ECLI:NL:TADRSHE:2023:97 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-044/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2023:97
Datum uitspraak: 14-08-2023
Datum publicatie: 16-08-2023
Zaaknummer(s): 23-044/DB/LI
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Voor zover de klacht ziet op het optreden van verweerder in de procedure tussen klagers echtgenote en de cliënten van verweerder en op verweerders betrokkenheid bij de invordering van de proceskosten kan klager daarin niet worden ontvangen vanwege het ontbreken van een eigen belang. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door in privé aangifte te doen tegen klager. Klager heeft de ernstige verwijten aan het adres van verweerder onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 14 augustus 2023

in de zaak 23-044/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

gemachtigde

mr. B.D.W. Martens, advocaat te ‘s-Gravenhage

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Middels klachtformulieren van 30 juni en 6 juli 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 18 januari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22-064 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 juni 2023. Daarbij waren klager en verweerder, bijgestaan door mr. M, aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de bijlagen 1 tot en met 10, het nagekomen e-mailbericht van klager d.d. 2 februari 2023 en van hetgeen overigens ter zitting is verhandeld.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Verweerder heeft de heer en mevrouw S bijgestaan in een civiele procedure tegen mevrouw M, klagers echtgenote. Klager was in die procedure geen partij.

2.3 Klager is bijgestaan door mr. R, die klager bij e-mail van 8 mei 2020 heeft bericht dat zij zich genoodzaakt zag om de behandeling van de zaak neer te leggen, omdat zij door verschillende personen was benaderd dat bij voortzetting van de bijstand aan klager een klacht tegen haar zou worden ingediend.

2.3 Verweerder heeft op 2 september en 9 oktober 2021 aangifte tegen klager gedaan bij de politie. Verweerder is in de strafzaak tegen klager bijgestaan door mr. P, advocaat. Verweerder heeft ter onderbouwing van de aangifte tegen klager aan de politie de correspondentie tussen klager en verweerder overgelegd. Mr. P heeft in de strafzaak tegen klager op 14 april 2022 namens verweerder bij het Openbaar Ministerie een vordering benadeelde partij ten bedrage van € 1.089,00 ingediend. Klager is opgeroepen voor de strafzitting van 7 juli 2022.

2.4 Klagers echtgenote, mevrouw M, heeft bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Deze klachtzaak was bij de deken bekend onder kenmerk K20-070.

2.5 Klager heeft reeds eerder bij de deken klachten ingediend over verweerder. Deze klachtzaken waren bij de deken bekend onder kenmerken K21-082 en K21-090. Bij e-mail van 28 september 2021 heeft klager verweerder verzocht om een bedrag van € 6.000,-- aan hem te voldoen, waarna klager de klacht zou intrekken. Verweerder heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven. Nadat verweerder de gegevens van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar aan klager had verstrekt heeft klager in het dossier met kenmerk K21-090 op 21 oktober 2021 aan de deken medegedeeld dat de klacht werd ingetrokken.

2.6 Middels klachtformulieren van 30 juni en 6 juli 2022 heeft klager bij de deken wederom een klacht ingediend over verweerder, de onderhavige.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

1. Verweerder heeft voortgezet onrechtmatig, crimineel en schadeveroorzakend gehandeld;

2. Verweerder heeft een valse aangifte ingediend;

3. Verweerder heeft zich een proceskostenveroordeling toegeëigend en de ontvangst stelselmatig ontkend.

4. Verweerder heeft onrechtmatig schadevergoeding gevorderd;

5. Verweerder heeft onwaarheden verkondigd bij de deken;

6. Verweerder heeft een advocaat geïntimideerd waarna deze zijn opdracht tot dienstverlening heeft beëindigd;

7. Verweerder heeft een klachtaangifte wegens stalking ingediend door e-mailcorrespondentie uit een eerdere klachtzaak te overleggen;

8. Verweerder heeft vertrouwelijke stukken doorgespeeld aan derden en mr. C;

9. Verweerder heeft laster verkondigd;

10. Verweerder heeft derden aangezet tot het doen van klachtaangiften om een bewuste beschadigingscampagne te voeren;

11. Verweerder heeft valse aangifte gedaan waarbij de brigadier en BOA medewerker op onjuiste wijze zijn geïnformeerd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Optreden verweerder in procedure tegen echtgenote van klager en invordering proceskosten

Voor zover de klacht ziet op het optreden van verweerder in de procedure tussen klagers echtgenote en de cliënten van verweerder en op verweerders betrokkenheid bij de invordering van de proceskosten overweegt de raad als volgt.

5.2 Het klachtrecht is niet in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

5.3 Naar het oordeel van de raad is uit de overgelegde stukken en hetgeen partijen ter zitting naar voren hebben gebracht niet gebleken dat klager door het door hem gestelde handelen van verweerder in de procedure tussen klagers echtgenote en de cliënten van verweerder en/of in de op die procedure volgende executie rechtstreeks in zijn eigen belang is getroffen. De raad zal de klacht, voor zover deze ziet op het optreden van verweerder in de procedure tussen klagers echtgenote en de cliënten van verweerder en op verweerders betrokkenheid bij de invordering van de proceskosten daarom niet-ontvankelijk verklaren.

5.4 Aangifte

Voor zover de klacht ziet op de aangifte die verweerder bij de politie heeft gedaan tegen klager overweegt de raad als volgt. Het staat een ieder, die van mening is dat sprake is van een gepleegd strafbaar feit, vrij om daarvan aangifte te doen bij de politie. In de onderhavige zaak heeft verweerder in privé aangifte gedaan bij de politie en dit stond hem vrij. Het is niet aan de tuchtrechter om te beoordelen of de aangifte al dan niet terecht is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen zijdens verweerder is geen sprake. De raad oordeelt dat de klacht in zoverre ongegrond is

5.5 Overige klachten

De raad stelt vast dat klager een veelheid aan ernstige beschuldigingen aan het adres van verweerder heeft gedaan. De raad overweegt dat het aan de klager is om een tuchtklacht voldoende feitelijk en concreet te omschrijven en te onderbouwen, zodat de tuchtrechter de feiten die de klager aan de klacht ten grondslag legt kan vaststellen en beoordelen. De raad stelt vast dat klager de ernstige verwijten, waaronder de verwijten dat verweerder zich heeft schuldig gemaakt aan het doen van valse aangifte, laster en intimidatie, niet met concrete feiten en omstandigheden heeft toegelicht en onderbouwd en dat enig (begin van) bewijs van de juistheid van klagers verwijten ontbreekt. Ter zake de door klager overgelegde e-mail van mevrouw R d.d. 8 mei 2020 overweegt de raad dat verweerder weliswaar heeft erkend dat hij contact met haar heeft gehad, maar dat hij tevens heeft gesteld dat hij een goede verstandhouding met haar had en haar niet onder druk heeft gezet. Dat verweerder zich zou hebben schuldig gemaakt aan intimidatie blijkt geenszins uit de overgelegde e-mail en overigens ook niet uit de overige overgelegde stukken. De raad is van oordeel dat klager de ernstige verwijten aan het adres van verweerder onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. In zoverre is de klacht ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

  • verklaart de klacht, voor zover deze ziet op het optreden van verweerder in de procedure tussen klagers echtgenote en de cliënten van verweerder en op verweerders betrokkenheid bij de invordering van de proceskosten, niet-ontvankelijk;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. W. A.A.J. Fick-Nolet, A.J.C. Perdaems, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2023.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 14 augustus 2023