ECLI:NL:TADRSHE:2024:4 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-157/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2024:4
Datum uitspraak: 09-01-2024
Datum publicatie: 09-01-2024
Zaaknummer(s): 23-157/DB/ZWB
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
Beslissingen: Overige (tussen)beslissingen
Inhoudsindicatie: Herstelbeslissing.

Herstelbeslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 9 januari 2023

in de zaak 23-157/DB/ZWB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 28 april 2023 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

Met betrekking tot de beslissing van de raad van 8 januari 2024 op bovengenoemde klacht heeft de raad, na bericht hierover van het Bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, geconstateerd dat:

  • onder 5.1 de zin staat:

“Klaagster heeft tijdens de zitting van de raad van discipline in het ressort Den Haag op 14 oktober 2019 bij de behandeling van het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter van 27 maart 2019 op de klacht van klaagster van 22 maart 2018 (wederom) tegen beter weten aperte onjuistheden en een onjuiste voorstelling van zaken voor waar gedebiteerd en daarbij de ware feiten verloochend.”

  • en dat onder 6.1 de zin staat:

“Verweerster maakt misbruik van het klachtrecht, omdat zij zonder goede grondslag in essentie steeds klaagt over hetzelfde feitencomplex.”

De raad is van oordeel dat hier sprake is van kennelijke fouten die zich lenen voor eenvoudig herstel.

Het herstel van deze omissie heeft geen gevolgen voor de inhoud van de beslissing van de raad van 8 januari 2024. De raad is dan ook van oordeel dat het herstel ambtshalve kan plaatsvinden, zodat aan hoor en wederhoor niet wordt toegekomen.

BESLISSING

De raad van discipline:

  • herstelt voornoemde beslissing van 8 januari 2024 in die zin dat:

-           onder 5.1 de zin:

“Klaagster heeft tijdens de zitting van de raad van discipline in het ressort Den Haag op 14 oktober 2019 bij de behandeling van het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter van 27 maart 2019 op de klacht van klaagster van 22 maart 2018 (wederom) tegen beter weten aperte onjuistheden en een onjuiste voorstelling van zaken voor waar gedebiteerd en daarbij de ware feiten verloochend.”

wordt vervangen door de volgende zin:

“Verweerster heeft tijdens de zitting van de raad van discipline in het ressort Den Haag op 14 oktober 2019 bij de behandeling van het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter van 27 maart 2019 op de klacht van klaagster van 22 maart 2018 (wederom) tegen beter weten aperte onjuistheden en een onjuiste voorstelling van zaken voor waar gedebiteerd en daarbij de ware feiten verloochend.”

-           onder 6.1 de zin:

“Verweerster maakt misbruik van het klachtrecht, omdat zij zonder goede grondslag in essentie steeds klaagt over hetzelfde feitencomplex.”

wordt vervangen door de volgende zin:

“Klaagster maakt misbruik van het klachtrecht, omdat zij zonder goede grondslag in essentie steeds klaagt over hetzelfde feitencomplex.”

  • bepaalt dat genoemde beslissing van 8 januari 2024 voor het overige in stand blijft.

Aldus beslist door mr. V.E.J. Noelmans, voorzitter, mrs. A.A.M. Schutte, M.M.C. van de Ven, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2024.

Griffier                                                                            Voorzitter

Verzonden op: 9 januari 2024