ECLI:NL:TADRSHE:2025:43 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-026/DB/ZWB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2025:43 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-03-2025 |
Datum publicatie: | 24-03-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-026/DB/ZWB |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat: verweerder de gedragsregels 1, 2, 6, 8, 14, 16, 20, 24 en 29 en de kernwaarde (financiële) integriteit heeft geschonden, in strijd met de waarheid heeft verklaard dat S. bereid was om rechtshulp te verlenen , het oogmerk heeft gehad om zichzelf en / of S. wederrechtelijk te bevoordelen, laakbaar heeft gehandeld, heeft getreiterd, de rechtshulp heeft getraineerd en bullenbakgedrag heeft vertoond, procedures maandenlang op zijn beloop heeft gelaten en juridisch werk op klager heeft afgeschoven, discriminerend gedrag heeft vertoond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 24 maart 2025
in de zaak 25-026/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van 13 januari 2025 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken), van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 18 en van het nagekomen e-mailbericht met bijlagen van klager van 26 januari 2025.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is verzekerd voor de kosten van rechtsbijstand bij CB, onderdeel van AS N.V., die het verlenen van rechtsbijstand heeft uitbesteed aan S. Sinds 2018 heeft klager meer dan zeventien keer een beroep gedaan op de rechtsbijstandsverzekering. Klager heeft diverse geschillen met en klachten over (medewerkers) van S., in welk verband meerdere gerechtelijke procedures hebben plaatsgevonden.
1.2 Bestuursrechtelijke kwestie
In juli 2023 heeft klager aan S. verzocht om hem bij te staan in een bestuursrechtelijke kwestie. De zaak is in behandeling genomen door mr. V. Klager heeft klachten ingediend over mr. V, waarna de behandeling van de zaak is overgedragen aan mr. S. Mr. S heeft aan klager een negatief procesadvies uitgebracht. Klager heeft zich hierover bij S. beklaagd en een beroep gedaan op de geschillenregeling. De klacht is in behandeling genomen door mr. L, in diens hoedanigheid van klachtenfunctionaris. Mr. L heeft klager bericht dat hij vanwege het ontbreken van de medewerking van klager niets anders kon dan het archiveren van het dossier.
1.3 Op 30 april 2024 heeft klager S. in kort geding gedagvaard en nakoming van de verzekeringsovereenkomst gevorderd. Verweerder, advocaat in loondienst van S. , is in deze procedure opgetreden als advocaat van S.. Bij vonnis van 27 mei 2024 heeft de rechtbank de vorderingen van klager afgewezen omdat deze naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende begrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd waren.
1.4 Bij e-mail van 31 mei 2024 heeft verweerder klager als volgt bericht:
“[S.] wil een ultieme poging doen om te beoordelen of zij u nog rechtsbijstand kan verlenen. In dat kader vraag ik u om mij kort en bondig schriftelijk of per e-mail uiteen te zetten wat de stand van zaken is in het geschil/de procedure(s) die u tegen de gemeente aanhangig hebt gemaakt. Verder vraag ik u om kort en bondig uiteen te zetten waarom u het niet eens bent met de bestemmingsplanwijzigingen. Daarbij vraag ik u niet om uiteen te zetten welke procedure-eisen de gemeente niet zou hebben nagekomen, maar wat uw persoonlijk belang is dat met zich brengt dat er geen bestemmingsplanwijziging zou moeten komen.
Ik wijs u erop dat de bij de dagvaarding in kort geding overgelegde processtukken in de procedure tegen de gemeente volledig “zwart” en daarmee onleesbaar waren. [S.] kan daaruit de stand van zaken dus niet afleiden.”
1.5 Bij e-mail van 14 juni 2024 heeft klager aan verweerder medegedeeld dat hij naleving van de verzekeringsovereenkomst wenst, dat hij het niet eens is met de pro-activiteit die van hem wordt verlangd, dat er werk op hem wordt afgeschoven en dat er geen rekening wordt gehouden met zijn handicap. Klager heeft wederom een beroep gedaan op de geschillenregeling en heeft tevens een klacht ingediend over verweerder.
1.6 Bij e-mail van 21 juni 2024 heeft verweerder klager als volgt bericht:
“In mijn e-mail van 31 mei 2024 stelde ik u de vraag of u mij kort en bondig schriftelijk of per e-mail uiteen wilde zetten wat de stand van zaken is in het geschil/de procedure(s) die u tegen de gemeente aanhangig hebt gemaakt. Verder vroeg ik u om kort en bondig uiteen te zetten waarom u het niet eens bent met de bestemmingsplanwijzigingen. Daarbij heb ik uitdrukkelijk aangegeven niet te vragen om uiteen te zetten welke procedure-eisen de gemeente niet zou hebben nagekomen, maar wat uw persoonlijke belang is dat met zich brengt dat er geen bestemmingsplanwijziging zou moeten komen.
In uw e-mail aan mij van 14 juni 2024 vraagt u van alles, maar geeft u geen antwoord op de door mij gestelde vragen. Ik verzoek u dat alsnog te doen.”
1.7 Op 23 juni 2024 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.
1.8 Op 5 juli 2024 heeft verweerder namens S. gereageerd op een door klager aan S. verzonden ingebrekestelling. Verweerder was op 5 juli 2024 met vakantie.
1.9 Letselschadekwestie
Op 6 augustus 2023 is klager betrokken geweest bij een handgemeen in een supermarkt. Klager heeft S. verzocht om hem bij te staan in een met dit handgemeen samenhangende letselschedezaak. Op 19 oktober 2023 heeft S. dit geweigerd omdat klager volgens S. onvoldoende informatie had verstrekt. Ook in deze zaak heeft klager een beroep gedaan op de geschillenregeling. Klager heeft S. gedagvaard. In de gerechtelijke procedure werd klager bijgestaan door mr. P, advocaat. S. werd bijgestaan door verweerder. Bij vonnis van 30 augustus 2024 heeft de rechtbank de vorderingen van klager afgewezen.
1.10 Bij e-mail van 4 september 2024 heeft verweerder klager gevraagd om een begroting van de schade te overleggen.
2. KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
1. Verweerder heeft de gedragsregels 1, 2, 6, 8, 14, 16, 20, 24 en 29 geschonden;
2. Verweerder heeft de kernwaarde (financiële) integriteit geschonden;
3. Verweerder heeft in strijd met de waarheid verklaard dat S. bereid was om rechtshulp te verlenen;
4. Verweerder heeft het oogmerk gehad om zichzelf en / of S. wederrechtelijk te bevoordelen;
5. Verweerder heeft laakbaar gehandeld, getreiterd, de rechtshulp getraineerd en bullenbakgedrag vertoond;
6. Verweerder heeft procedures maandenlang op zijn beloop gelaten en juridisch werk op klager afgeschoven;
7. Verweerder heeft discriminerend gedrag vertoond.
3. VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4. BEOORDELING
4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 De voorzitter overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat zijdens klager sprake is van veel onvrede over de wijze waarop door (de medewerkers van) van S. is gereageerd op klagers verzoeken om rechtsbijstand. Verweerder is echter niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor het optreden van (medewerkers van) S., maar enkel voor zijn eigen optreden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerder S. (onder meer) heeft bijgestaan in een tweetal gerechtelijke procedures tussen klager en S. en dat hij met klager en klagers advocaat heeft gecorrespondeerd. Het was daarbij de taak van verweerder om in het kader van de behartiging van de belangen van S. de standpunten van S. te verwoorden en naar voren te brengen, hetgeen verweerder ook heeft gedaan. Het stond verweerder vrij om namens S. op de door klager verzonden ingebrekestelling te reageren, ook al was dit tijdens verweerders vakantie. Dat verweerder in het kader van de behartiging van de belangen van S. de standpunten van S. naar voren heeft gebracht betekent niet dat verweerder het oogmerk had om zichzelf en / of S.wederrechtelijk te bevoordelen. Indien en voor zover klager het met de door verweerder naar voren gebrachte standpunten niet eens was of deze naar de mening van klager feitelijke onjuistheden bevatten, konden hij en zijn advocaat daarop in de civiele procedure reageren. Naar het oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat door de wijze waarop verweerder de belangen van S. heeft behartigd klagers belangen onnodig of onevenredig zijn geschaad. Evenmin is gebleken dat verweerder door de wijze waarop hij S. heeft bijgestaan de gedragsregels 1, 2, 6, 8, 14, 16, 20, 24 en 29 en de kernwaarde (financiële) integriteit heeft geschonden.
4.3 Klager verwijt verweerder dat hij ten onrechte aan de rechter heeft voorgehouden dat S. bereid was om rechtsbijstand te verlenen. Verweerder heeft dit uitdrukkelijk betwist. Verweerder heeft namens S. gesteld dat S. bereid was om aan klager de rechtshulp te verlenen waarvoor klager verzekerd was, aldus verweerder. Nu uit de overgelegde stukken blijkt dat (medewerkers van) S. aan klager hebben voorgehouden dat zij niet over voldoende informatie beschikten om te beoordelen of klagers rechtsvraag onder de verzekeringsvoorwaarden viel, heeft verweerder naar het oordeel van de voorzitter geen onwaarheid gesproken door namens S. de stelling te poneren dat S. bereid was om aan klager de rechtshulp te verlenen waarvoor klager verzekerd was. Dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon kennen of de rechter onjuist heeft geïnformeerd is naar het oordeel van de voorzitter niet gebleken.
4.4 Verweerder heeft de verwijten van klager, dat verweerder laakbaar heeft gehandeld, heeft getreiterd, de rechtshulp heeft getraineerd, bullenbakgedrag heeft vertoond en procedures maandenlang op zijn beloop heeft gelaten, uitdrukkelijk weersproken. Naar het oordeel van de voorzetter heeft klager deze verwijten onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. De feitelijke grondslag van deze onderdelen van de klacht ontbreekt.
4.5 Klager verwijt verweerder tot slot dat hij juridisch werk op klager heeft afgeschoven en discriminerend gedrag heeft vertoond. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerder klager heeft gevraagd om de benodigde informatie aan hem te verstrekken. Dit stond hem vrij en maakt niet dat juridisch werk op klager wordt afgeschoven, noch dat sprake is van discriminatie. Dat verweerder klager anderszins heeft gediscrimineerd blijkt evenmin uit de overgelegde stukken.
4.6 De voorzitter komt tot de slotsom dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. De voorzitter zal de klacht op grond van het voorgaande in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 24 maart 2025