ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0068 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5406

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0068
Datum uitspraak: 14-09-2009
Datum publicatie: 14-10-2009
Zaaknummer(s): 5406
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht wederpartij over beslaglegging vermeend zonder mandaat.

14 september 2009

No.  5406

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klager,

tegen:

verweerder.

1.   Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Gravenhage (verder: de raad) van 12 januari 2009, onder nummer R.3135/08.167, aan partijen toegezonden op 14 januari 2009, waarbij klager in een klacht tegen verweerder niet-ontvankelijk is verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1  De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen is op 11 februari 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg,

-  de antwoordmemorie van verweerder,

- brief van klager van 11 juni 2009,

- brief van mr. X. van 11 juni 2009.

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 3 juli 2009, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3. De klacht

De klacht houdt het volgende in:

Klager verwijt verweerder dat hij zonder daartoe door de desbetreffende personen gemachtigd te zijn namens mevrouw G. verlof tot het leggen van conservatoir beslag heeft gevraagd en na verkregen verlof vervolgens beslag heeft doen leggen op inventaris van een derde, welke zich toen bevond in een aan klager in eigendom toebehorend pand te R.. Klager stelt dat hij door de onrechtmatige beslaglegging schade heeft geleden. Niemand had destijds het recht om zijn pand te betreden. Klager stelt dat verweerder de goede naam van mevrouw G. en klager heeft aangetast.

4. De feiten

In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 In zijn overwegingen oordeelt de raad :  “dat klager wel degelijk zijn pand te R. kon betreden en dat het hem vrij stond na het conservatoir beslag op de inventaris een nieuw slot op het pand te laten zetten. Klager heeft er zelf voor gekozen dit niet te doen, en het er al die tijd voor gehouden dat hij het pand niet kon betreden. De gestelde schade kan in dat kader ook niet worden toegerekend aan verweerder.”

5.2 De raad heeft in zijn beslissing klager vervolgens niet-ontvankelijk geacht in zijn gehele klacht, omdat, samengevat, klager geen belang had bij de gehele klacht. Klagers grief slaagt, voor zover het betreft de beslissing dat hij niet-ontvankelijk is in zijn klacht aangaande de beslaglegging. Het hof verenigt zich met de hiervoor geciteerde inhoudelijke beoordeling van de raad en acht dit klachtonderdeel wel ontvankelijk, maar ongegrond.

5.3 Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.4 De overige grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient voor het overige te worden bekrachtigd.

6. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage van 9 januari 2009 voor zover de raad klager mede niet-ontvankelijk heeft verklaard in het onderdeel dat betrekking heeft op de beslaglegging,

en, in zoverre opnieuw rechtdoende:

- verklaart dit onderdeel van de klacht ongegrond;

- bekrachtigt de beslissing voor het overige.