ECLI:NL:TADRSHE:2024:130 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-416/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2024:130
Datum uitspraak: 30-09-2024
Datum publicatie: 03-10-2024
Zaaknummer(s): 24-416/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht van advocaat tegen advocaat. Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregel 25. Gegrond. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 30 september 2024

in de zaak 24-416/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 27 november 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: “de deken”).

1.2 Op 5 juni 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23-082 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 19 augustus 2024. Klager is verschenen. Verweerder is niet verschenen.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Klager staat als advocaat de heer Z bij in een geschil met mevrouw B, die wordt bijgestaan door verweerder.

2.3 Bij vonnis van de rechtbank van 1 december 2021 is mevrouw B veroordeeld tot het betalen van een geldsom aan de heer Z. Bij arrest van 14 november 2023 is het vonnis bekrachtigd. Mevrouw B is vergeefs in de gelegenheid gesteld om aan het arrest te voldoen. Klager heeft verweerder bericht dat zijn cliënt voornemens was om over te gaan tot executie van het arrest. Op dat moment was tussen mevrouw B en de heer Z een procedure aanhangig bij de rechtbank Rotterdam. In deze procedure lag een door mevrouw B jegens de heer Z ingestelde vordering ter beoordeling voor.

2.4 Op 24 november 2023 om 19.45 uur heeft verweerder aan de heer Z een e-mail gestuurd met de volgende tekst:

“Geachte heer,

De laatste dagen bent U doende met het executeren van een vonnis en/of arrest met betrekking tot de door U gestelde geldlening. Door dezen stel ik U aansprakelijk voor alle schade die mijn cliënte heeft geleden en zal lijden als gevolg van onrechtmatige executie. In de eerste plaats zijn het genoemde vonnis en het arrest nog niet onherroepelijk zodat executie geheel voor Uw risico komt. In de tweede plaats dient U, voor het geval U de executie door wilt zeggen, te kiezen voor de minst belastende wijze. Concreet wil dat zeggen dat U beslag kunt leggen op het appartement in [H] en niet op de woning in [R]. In de derde plaats beroept mijn cliënte zich op verrekening van wat zij (let wel: eventueel) aan U verschuldigd zou zijn met haar tegenvordering op U waarover de procedure bij de Rechtbank in Rotterdam aanhangig is. Alle rechten jegens U worden door mijn cliënte voorbehouden. Kopie dezes zend ik aan Uw advocaat.”

2.5 Op 24 november 2023 om 19.47 uur heeft verweerder aan klager een afschrift van de e-mail aan de heer Z gestuurd.

2.6 Op 27 november 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregel 25.

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5. BEOORDELING

5.1 Toetsingskader

Gedragsregel 25 bepaalt dat de advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Deze regel geldt onverminderd wanneer de bedoelde partij zich tot de advocaat wendt (lid 1). In afwijking van het bepaalde in lid 1 mag de advocaat die een aanzegging met rechtsgevolg doet, dat rechtstreeks aan een partij doen, mits met gelijktijdige verzending van een afschrift aan diens advocaat en op voorwaarde dat de mededeling aan een partij beperkt blijft tot deze aanzegging met rechtsgevolg. Indien de advocaat het beoogde rechtsgevolg ook kan bereiken door zijn brief alleen aan de advocaat van een partij te zenden, geldt voormelde uitzondering niet (lid 2).

5.2 Aanzegging met rechtsgevolg als bedoeld in lid 2?

Klager verwijt verweerder dat hij in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 25 door de heer H schriftelijk rechtstreeks te benaderen, terwijl hij wist dat de heer H werd bijgestaan door klager. Verweerder heeft naar voren gebracht dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, omdat sprake is van een in gedragsregel 25 lid 2 bedoelde aanzegging met rechtsgevolg dat enkel kon worden bereikt door een schriftelijke mededeling aan de heer Z. De gewraakte e-mail bevat namelijk een “stuiting van de verjaring” en een “verrekenverklaring”, aldus verweerder. De raad is van oordeel dat dit verweer moet worden gepasseerd. De tegenvordering van mevrouw B was onderwerp van een op het moment van verzending van de gewraakte e-mail aanhangige procedure bij de rechtbank Rotterdam. Van een aflopende verjaringstermijn was derhalve geen sprake en de tegenvordering van mevrouw B was nog niet in rechte vastgesteld. Verweerder kon het beoogde rechtsgevolg ook bereiken door zijn e-mail alleen aan klager te zenden. Bovendien heeft verweerder zich in de e-mail aan de heer Z niet beperkt tot een aanzegging met rechtsgevolg. Aan de in gedragsregel 25 lid 2 genoemde voorwaarden is kortom niet voldaan, zodat het verweerder niet vrijstond om de heer Z rechtstreeks aan te schrijven. Door dit wel te doen heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht is derhalve gegrond.

6. MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft in strijd met gedragsregel 25 gehandeld. De raad acht in dezen een waarschuwing een passende maatregel.

7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart,moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder op een waarschuwing;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. V.E.J. Noelmans, voorzitter en mrs. M. Callemeijn en A.J.C. Perdaems, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken op 30 september 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 30 september 2024