ECLI:NL:TADRSHE:2023:96 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-170/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2023:96
Datum uitspraak: 14-08-2023
Datum publicatie: 16-08-2023
Zaaknummer(s): 23-170/DB/OB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Klaagster is met de door verweerster geadviseerde strategie, om een regeling in der minne na te streven, akkoord gegaan. Dat verweerster klaagster heeft gedwongen tot het treffen van een regeling is geenszins gebleken. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het neerleggen van de zaak. Mede in het licht van het gemotiveerde verweer van verweerster, heeft klaagster onvoldoende concreet gesteld en onderbouwd op welke punten verweerster steken heeft laten vallen. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 14 augustus 2023

in de zaak 23-170/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

gemachtigde: mr. L. Dufour, advocaat te Amsterdam

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 14 april 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 1 maart 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|22|057K van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 juni 2023. Verschenen zijn verweerster, bijgestaan door mr. D. Klaagster is, als aangekondigd, niet verschenen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier, bestaande uit de als 1 tot en met 13 op de inventarislijst aangeduide stukken, en de volgende nagekomen stukken:

- De e-mail van klaagster d.d. 4 maart 2023;

- De e-mail van klaagster d.d. 4 april 2023.

- De e-mail van klaagster d.d. 8 april 2023;

- De e-mail van klaagster d.d. 11 april 2023.

- De e-mail van klaagster d.d. 3 mei 2023;

- De e-mail van klaagster d.d. 16 mei 2023.

- De e-mail van klaagster d.d. 26 mei 2023;

- De e-mail van klaagster d.d. 30 mei 2023;

- De e-mail met bijlagen van klaagster d.d. 1 juni 2023.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Begin 2021 hebben klaagster en haar toenmalige echtgenoot, hierna: “de man”, in het kader van hun voorgenomen echtscheiding onder begeleiding van een derde een echtscheidingsconvenant opgesteld. Omdat zij op een aantal punten verschil van mening bleven houden, heeft klaagster zich in oktober 2021 gewend tot verweerster met het verzoek haar bij te staan in haar echtscheidingszaak. Op 11 oktober 2021 heeft verweerster de opdracht aan klaagster bevestigd. In de opdrachtbevestiging is vastgelegd dat verweerster, conform hetgeen was besproken, op betalende basis voor klaagster zou optreden en geen toevoeging zou aanvragen vanwege de aanzienlijke overwaarde in de woning. De man werd bijgestaan door mr. S, advocaat, die op 10 november 2021 namens de man een echtscheidingsverzoek heeft ingediend.

2.3 Verweerster en mr. S hebben onderhandeld over de voorwaarden waaronder de gevolgen van de echtscheiding konden worden geregeld. Bij e-mails van 18 en 21 februari 2022 heeft verweerster klaagster geadviseerd om met het door mr. S geformuleerde voorstel in te stemmen en heeft zij haar ontraden om in de procedure verweer te voeren. Verweerster heeft een kort verweerschrift in concept aan klaagster gestuurd, waarna het verweerschrift op 25 februari 2022 bij de rechtbank is ingediend.

2.4 Nadat tussen partijen in hoofdlijnen overeenstemming was bereikt, heeft klaagster er op 27 februari 2022 schriftelijk mee ingestemd, dat mr. S het concept echtscheidingsconvenant zou opstellen. Bij e-mail van 8 maart 2022 heeft mr. S het concept echtscheidingsconvenant aan verweerster toegestuurd. Bij e-mail van eveneens 8 maart 2022 heeft verweerster de e-mail van mr. S, waarbij gevoegd het concept echtscheidingsconvenant, aan klaagster doorgestuurd met – onder meer – de volgende mededeling:

“(…) Bijgaand de mail die ik van de wederpartij ontving. Goed nieuws dus dat [de man] wederom akkoord gaat met jouw wensen. In mijn ogen heeft de wederpartij de afspraken zo duidelijk mogelijk en in leesbare taal opgenomen. Wel heb ik nog een paar punten. Bijgaand daarom een conceptmail voor de wederpartij. (…)”

2.5 Bij e-mail van 8 maart 2022 heeft klaagster aan verweerster kenbaar gemaakt dat zij niet akkoord was met het convenant en dat zij een hoger bedrag, te weten een bedrag van € 17.500,--, van de man wilde eisen. Bij e-mail van eveneens 8 maart 2022 heeft verweerster samengevat aan klaagster kenbaar gemaakt dat, als klaagster aan die aanvullende eis zou vasthouden, verweerster niet langer voor haar zou kunnen optreden, omdat er reeds overeenstemming was bereikt. Verweerster heeft klaagster voorgehouden welke opties er waren en aan klaagster gevraagd voor welke optie zij wilde kiezen. Bij e-mail van 15 maart 2022 heeft verweerster klaagster nogmaals gevraagd voor welke optie zij zou willen kiezen.

2.6 Bij e-mail van 16 maart 2022 heeft klaagster aan verweerster medegedeeld dat zij niet akkoord was en volledig verweer wilde voeren in de procedure. Bij e-mail d.d. 17 maart 2022 heeft verweerster klaagster (onder meer) als volgt bericht:

“(…) Ik geef alleen aan dat ik in dat geval niet voor jou een uitgebreid verweer ga voeren, aangezien ik achter mijn woord sta, Ik heb namens jou al aan de wederpartij bevestigd dat er een akkoord is. Als je nu toch niet akkoord bent, zul je een andere advocaat moeten zoeken die jou hierin zal bijstaan. Wij blijken immers niet op één lijn te kunnen komen. In dat geval ben ik verplicht mijn werkzaamheden voor je neer te leggen. Daarom dus ook mijn drie keuzes die ik aan je heb voorgelegd. Ik begrijp dat je aangeeft voor verweer te kiezen. Graag verneem ik welke advocaat voor jou verweer zal gaan voeren, zodat ik deze het dossier kan overdragen en de factuur voor mijn werkzaamheden voor jou zal opmaken.(…)”

2.7 Verweerster heeft op 17 maart 2022 telefonisch overleg gepleegd met het Bureau van de Orde.

2.8 Bij e-mail van 28 maart 2022 heeft verweerster aan klaagster medegedeeld dat zij zich zojuist als advocaat had onttrokken. Tevens heeft verweerster haar advies herhaald om zo spoedig mogelijk een andere advocaat in te schakelen.

2.9 Bij e-mails d.d. 28 maart en bij brief d.d. 8 april 2022 heeft klaagster verweerster aansprakelijk gesteld.

2.10 Op 1 april 2022 heeft verweerster een concept declaratie aan klaagster toegestuurd.

2.11 Op 14 april 2022 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2.12 Eind april 2022 heeft verweerster het dossier overgedragen aan de opvolgend advocaat.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:

Verweerster heeft klaagsters belangen niet naar behoren behartigd.

3.2 Toelichting:

Ter toelichting op de klacht heeft klaagster het volgende naar voren gebracht:

1. Verweerster heeft klaagsters verweerpunten – door klaagster aan verweerster kenbaar gemaakt in haar e-mail van 23 februari 2022 – genegeerd, evenals andere door klaagster aangedragen feiten en bewijzen;

2. Verweerster heeft klaagsters intenties, handelingen en beweegredenen, haar onderbouwde beslissingen in twijfel getrokken en geprobeerd te veranderen door klaagster hierbij te manipuleren en druk uit te oefenen;

3. Verweerster heeft gelogen over de reden van de datum van 28 maart 2022 voor verweer;

4. Verweerster heeft klaagster niet vanuit een onpartijdige positie begeleid;

5. Verweerster heeft telefonisch tegenstrijdige informatie gegeven ter zake van haar e-mailberichten;

6. Verweerster heeft klaagster op kosten gejaagd door mediation af te dwingen in plaats van klaagsters spaargeld terug te eisen op grond van de geldende huwelijkse voorwaarden;

7. Verweerster wenste de aansprakelijkstelling niet naar de advocaat van de wederpartij te sturen, maar adviseerde klaagster om daarvoor een andere advocaat in de arm te nemen;

8. Verweerster reageerde niet op klaagsters verzoek de “huisverkoop-betaalconstructie-afspraak”, aan klaagster toe te sturen en heeft geen toevoeging voor klaagster aangevraagd;

9. Verweerster heeft klaagsters mentale uitputting, dyslexie en stress met betrekking tot klaagsters oude tablet structureel genegeerd;

10. Verweerster heeft klaagsters dossier bij de Politie en Veilig Thuis totaal genegeerd;

11. Verweerster heeft klaagsters beeld- en spraakopnames met betrekking tot geestelijke mishandeling totaal genegeerd;

12. Verweerster heeft klaagster drie opties gegeven om uit te kiezen, maar heeft niet de optie benoemd om samen met klaagster verweer te voeren;

13. Verweerster heeft klaagster in de steek gelaten, middenin het samen ingezette, gekozen traject van verweer.

14. Verweerster gaf klaagster structureel het gevoel dat zij loog, overdreef en trok klaagsters oprechte intenties en karakter in twijfel, in plaats van 100% partijdig aan klaagsters kant te staan;

15. Verweerster heeft klaagster maandenlang onder druk gezet om de zwartgelddeal met betrekking tot de huisverkoop te accepteren, zodat het convenant afgehandeld kon worden;

16. Verweerster heeft totaal niet gereageerd op het emotioneel en financieel misbruik door klaagsters ex-echtgenoot;

17. Verweerster heeft klaagster meerdere malen onder druk gezet om risico’s te dragen, die wettelijk op 50/50 basis voor klaagster en haar ex-echtgenoot golden.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klaagster. Gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de genoemde klachtonderdelen hierna aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.2 Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat klaagster en verweerster uitvoerig met elkaar hebben gesproken en gecorrespondeerd over de te voeren strategie. Verweerster heeft klaagster geadviseerd om de gevolgen van de echtscheiding in der minne te regelen omdat naar verweersters oordeel klaagsters belangen daarmee het best waren gediend. Verweersters advies is ook in overeenstemming met gedragsregel 5, waarin is bepaald dat de advocaat voor ogen dient te houden dat een regeling in der minne veelal de voorkeur verdient boven een proces. Klaagster is met de door verweerster geadviseerde strategie akkoord gegaan. Verweerster heeft berichten aan de wederpartij en het (kort) verweerschrift ook steeds in concept ter goedkeuring aan klaagster toegestuurd en klaagster heeft die steeds geaccordeerd. Klaagster was kortom akkoord met de wijze waarop verweerster de zaak heeft aangepakt. Dat verweerster klaagster heeft gedwongen tot het treffen van een regeling is geenszins gebleken.

5.3 Nadat tussen partijen in hoofdlijnen overeenstemming was bereikt, heeft klaagster er op 27 februari 2022 schriftelijk mee ingestemd, dat mr. S het concept echtscheidingsconvenant zou opstellen. Toen mr. S het concept echtscheidingsconvenant aan verweerster had toegestuurd wilde klaagster terugkomen op de gemaakte afspraken en alsnog verweer voeren. Verweerster heeft daarop aan klaagster voorgehouden dat, als klaagster de wens om alsnog verweer te voeren zou handhaven, verweerster gelet op de met de (advocaat van de) wederpartij gemaakte afspraken niet langer voor haar kon optreden. De raad overweegt dat gedragsregel 14 lid 2 in dit verband bepaalt dat, indien tussen de advocaat en zijn cliënt verschil van mening bestaat over de wijze waarop de opdracht moet worden uitgevoerd en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, de advocaat zich dient terug te trekken. Omdat klaagster de wens om alsnog verweer te voeren heeft gehandhaafd, heeft verweerster geconstateerd dat zij niet langer voor klaagster kon optreden. De raad is van oordeel dat verweerster hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerster heeft bij het neerleggen van de opdracht zorgvuldig gehandeld. Klaagsters verwijt dat verweerster haar in de steek heeft gelaten is naar het oordeel van de raad dan ook ongegrond.

5.4 De raad is op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat klaagster, mede in het licht van het gemotiveerde verweer van verweerster, onvoldoende concreet heeft gesteld en onderbouwd op welke punten verweerster steken heeft laten vallen. Naar het oordeel van de raad getuigt de bijstand zoals geschetst, niet van een kwaliteit van dienstverlening die onder de maat blijft van wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. De klacht is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. W. A.A.J. Fick-Nolet, A.J.C. Perdaems, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2023.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 14 augustus 2023