ECLI:NL:TADRSHE:2024:110 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-497/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2024:110
Datum uitspraak: 01-08-2024
Datum publicatie: 06-08-2024
Zaaknummer(s): 24-497/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder nam de zaak waar voor zijn collega die op vakantie was. Verweerder heeft in zijn e-mail de gevoelens van cliënten verwoord en heeft zich daarbij niet onnodig grievend uitgelaten. Vervolgens mocht verweerder een sommatie opnemen om te voldoen aan de wens van de cliënten om verdere schade te voorkomen. Verweerder was niet gehouden om op dat moment tot een minnelijke schikking te komen. Hij nam de zaak slechts waar en heeft in een spoedeisende situatie gehandeld om de belangen van zijn cliënten te waarborgen. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 1 augustus 2024
in de zaak 24-497/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
gemachtigde: [naam]

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 1 juli 2024 met kenmerk K24-012, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1 tot en met 15.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klaagster heeft een geschil met haar buren over de erfgrens. Een kantoorgenoot van verweerder staat de buren bij. Verweerder heeft de zaak tijdens de zomervakantie van zijn collega in 2023 waargenomen.

1.2 Op 2 juni 2023 schreef verweerder aan de advocaat van klaagster:
“Tijdens de afwezigheid van mijn kantoorgenoot [naam] ontving ik van onze clienten, de heer en mevrouw [naam], het alarmerende bericht dat uw cliente inmiddels de zaag in de schutting tussen de percelen van partijen heeft gezet. Dat is gebeurd tijdens de vakantie afwezigheid van onze clienten. Hun dochter [naam], die wel thuis is, zag dat uw cliente deze verwoestende actie ondernam en zij heeft in paniek haar ouders gebeld. Clienten hebben nu maar besloten om hals over kop van vakantie naar huis terug te keren.
Ik hoef u hopelijk niet uit te leggen dat eigen richting in Nederland verboden is en ik verzoek u dan ook per direct uw cliente tot de orde te roepen en om te bewerkstelligen dat aan dit onrechtmatig handelen van uw cliente per direct een einde wordt gemaakt.
Het behoeft geen betoog dat ik uw cliente namens clienten volledig aansprakelijk houd voor alle schade die het gevolg is van haar onrechtmatig handelen.”

1.3 Op 22 december 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.

a) Verweerster is niet uit geweest op een oplossing of minnelijke schikking, maar zorgde voor een hoop ruis en stemming door de woorden “alarmerende berichten”, “zaag in de schutting”, “verwoestende actie”, “dochter in paniek” en “hals over kop terugkeren”. Dat is onnodig en niet constructief.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

Toetsingskader

4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Beoordeling

4.2 De voorzitter stelt vast dat verweerder als waarnemer één e-mail heeft gestuurd aan de advocaat van de wederpartij, ter voorkoming dat de schutting omgezaagd zou worden. Daarin heeft verweerder de aan hem toekomende vrijheid niet overschreden. Hij mocht aan de advocaat van klaagster overbrengen hoe het voorval op (de dochter van) zijn cliënten overkwam. De cliënten (van zijn, op vakantie zijnde kantoorgenoot) hebben hem kennelijk verteld dat hun dochter hen in paniek heeft opgebeld met de mededeling dat klaagster doende was om met een zaag schade aan de schutting toe te brengen. Bij de cliënten gingen vervolgens de alarmbellen af en maakte dat zij de zaakwaarnemer van hun advocaat hebben gevraagd om onmiddellijk actie te ondernemen ter voorkoming van verdere schade. Verweerder heeft de gevoelens van cliënten verwoord en zich daarbij niet onnodig grievend uitgelaten. Vervolgens heeft verweerder in eigen bewoordingen een sommatie in de brief opgenomen teneinde te voldoen aan de wens van de cliënten om verdere schade te voorkomen. Verweerder was daarbij niet gehouden om op dat moment tot een minnelijke schikking te komen. Hij nam de zaak slechts waar en heeft in een spoedeisende situatie gehandeld om de belangen van zijn cliënten te waarborgen.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.


Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2024.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 1 augustus 2024