ECLI:NL:TADRSHE:2024:1 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-998/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2024:1
Datum uitspraak: 08-01-2024
Datum publicatie: 08-01-2024
Zaaknummer(s): 22-998/DB/OB
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Klager heeft verzet ingesteld tegen een beslissing van de raad. In de onderwerpregel van klagers brief is vermeld: “Verzet in zaak 22-998/DB/OB volgens artikel 46h lid 1”. In dit bericht deelt klager mede verzet in te stellen tegen de beslissing van de raad, voor zover (althans zo begrijpt de raad klagers brief) de raad de klachtonderdelen 1 en 2 niet-ontvankelijk heeft verklaard.        In artikel 46h Advocatenwet is bepaald dat tegen een beslissing van de voorzitter op grond van artikel 46g Advocatenwet verzet kan worden ingesteld. De beslissing d.d. 26 juni 2023 is echter geen beslissing van de voorzitter, maar een beslissing van de raad, waarin de raad met toepassing van artikel 46g Advocatenwet de klachtonderdelen 1 en 2 niet-ontvankelijk heeft verklaard. In artikel 56 Advocatenwet is bepaald dat tegen beslissingen van de raad hoger beroep kan worden ingesteld bij het Hof van Discipline. Tegen beslissingen van de raad kan geen verzet worden ingesteld. Tegen de beslissing van de raad van 26 juni 2023 staat het rechtsmiddel van verzet niet open. Verzet niet-ontvankelijk.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch
van 8 januari 2024

in de zaak 22-998/DB/OB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de raad van discipline van 26 juni 2023 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 16 maart 2022 heeft klager een klacht tegen verweerder voorgelegd aan de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline. De plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) bij beslissing d.d. 13 april 2022 (kenmerk 220087) voor onderzoek en behandeling van de klacht tegen verweerder aangewezen.

1.2 Op 21 december 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|22|056K van de deken ontvangen. De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 15 mei 2023.

1.3 Bij beslissing van 26 juni 2023 heeft de raad de klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.

1.4 Op 26 juli 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de raad. In de onderwerpregel van klagers brief is vermeld: “Verzet in zaak 22-998/DB/OB volgens artikel 46h lid 1”. In dit bericht deelt klager mede verzet in te stellen tegen de beslissing van de raad, voor zover (althans zo begrijpt de raad klagers brief) de raad de klachtonderdelen 1 en 2 niet-ontvankelijk heeft verklaard.

1.5 De griffier heeft klager bij brief d.d. 27 juli 2023 bericht dat tegen een beslissing van de raad geen verzet kan worden ingesteld. De griffier heeft voorts aan klager medegedeeld dat tegen een beslissing van de raad hoger beroep kan worden ingesteld bij het Hof van Discipline en dat klager dat ook heeft gedaan. Klager heeft het verzet gehandhaafd.

1.6 Partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzet tijdens de zitting van de raad op 20 november 2023. In de oproepingsbrief is vermeld dat ter zitting enkel de ontvankelijkheid van het verzet aan de orde zal worden gesteld. Verschenen is klager. Verweerder is, als aangekondigd, niet verschenen.

1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de raad, van de stukken waarop de beslissing van de raad is gebaseerd, van het verzetschrift en van de spreekaantekeningen van 21 september 2023 van klager.

2 BEOORDELING ONTVANKELIJKHEID VERZET

2.1 Op 26 juli 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de raad. In de onderwerpregel van klagers brief is vermeld: “Verzet in zaak 22-998/DB/OB volgens artikel 46h lid 1”. In dit bericht deelt klager mede verzet in te stellen tegen de beslissing van de raad, voor zover (althans zo begrijpt de raad klagers brief) de raad de klachtonderdelen 1 en 2 niet-ontvankelijk heeft verklaard.

2.2  In artikel 46h Advocatenwet is bepaald dat tegen een beslissing van de voorzitter op grond van artikel 46g Advocatenwet verzet kan worden ingesteld. De beslissing d.d. 26 juni 2023 is echter geen beslissing van de voorzitter, maar een beslissing van de raad, waarin de raad met toepassing van artikel 46g Advocatenwet de klachtonderdelen 1 en 2 niet-ontvankelijk heeft verklaard. In artikel 56 Advocatenwet is bepaald dat tegen beslissingen van de raad hoger beroep kan worden ingesteld bij het Hof van Discipline. Tegen beslissingen van de raad kan geen verzet worden ingesteld.

2.3  Uit het voorgaande volgt dat tegen de beslissing van de raad van 26 juni 2023 het rechtsmiddel van verzet niet openstaat. De raad zal het verzet daarom niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. V.E.J. Noelmans, voorzitter, mrs. A.A.M. Schutte, M.M.C. van de Ven, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2024.

Griffier                                                           Voorzitter

Verzonden op: 8 januari 2024