ECLI:NL:TADRSHE:2024:50 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-049/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2024:50
Datum uitspraak: 29-03-2024
Datum publicatie: 02-04-2024
Zaaknummer(s): 24-049/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor zover de klacht is ingediend door klaagster sub 1 is deze kennelijk niet-ontvankelijk, omdat niet is gebleken dat zij door het optreden van verweerster in haar belangen is of kan worden geschaad. Voor zover de klacht is ingediend door klaagster sub 2, is de klacht kennelijk ongegrond, omdat niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 29 maart 2024

in de zaak 24-049/DB/ZWB


naar aanleiding van de klacht van:

klaagsters

gemachtigde: de heer V


over:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch heeft kennisgenomen van de e-mail van 18 januari 2024 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken), door de raad ontvangen op 18 januari 2024 met kenmerk K22-091, van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 35 en van de nagekomen e-mails van de gemachtigde van klaagsters d.d. 18 en 19 januari 2024.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

  1. 1 Geschil met VvE

Klaagster sub 2 is sinds 1995 eigenaar van een appartementsrecht. Uit dien hoofde is klaagster sub 2 van rechtswege lid van de VvE K. Verweerster behartigt de belangen van VvE K en VvE Beheer. VvE Beheer voert de administratieve en beheerstaken uit voor VvE K. Tussen klaagster sub 2 en de cliënten van verweerster is al jarenlang sprake van een geschil in het kader waarvan diverse brieven zijn gestuurd en diverse gerechtelijke procedures zijn gevoerd.

1.2 Bij onherroepelijk vonnis van 4 maart 2004 heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld dat de leden van VvE K dienen bij te dragen in de gezamenlijke schulden, kosten en lasten in de verhouding waarin de eigenaren in de gemeenschap zijn gerechtigd. Klaagster sub 2 heeft de te betalen bijdrage vanaf eind 2016 onbetaald gelaten.

1.3 VvE K heeft klaagster sub 2 op 1 juni 2018 gedagvaard ter incasso van de bijdragen in de gezamenlijke schulden en kosten van de VvE. In deze procedure werd de VvE K bijgestaan door verweerster. Bij vonnis van 14 februari 2019 heeft de rechtbank Den Haag de vorderingen van de VvE toegewezen en de reconventionele vordering van klaagster sub 2 afgewezen. Klaagster sub 2 heeft, bijgestaan door een advocaat, hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Ook in de appelprocedure werd de VvE K bijgestaan door verweerster. Bij arrest van 8 juni 2021 heeft het Gerechtshof Den Haag het vonnis van 14 februari 2019 bekrachtigd. Het Hof heeft onder meer geoordeeld: “De stelling van [klaagster], voor zover het hof deze begrijpt, dat er geen rechtsgeldige VvE is opgericht, wordt dan ook verworpen.”

1.4 Klaagster sub 2, bijgestaan door een advocaat, heeft op 8 december 2021 herroeping van het arrest van 8 juni 2021 gevorderd wegens (1) het achterhouden door de VvE van stukken van beslissende aard, (2) bedrog door de VvE en (3) stukken, waarvan de valsheid door de VvE is erkend en waarop het arrest berust. Ook in deze herroepingsprocedure werd de VvE K bijgestaan door verweerster. Bij arrest van 8 augustus 2023 heeft het Gerechtshof Den Haag de vordering tot herroeping afgewezen.

1.5 Klachtprocedures

Op 2 februari 2020 heeft klaagster sub 2 tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken. De plaatsvervangend voorzitter van de raad heeft de klacht bij beslissing van 12 maart 2021 (kenmerk 20-854/DB/ZWB) in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Klaagster sub 2 heeft verzet ingesteld. Bij beslissing van de raad van 23 augustus 2021 (kenmerk 20-854/DB/ZWB) heeft de raad het verzet ongegrond verklaard.

1.6 Op 25 november 2022 heeft klaagster sub 2, tezamen met klaagster sub 1, opnieuw tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagsters verwijten verweerster het volgende:

“De klachten tegen [verweerster] betreffen handelen in strijd met dwingend recht en rangschikken onder (ambts)misdrijven. O.a. machtsmisbruik BW 3 art. 13, 302 t/m 305a alsmede misbruik maken van haar bijzondere privilege controle vrijstelling van Rv. Art. 80 3e lid. Dat valt volgens de president van de rechtbank Den Haag onder tuchtrecht. Daarnaast door [verweerster] gepleegde Impersonisatie 231b Sr, valsheid in geschrifte artikel 226, 227a, 227b Sr. In strijd handelen met diverse Rv. Bepalingen waaronder 21. 85 lid 1, 87 lid 6, 150 e.v. Handelsnaamfraude, in strijd handelen met Advocatenwet art. 10 en 10a lid 1 a t/m e, witwassen 420bis, misleiding, bedrog, afdreiging BW3 art. 44 e.v.”

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 Ontvankelijkheid

Voor zover de klacht is ingediend door klaagster sub 1, overweegt de voorzitter als volgt. Het klachtrecht is niet in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Omdat klaagsters niet hebben gesteld, noch onderbouwd en uit de overgelegde stukken ook niet is gebleken dat en op welke wijze klaagster sub 1 door het vermeend tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster in haar belangen is of kan worden geschaad, zal de voorzitter de klacht, voor zover deze is ingediend door klaagster sub 1, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

4.2 Beoordeling

Klaagster sub 2 kan wel in de klacht worden ontvangen. De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

4.3 De klacht is gebaseerd op de overtuiging van klaagster sub 2, dat de VvE die door verweerster wordt bijgestaan, niet rechtsgeldig is opgericht en dat dientengevolge alle handelingen en beslissingen van de VvE onrechtmatig zijn. Hieraan verbindt klaagster sub 2 de conclusie dat verweerster, door de VvE bij te staan, onrechtmatig handelt, dat zij de waarheid achterhoudt en dat zij zich schuldig maakt aan bedrog en valsheid in geschrifte.

4.4 De voorzitter overweegt als volgt. Tussen klaagster sub 2 en de cliënten van verweerster is sprake van een geschil van civielrechtelijke aard, in het kader waarvan reeds vele gerechtelijke procedures zijn gevoerd. Het is aan de civiele rechter, en niet aan de tuchtrechter, om te oordelen over de geschilpunten die partijen in het civielrechtelijke geschil verdeeld houden. Als gevolg van het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 8 augustus 2023, waarbij de vordering tot herroeping is afgewezen, is het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 8 juni 2021 in stand gebleven. In dat arrest heeft het Gerechtshof Den Haag de stelling van klaagster sub 2, dat geen rechtsgeldige VvE is opgericht, verworpen. Naar het oordeel van de voorzitter verwijt klaagster sub 2 verweerster dan ook ten onrechte dat zij voor een onbevoegde partij heeft opgetreden. De voorzitter heeft in de overgelegde stukken geen enkel aanknopingspunt kunnen vinden voor de juistheid van de tuchtrechtelijke verwijten van klaagster sub 2. Naar het oordeel van de voorzitter blijkt uit de overgelegde stukken niet dat verweerster de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid, heeft overschreden. De klacht, voor zover deze is ingediend door klaagster sub 2, is derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

  • de klacht, voor zover deze is ingediend door klaagster sub 1, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk;
  • de klacht, voor zover deze is ingediend door klaagster sub 2, ontvankelijk en met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 29 maart 2024