ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0319 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5515

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0319
Datum uitspraak: 05-02-2010
Datum publicatie: 24-02-2010
Zaaknummer(s): 5515
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Optreden door verweerder voor rechtspersoon, die twee vertegenwoordigers heeft welke vertegenwoordigers tegenstrijdige instructie aan verweerder geven. Verweerder volgt "eerste" contactpersoon. Ongegrond.

5 februari 2010

No. 5515

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klager,

en:

verweerder sub 1,

en:

verweerder sub 2,

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 18 mei 2009, onder nummer 08-291A en 08 292A, aan partijen toegezonden op 18 mei 2009, waarbij van een klacht van klager tegen verweerders klachtonderdeel a en c ongegrond zijn verklaard en klachtonderdeel b zonder oplegging van enige maatregel gegrond is verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij verweerders van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen is op 12 juni 2009 ter griffie van het hof ontvangen en de memorie klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen is op 16 juni 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie in het hoger beroep van verweerders van klager;

- de antwoordmemorie van in het hoger beroep van klager van verweerders;

- de brief van de gemachtigde van verweerder aan het hof van 19 november 2009.

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 december 2009, waar klager en zijn gemachtigde alsmede verweerders en hun gemachtigde zijn verschenen.

3. De klacht

3.1 De klacht –voor zover in dit hoger beroep nog van belang - houdt zakelijk weergegeven in, dat:

a. primair verweerders optreden als advocaat van twee vennootschappen zonder dat zij daartoe (rechtsgeldig) opdracht hebben verkregen;

b. subsidiair – voor het geval verweerders wel rechtsgeldig opdracht hebben verkregen – verweerders ten onrechte klager als eveneens rechtsgeldig vertegenwoordiger van de vennootschappen, althans één daarvan, niet betrekken bij en/of op de hoogte houden van het verloop van een procedure, waarbij één der genoemde vennootschappen is betrokken;

c. (….)

3.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten hebben verweerders volgens klager de norm, vastgelegd in art. 46 Advocatenwet, overtreden.

4. De feiten

Het volgende is komen vast te staan:

- Klager en de heer P. le C (hierna: C) zijn bestuurders van een groep vennootschappen te noemen de "X.", die onder meer de Luxemburgse vennootschappen X.. – hierna te noemen "Y."- en X.  – hierna te noemen "Z."- omvat. Z. is beherend vennoot van Y., een commanditaire vennootschap op aandelen. Klager en C zijn beide bestuurder en ieder voor de helft aandeelhouder van Z. en dusdoende ieder zelfstandig bevoegd Y. te vertegenwoordigen.

- In een op 19 juli 2003 gedateerde  "Shareholders Agreement", waarbij o.a. Z., klager en C partij zijn, is vastgelegd:

 "… with regard to all other business or legal issues of [… Z.] (including, without limitation, issues pertaining to entity structure ,……..) all votes to be carried in favor of, and/or all actions to be taken and documents  and instruments to be executed in accordance with, the recommendation with regard thereto made by ( C)  in his sole discretion".

- Tussen klager en C zijn verschillen van mening ontstaan met betrekking tot het te voeren beleid over de verschillende vennootschappen. Als gevolg daarvan zijn diverse procedures aanhangig gemaakt, onder andere een procedure door werknemers van de Nederlandse vennootschappen bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin zij - kort gezegd - hebben verzocht vast te stellen dat sprake is van wanbeleid.

- In genoemde procedure treden verweerders op als advocaten van Y..

- Bij e-mail bericht van 23 mei 2008 heeft klager namens Y. de opdracht ingetrokken die C namens Y. aan verweerders had gegeven om Y. in rechte te vertegenwoordigen, met sommatie het dossier te retourneren en eventuele betaalde voorschotten terug te storten. Later op die dag heeft klager bij e-mail voornoemde sommatie herhaald en heeft hij gesteld dat, ingeval verweerders geen reden zouden zien hun opdracht terug te geven, klager als zelfstandig bevoegd bestuurder van Y. net zo behandeld en  geïnformeerd diende te worden als iedere cliënt. Voorts heeft klager – kort gezegd - gevraagd om een analyse van de kwestie en verweerders verzocht hem van het verdere verloop van de procedure op de hoogte te houden.

- Verweerders hebben aan de verzoeken van klager geen gehoor gegeven.

5. De beoordeling

5.1 Zowel klager als verweerders zijn van de beslissing van de raad in hoger beroep gekomen, klager voor wat betreft de klachtonderdelen a en b en verweerders voor wat betreft klachtonderdeel b.

5.2 Nu de raad klachtonderdeel b gegrond heeft verklaard, dient klager, gelet op het bepaalde in artikel 56 lid 1 onder a Advocatenwet, in zijn hoger beroep tegen dat klachtonderdeel niet-ontvankelijk te worden verklaard.

5.3 Met betrekking tot klachtonderdeel a voert klager  aan  dat de raad niet is ingegaan op zijn primaire klacht dat verweerders onbevoegd voor Y. hebben opgetreden, omdat klager namens Y. de aan dat optreden ten grondslag liggende overeenkomst van opdracht (bevoegd) heeft opgezegd en voorts dat de raad niet is ingegaan op de door klager gestelde schending van door hem specifiek genoemde gedragsregels.

5.4 Met betrekking tot de door klager gestelde schending van door hem specifiek genoemde gedragsregels miskent klager dat de tuchtrechter niet toetst aan de gedragsregels, doch uitsluitend aan de norm die is vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet zodat de hierop gerichte grief van klager geen doel treft.

5.5 Voor wat klagers grief over het door hem gestelde onbevoegde optreden van verweerders betreft, heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad waarmee het hof zich verenigt. Ook deze grief van klager treft derhalve geen doel.

5.6 Klager heeft in zijn reactie op de appelmemorie van verweerders nieuwe schending van gedragsregels door verweerders aan het hof kenbaar gemaakt. Hij heeft het hof verzocht deze te betrekken bij de beslissing in de onderhavige zaak. Klachten tegen een advocaat moeten echter worden ingediend op de in artikel 46c van de Advocatenwet bepaalde wijze. Dit betekent dat in hoger beroep geen nieuwe klachten aan het hof ter beoordeling kunnen worden voorgelegd. Het hof laat de door klager in hoger beroep geformuleerde nieuwe klachten tegen verweerders dan ook buiten beschouwing.

5.7 Verweerders richten het door hen ingestelde hoger beroep tegen het door de raad gegrond bevonden subsidiaire klachtonderdeel b  en met name tegen de overweging van de raad dat "het verweerders [niet] vrij heeft gestaan klager als zelfstandig bevoegd bestuurder van [Y.] op alle fronten te passeren. Ook klager had het recht om in ieder geval als indirect belanghebbende geïnformeerd te worden."

5.8 Hiertoe voeren verweerders aan dat de raad eraan voorbij gegaan is dat 1) klager geen cliënt is van verweerders; 2) klager (als indirect belanghebbende) zich van meet af aan contraproductief heeft opgesteld; 3) er geen gedragsregel is die voorschrijft dat een advocaat een indirect belanghebbende moet informeren.

5.9 Alhoewel klager als indirect (immers als medebestuurder van Z.) bestuurder van Y. is aan te merken, konden verweerders, die werden geïnstrueerd door de andere daartoe eveneens bevoegde indirect medebestuurder, C, zich redelijkerwijs op het standpunt stellen dat zij ten behoeve van Y. aan C konden rapporteren, verantwoording  afleggen en informatie verstrekken, nu deze zich jegens hen als de primair bevoegde (indirect) bestuurder kon legitimeren door te verwijzen naar de onder 4 geciteerde passage in de aandeelhoudersovereenkomst. Anders dan de raad is het hof dan ook van oordeel dat verweerders niet tuchtrechtelijk laakbaar handelden door klager niet te informeren. Verweerders stonden buiten de onderlinge geschillen tussen de (indirecte) bestuurders van Y. en door te handelen zoals zij hebben gedaan zijn zij buiten die geschillen gebleven. Dit betekent dat het hoger beroep van verweerders slaagt, dat de beslissing van de raad op dit punt zal worden vernietigd en dat klachtonderdeel b alsnog ongegrond zal worden verklaard.

6. De beslissing

Het hof:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen klachtonderdeel b;

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam  van 18 mei 2009 in de zaken 08-291A en 292A, voorzover daarbij klachtonderdeel b gegrond is verklaard

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

- verklaart klachtonderdeel b alsnog ongegrond;

- bekrachtigt de beslissing waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. R.W. de Ruuk, A.D. Kiers-Becking, J.H. Homveld en A.G. Scheele-Mülder, leden in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2010.