondissement

Utrecht,

de deken.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 28 juli 2009, onder nummer 09-056U, aan partijen toegezonden op 28 juli 2009, waarbij een bezwaar van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht (hierna: de deken) tegen verweerder gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 7 augustus 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van de deken.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 15 januari 2010, waar verweerder, vergezeld van zijn chef de bureau als zijn gemachtigde, en X. en Y., namens de deken, zijn verschenen.

3. Het bezwaar

Het bezwaar houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door de (toenmalig) deken niet de door haar gevraagde inlichtingen te verstrekken in een door een cliënt van verweerder aanhangig gemaakte klachtprocedure betreffende het declaratiegedrag van verweerder.

4. De feiten

4.1 Het volgende is komen vast te staan:

- Bij brief van 5 april 2008 heeft een cliënt van verweerder zich tot de deken gewend met een verzoek om informatie over de te volgen procedure in verband met het niet willen verstrekken door verweerder van deugdelijke specificaties bij verzonden declaraties, alsmede over de mogelijkheden van toetsing van de hoogte van de door verweerder aan die cliënt verstuurde declaraties.

-  Op 14 april 2008 heeft de deken deze brief naar verweerder doorgestuurd met het verzoek om toezending van de gevraagde urenspecificaties en van een overzicht van het totaal aan betaalde en onbetaalde declaraties ten behoeve van het onderzoek door de deken.

- Bij faxbrief van 16 april 2008 met bijlagen heeft verweerder de deken bericht dat de door hem aan de cliënt verstuurde declaraties, inclusief de daarbij behorende urenspecificaties, door de cliënt voor akkoord waren ondertekend en ook grotendeels waren betaald. Aan het hiervoor weergegeven verzoek van de deken werd niet voldaan.

- Bij brief van 23 april 2008 heeft de deken verweerder nogmaals verzocht om aan het verzoek uit de brief van 14 april 2008 te voldoen.

- Bij brief van 2 mei 2008 heeft de Chef de bureau van verweerder de deken aangeboden het dossier van de cliënt te komen inzien. Deze brief was vergezeld van een tweetal declaraties, waaronder een nog niet betaalde declaratie van 22 februari 2008 ten bedrage van € 7.536,14.

- Bij brief van 15 mei 2008 heeft de deken verweerder andermaal uitstel verleend voor het overleggen van de gevraagde informatie.

- Op 23 mei 2008 heeft verweerder de door zijn cliënt voor akkoord getekende declaraties over de periode van 2005 tot en met 2007 naar de deken gestuurd met de mededeling dat de hoogte van deze declaraties geen onderwerp van debat meer kon vormen aangezien zijn cliënt die declaraties had ondertekend en betaald.

- Nadat de cliënt van verweerder daar bij brief van 13 juni 2008 nogmaals om had verzocht, heeft de deken verweerder op 17 juni 2008 andermaal schriftelijk verzocht om de bij de declaraties behorende urenspecificaties te overleggen.

- Op 24 juni 2008 heeft de deken dit verzoek aan verweerder herhaald.

- Bij brief van 25 juni 2008 heeft verweerder de deken bericht niet aan het verzoek te kunnen voldoen omdat hem niet van een concrete klacht van de zijde van zijn cliënt was gebleken.

- Op 3 juli 2008 heeft de deken verweerder weer verzocht de gevraagde informatie te verstrekken met de mededeling dat een ambtshalve dekenbezwaar dreigde als verweerder weigerachtig bleef aan het verzoek te voldoen.

- Op 25 september 2008 heeft er een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden op het kantoor van de deken. Bij dat gesprek heeft de deken niet de beschikking gekregen over alle opgevraagde specificaties.

- Op 26 september 2008 heeft verweerder een zeer globaal urenoverzicht naar de deken verstuurd.

- Op 17 oktober 2008 heeft de cliënt van verweerder een klacht tegen verweerder ingediend.

- Bij brief van 23 oktober 2008 heeft de deken verweerder opnieuw verzocht een overzicht te verstrekken van het totaal aan de zaak bestede uren.

- Bij brieven van 5 november en 24 december 2008 aan de deken, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld reeds te hebben voldaan aan zijn informatieverplichtingen en derhalve geen verdergaand inzicht te willen bieden.

- Bij brieven van 12 januari, 27 januari en 5 februari 2009 heeft de deken verweerder nogmaals verzocht om toezending van urenspecificaties.

- Op 16 februari 2009 is verweerder op het kantoor van de deken verschenen met het dossier van zijn cliënt. Hij heeft daar het dossier getoond maar niet ingestemd met afgifte daarvan ter beoordeling van de urenspecificaties en minutenstaten.

- Op 24 februari 2009 is een dekenbezwaar op grond van schending van de verplichting de deken terstond alle gevraagde inlichtingen te verstrekken, aan de raad gezonden.

- Na de uitspraak van de raad heeft verweerder de minutenstaat in december 2009 verstrekt.

5. De beoordeling

5.1 Het hof verenigt zich met het uitgangspunt dat de raad aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd. Dit uitgangspunt komt er op neer dat een advocaat ten behoeve van een tuchtrechtelijk onderzoek door de deken verplicht is aanstonds alle door de deken gevraagde informatie te verstrekken. De cliënt van verweerder heeft bij brief van 5 april 2008 tegenover de deken zijn bedenkingen geuit over het optreden van verweerder. Ook plaatste de cliënt van verweerder in die brief vraagtekens bij de omvang van de door verweerder verstuurde declaraties alsmede bij de weigering van verweerder hem desgevraagd van deugdelijke specificaties en minutenstaten te voorzien omdat de declaraties en minutenstaten door hem waren ondertekend. Naar aanleiding daarvan is de deken een onderzoek gestart en heeft de deken, blijkens de vastgestelde feiten en het onderzoek ter zitting, verweerder bij herhaling gevraagd de deken inzicht te verschaffen in de door verweerder aan zijn cliënt verzonden declaraties en daarbij behorende specificaties, aan welk verzoeken verweerder nimmer gehoor heeft gegeven. Het uiteindelijk slechts willen verlenen van inzage in de specificaties zonder bereidheid tot afgifte van kopieën daarvan is niet voldoende. Dat geldt zeker in een geval als het onderhavige waarin de cliënt de declaraties mede heeft ondertekend omdat verweerder het jegens de cliënt heeft doen voorkomen dat hij de  advocaatkosten van zijn wederpartij vergoed zou krijgen en dat ook voor dat doel de minutenstaten moesten worden getekend, zodat die ondertekening meer op een formaliteit neerkwam dan op daadwerkelijke controle. Om die reden acht het hof, net als de raad, het bezwaar van de deken gegrond. Het beroep van verweerder op miskenning van zijn retentierecht maakt dit niet anders. Onder omstandigheden kan een advocaat om betaling van een cliënt te verkrijgen jegens die cliënt gebruikmaken van zijn retentierecht; dit recht kan de advocaat echter niet jegens de deken in het kader van een tuchtrechtelijk onderzoek inroepen. Uitoefening van een dergelijk retentierecht tegenover de deken verdraagt zich immers niet met de krachtens de Advocatenwet aan de deken gegeven opdracht om (tucht)klachten te onderzoeken.

5.3 De regel dat een verzoek om informatie van de deken niet mag worden genegeerd maar aanstonds moet worden opgevolgd, dient niet alleen het doel dat de deken een behoorlijk onderzoek kan instellen, maar bevordert bovendien het algemene vertrouwen in de advocatuur. Schending van deze regel, op de wijze die verweerder heeft verkozen, neemt het hof dan ook hoog op. Om die reden acht het hof met eenparigheid van stemmen, anders dan de raad, het opleggen van een (voorwaardelijke) maatregel aan verweerder in dit geval passend en geboden. Ter zitting van het hof is namens de deken aangegeven dat bij gebrek aan behoorlijke inzage in het volledige dossier thans nog steeds geen deugdelijk onderzoek naar het handelen van verweerder in deze zaak kan worden verricht. Derhalve zal het hof aan de hierna op te leggen maatregel de voorwaarde verbinden dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd indien verweerder binnen vier weken na het eerste verzoek van de deken in de betreffende zaak alle gewenste inlichtingen, waaronder afgifte van het dossier, aan de deken verstrekt.

6. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 28 juli 2009, voor zover de raad het niet geboden heeft geacht aan verweerder een maatregel op te leggen;

en in zoverre opnieuw beslissende:

- legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand met de bepaling dat deze schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad anders zal beslissen omdat verweerder niet binnen vier weken na het eerste verzoek van de deken de in 5.3 van deze beslissing bedoelde inlichtingen, waaronder afgifte van het dossier, aan de deken verstrekt;

- bekrachtigt de beslissing van de raad voor het overige.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, R.W. de Ruuk, W.M. Poelmann en J.S.W. Holtrop, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.G.J. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2010.