ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0295 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5404

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0295
Datum uitspraak: 04-09-2009
Datum publicatie: 26-01-2010
Zaaknummer(s): 5404
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Benadeling van verweerder als bewindvoerder van klager tijdens surseance. gegrond. waarschuwing.

4 september 2009

No.  5404

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het wederzijds hoger beroep van

verweerder,

tegen:

klager.

1.   Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 12 januari 2009, onder nummer M100-2008, aan partijen toegezonden op 13 januari 2009, waarbij van een klacht van klagers (medeklaagster heeft geen hoger beroep ingesteld, hof) tegen verweerder de onderdelen a, c en d ongegrond zijn verklaard, b gegrond is verklaard en als maatregel een enkele waarschuwing is opgelegd.

2. Het geding in hoger beroep

2.1  De memorie waarbij verweerder van deze beslissing – voor zover betreffende klachtonderdeel b - in hoger beroep is gekomen, is op 10 februari 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

De memorie waarbij klager van deze beslissing – dit hoger beroep kan alleen de onderdelen a, c en d betreffen - in hoger beroep is gekomen is op 4 februari 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg,

-  de antwoordmemorie van verweerder,

- fax van klager van 17 februari 2009,

- brief van verweerder van 17 maart 2009,

- fax van klager van 24 maart 2009,

- brief van verweerder van 27 mei 2009.

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 12 juni 2009, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3. De klacht

  De klacht houdt het volgende in:

a. Als bewindvoerder in de surseance van het bedrijf van klager heeft verweerder zich onvoldoende ingespannen.

b. verweerder heeft klager en diens medewerksters laten werken in de W-praktijk van zijn kantoor.

c. verweerder heeft klager financieel benadeeld, waardoor klager failliet is gegaan.

d. verweerder heeft met betrekking tot een verslag aan de rechtbank valsheid in geschrifte gepleegd.

4. De feiten

 De raad heeft vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 In zijn hoger beroep volstaat klager met een bewijsaanbod. Hij verkeert daarbij kennelijk in de veronderstelling dat de raad de klachtonderdelen ongegrond heeft verklaard wegens onvoldoende bewijs. Deze veronderstelling is evenwel onjuist. De klachtonderdelen a en d zijn ongegrond bevonden omdat klager onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd. In hoger beroep worden geen nadere feiten of omstandigheden gesteld, die – bij voldoende betwisting – tot gegrondverklaring van de klachtonderdelen kunnen leiden. Het bewijsaanbod wordt door het hof gepasseerd, nu er, ook naar het oordeel van het hof, onvoldoende feiten en omstandigheden ter onderbouwing van de klachtonderdelen a en d door klager zijn gesteld. Klachtonderdeel c is afgewezen op de grond dat de klacht zich niet leent voor een beoordeling door de tuchtrechter. Het bewijsaanbod heeft op dit klachtonderdeel kennelijk geen betrekking.

5.2 Het onderzoek in hoger beroep met betrekking tot klachtonderdeel b heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

6. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 12 januari 2009.