ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0032 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5367
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0032 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-09-2009 |
Datum publicatie: | 14-10-2009 |
Zaaknummer(s): | 5367 |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Niet vast te stellen dat opdracht eerder was vertrekt om wijzigingsverzoek alimentatie in te dienen. Traagheid niet verwijtbaar. |
11 september 2009
No. 5367
Hof van Discipline
Beslissing
Naar aanleiding van het hoger beroep van
verweerder,
tegen:
klager.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden (verder: de raad) van 21 november 2008, onder nummer 35/07, aan partijen toegezonden op 24 november 2008, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en als maatregel een enkele waarschuwing is opgelegd.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen is op 22 december 2008 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg
- de antwoordmemorie van klager
- brief van verweerder van 24 februari 2009, met producties
- fax van klager van 7 juni 2009.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 22 juni 2009, waar klager, bijgestaan door mr. X., en verweerder zijn verschenen.
3. De klacht
De raad heeft de klacht als volgt omschreven:
Klager verwijt verweerder dat deze het wijzigingsverzoek betreffende de kinderalimentatie niet reeds begin 2003, toen klager zich tot verweerder wendde, heeft ingediend, maar daarmee heeft gewacht tot maart 2006.
4. De feiten
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Einde december 2002 wendde klager zich tot verweerder met het verzoek een procedure tot wijziging van kinderalimentatie met terugwerkende kracht tot september 2001 voor hem te beginnen. De wijziging betrof de kinderalimentaties vastgesteld bij de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 oktober 2001 en bij de beschikking voorlopige voorzieningen van deze rechtbank van 11 april 2002. Afgesproken werd dat klager, voordat het verzoekschrift zou worden ingediend, de onderliggende bewijsstukken zou verzamelen en dat het verzoekschrift vervolgens, na accordering door klager, zou worden ingediend.
4.2 De echtscheidingsbeschikking werd -in verband met een ingesteld hoger beroep- eerst op 11 juni 2003 ingeschreven in de registers van de Burgerlijke stand. Verweerder heeft zich namens klager op juridische gronden vergeefs verzet tegen (de geldigheid van) de inschrijving.
4.3 In de periode daarna heeft verweerder in totaal negen concepten van een verzoekschrift tot wijziging van de kinderalimentatie vervaardigd, die telkens weer door klager van commentaar en nadere bewijsstukken werden voorzien. Zo groeide het aanvankelijke concept van 18 pagina’s tot het uiteindelijk door klager geaccordeerde concept van maart 2006 met een omvang van 42 pagina’s en 97 producties..
4.4 In maart 2006 heeft verweerder het verzoekschrift (via een procureur) ingediend. Na een verzoek van klager om nog nadere producties aan het ingediende verzoek toe te voegen, hebben de wegen van klager en verweerder zich gescheiden en heeft een andere advocaat de procedure voor klager voortgezet.
5. De beoordeling
5.1 Verweerder voert één (algemene) grief aan, gericht tegen de gegrond verklaring van de klacht en de oplegging van de maatregel van enkele waarschuwing. In de toelichting spitst de grief zich toe op de overweging van de raad dat verweerder veel eerder dan 22 augustus 2005 had moeten waarschuwen voor de gevolgen van het niet spoedig indienen van een verzoekschrift tot verlaging van de kinderalimentatie nu niet is komen vast te staan dat verweerder dat al ruim vóór die datum had gedaan, op welke grond de raad, aldus verweerder, de klacht ten onrechte gegrond heeft verklaard.
5.2 De grief slaagt. Verweerder heeft klager immers al eerder dan 22 augustus 2005, te weten bij brief van 27 januari 2004 gewaarschuwd voor de gevolgen van een (te) late indiening van het verzoekschrift door klager in deze brief te berichten: “Ik wijs u er wel op dat in principe de verlaging kan ingaan vanaf datum indiening verzoekschrift verlaging.”
5.3 Zoals klager in zijn antwoordmemorie terecht opmerkt, is de raad echter niet specifiek op de door de raad geformuleerde klacht (zie boven) ingegaan. Zoals blijkt uit de door klager bij de mondelinge behandeling voor het hof gegeven toelichting gaat het er klager met name om dat verweerder heeft nagelaten tijdig een wijziging van de voorlopige voorzieningen te vragen, waardoor hij enorme financiële schade heeft geleden, terwijl verweerder met een simpel verzoekschrift wijziging van de voorlopige voorzieningen had kunnen vragen en de benodigde financiële stukken later had kunnen indienen. Verweerder had moeten weten, aldus klager, dat het volgens het bepaalde in de artikelen 824, lid 2 Rv. en 826 Rv. na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking (11 juni 2003) niet meer mogelijk was wijziging van de bij voorlopige voorziening vastgestelde kinderalimentatie te vragen.
5.4 Naar het oordeel van het hof is de opvatting van klager over hetgeen is bepaald in de hiervoor genoemde artikelen onjuist. Daarin valt niet te lezen dat een verzoek tot wijziging uisluitend voor toewijzing vatbaar is indien ingediend vóór inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de Burgerlijke Stand. Wijziging van een bij voorlopige voorziening vastgestelde kinderalimentatie kan ook na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking worden gevraagd. (Zie hiervoor: Echtscheidingsprocesrecht, tweede druk, 2007, pag. 63, van de hand van mr.H. en de daar genoemde jurisprudentie).
Het ter zake aan verweerder gerichte verwijt berust daarom op een ondeugdelijke grondslag.
5.5 Omtrent het verwijt aan verweerder dat hij niet meteen begin 2003 een “simpel” wijzigingsverzoek heeft ingediend, gevolgd door het later indienen van de benodigde financiële stukken overweegt het hof als volgt.
Het in overleg met klager gevoerde beleid om eerst bewijsstukken te verzamelen en dan pas over te gaan tot indiening van het verzoek kan, mede gelet op de (uiteindelijke) omvang van het verzoekschrift en het zeer grote aantal producties, niet als een kennelijk onjuist beleid worden beschouwd en is derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
5.6 De vertragingen die zich na de inschrijvingsdatum van de echtscheidingsbeschikking hebben voorgedaan kunnen, als zij al tot onderwerp van de klacht moeten worden gerekend, met name worden verklaard door de vele concepten die tussen verweerder en klager zijn gewisseld; de vertragingen zijn mede niet tuchtrechtelijk verwijtbaar nu verweerder in die periode tot twee maal toe klager schriftelijk heeft gewaarschuwd voor de (mogelijke) gevolgen ervan.
5.7 Op bovenstaande gronden dient de bestreden beslissing van de raad te worden vernietigd en zal de klacht alsnog ongegrond worden verklaard.
6. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden van 21 november 2008 en verklaart de klacht alsnog ongegrond.