ECLI:NL:TADRSHE:2024:150 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-340/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2024:150
Datum uitspraak: 04-11-2024
Datum publicatie: 04-11-2024
Zaaknummer(s): 24-340/DB/LI
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over verweerder in hoedanigheid van executeur. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder zich niet gemengd in een bij de Geschillencommissie Advocatuur aanhangig declaratiegeschil tussen klaagsters kantoor en een voormalige cliënte van klaagster. Niet gebleken dat verweerder in zijn hoedanigheid van executeur het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 4 november 2024

in de zaak 24-340/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 30 januari 2024 heeft klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”).

1.2 Op 8 mei 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24-035 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 23 september 2024. Verschenen zijn klaagster en verweerder.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en de nagekomen e-mail met bijlagen van klaagster d.d. 16 mei 2024.

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Klaagsters advocatenkantoor heeft gedurende drieënhalf jaar rechtsbijstand verleend aan mevrouw SL in een erfrechtelijk geschil dat betrekking had op de verdeling van de nalatenschap van de grootmoeder van mevrouw SL.

2.3 Verweerder is benoemd tot executeur van de nalatenschap.

2.4 Mevrouw SL heeft een declaratie van klaagsters kantoor onbetaald gelaten. Klaagsters kantoor heeft jegens mevrouw SL een incassoprocedure bij de Geschillencommissie Advocatuur, hierna: “Geschillencommissie”, aanhangig gemaakt.

2.5 Mevrouw SL heeft in de procedure bij de Geschillencommissie verweer gevoerd en heeft in dat verband een brief van verweerder van 11 januari 2024 overgelegd, luidend als volgt:

“Van mevrouw [SL] nam ik kennis van het geschil ingediend door [klaagster] van [advocatenkantoor] en haar reactie daarop. Als executeur bevestig ik hierbij de juistheid van hetgeen zij schrijft over de problematiek in de nalatenschap van wijlen mevrouw [K], de oma van [mevrouw SL] over het ontslag uit de hoofdelijkheid. Wat zij zegt over de declaratie kan ik verder niet beoordelen. Daar sta ik buiten.”

2.6 De Geschillencommissie heeft de vordering van klaagsters kantoor toegewezen.

2.7 Op 30 januari 2024 heeft klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:

Verweerder heeft zich onterecht en ongeoorloofd, in zijn hoedanigheid van executeur, gemengd in een bij de Geschillencommissie aanhangig declaratiegeschil tussen klaagsters kantoor en een voormalige cliënte van klaagster.

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5. BEOORDELING

5.1 Toetsingskader

De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van executeur. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals die van executeur, geldt het advocatentuchtrecht slechts met de hierna te formuleren beperking. Indien een advocaat zich bij de vervulling van een andere taak dan die van advocaat zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten dat (ook) in strijd is met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan die advocaat dan een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. De raad zal het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van executeur aan de hand van deze maatstaf toetsen.

5.2 Beoordeling

Klaagster verwijt verweerder dat hij zich in zijn hoedanigheid van executeur heeft gemengd in een bij de Geschillencommissie aanhangige procedure. De klacht heeft betrekking op de brief van verweerder van 11 januari 2024. De raad is van oordeel dat verweerder zich met die brief niet heeft gemengd in de procedure bij de Geschillencommissie. In de brief heeft verweerder enkel de juistheid bevestigd van de stellingen van mevrouw SL over de status van de nalatenschap, meer in het bijzonder over de problematiek rondom het ontslag uit de hoofdelijkheid. Verweerder heeft zich niet uitgelaten over de gegrondheid van de vordering van klaagsters kantoor. Verweerder heeft juist expliciet in de brief gesteld Wat zij zegt over de declaratie kan ik verder niet beoordelen. Daar sta ik buiten”. Dat klaagster dan wel haar kantoor door de inhoud van verweerders brief is benadeeld, is niet gebleken. De Geschillencommissie heeft de vordering van klaagsters kantoor immers toegewezen.

5.3 De raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. H.C. Struijk, A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier, en uitgesproken op 4 november 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 4 november 2024