ECLI:NL:TADRSHE:2023:7 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-988/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2023:7
Datum uitspraak: 24-01-2023
Datum publicatie: 25-01-2023
Zaaknummer(s): 22-988/DB/OB
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Advocaat in hoedanigheid van klachtenfunctionaris. Verweerster heeft hoor en wederhoor toegepast en vervolgens haar bevindingen weergegeven. Verweerster is in haar brief van 15 juni 2021 uitvoerig ingegaan op de klacht van klager, op al hetgeen door klager tijdens het gesprek met verweerster ter toelichting op de klacht naar voren is gebracht en op het verweer van mr X. Advocaat heeft vertrouwen in de advocatuur niet geschaad.Hoewel het, zoals de advocaat in haar verweer ook stelt, wellicht verstandiger was geweest om klager ook naar de vFas door te verwijzen, was de keuze van de advocaat om klager enkel naar de deken te verwijzen, gelet op de omstandigheden van de zaak, niet onbegrijpelijk. Het stond klager bovendien vrij om zich ook tot de vFas te wenden, wat hij ook heeft gedaan. Klager is door het handelen van verweerster niet in zijn belangen geschaad.Klacht gedeeltelijk kennelijk ongegrond en gedeeltelijk kennelijk van onvoldoende gewicht.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 24 januari 2023

in de zaak 22-988/DB/OB


naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 19 december 2022 met kenmerk 48/22/009K, door de raad per e-mail ontvangen op 19 december 2022, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Een kantoorgenote van verweerster, verder te noemen mr. X, heeft klager en zijn ex-partner als advocaat-mediator bijgestaan. Klager heeft met gebruikmaking van de interne klachtenregeling bij het kantoor van verweerster een klacht ingediend over het optreden van mr X.

1.2 Verweerster heeft de klacht in behandeling genomen. Op 4 mei 2021 heeft een gesprek tussen klager en verweerster plaatsgevonden. Verweerster heeft bij brief van 15 juni 2021 samengevat weergegeven wat tijdens dit gesprek aan de orde is gekomen, de reactie van mr. X samengevat weergegeven en vervolgens een beslissing op de klacht geformuleerd. Verweerster kwam tot de conclusie dat enkele onderdelen van de klacht van klager (gedeeltelijk) gegrond waren. Voorzover de klacht gegrond werd geoordeeld is de factuur aan klager gecrediteerd.

1.3 Verweerster heeft zich per 31 december 2022 laten uitschrijven van het tableau voor advocaten.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

Verweerster heeft in haar hoedanigheid van klachtenfunctionaris:

a) zich een oordeel gevormd op basis van het feit dat mr. X zich zaken niet of anders herinnert;

b) geen moeite gedaan om verder onderzoek te doen naar de gang van zaken door bijvoorbeeld andere bij het mediationtraject betrokken personen te benaderen;

c) conclusies getrokken op basis van niet onderzochte aannames;

d) een onjuiste/onvolledige doorverwijzing gegeven indien klager zich niet kon vinden in de klachtbehandeling door het kantoor van mr X.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

Toetsingskader

4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster in haar hoedanigheid van klachtenfunctionaris. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals die van klachtenfunctionaris, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Het criterium waaraan het handelen van een advocaat die optreedt in een andere hoedanigheid wordt getoetst, is echter een beperkter criterium dan dat waaraan het handelen van een advocaat als zodanig wordt getoetst. Getoetst wordt slechts of de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur als beroepsgroep wordt geschaad.

Vertrouwen in de Advocatuur als beroepsgroep geschaad?

4.2 Op grond van de aan de raad overgelegde stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster in haar hoedanigheid van klachtenfunctionaris het vertrouwen in de Advocatuur als beroepsgroep heeft geschaad. De voorzitter zal dit hieronder uitleggen.

4.3 De klachtonderdelen a, b en c hebben betrekking op de wijze waarop de klacht door verweerster is behandeld en afgedaan. Verweerster heeft de klacht van klager over mr. X in hoedanigheid van klachtenfunctionaris met inachtneming van de kantoorklachtenregeling in behandeling genomen. Verweerster heeft hoor en wederhoor toegepast en vervolgens haar bevindingen weergegeven. Verweerster is in haar brief van 15 juni 2021 uitvoerig ingegaan op de klacht van klager, op al hetgeen door klager tijdens het gesprek met verweerster ter toelichting op de klacht naar voren is gebracht en op het verweer van mr X. Verweerster heeft vervolgens haar beslissing over de gegrondheid van de klacht gemotiveerd weergegeven. Klager kan zich klaarblijkelijk niet vinden in de bevindingen van verweerster, maar dit betekent niet dat verweerster haar taak als klachtenfunctionaris onvoldoende zorgvuldig heeft uitgeoefend, waardoor zij het vertrouwen in de advocatuur zou hebben geschaad.

4.4 De voorzitter komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat niet valt in te zien dat verweerster tuchtrechtelijk een verwijt valt te maken over de wijze waarop zij in haar hoedanigheid van klachtenfunctionaris de klacht van klager tegen mr. X heeft behandeld. De voorzitter zal de klachtonderdelen a, b en c daarom kennelijk ongegrond verklaren. 

Onjuiste/onvolledige doorverwijzing

4.5 Klager verwijt verweerster dat zij klager, indien hij zich niet kon vinden in de afhandeling van de klacht, ten onrechte enkel heeft doorverwezen naar de deken en niet ook naar de vFas. Verweerster heeft in haar verweer te kennen gegeven dat zij, gelet op een mogelijke discussie vanwege het ontbreken van een mediationovereenkomst bij de vFas, heeft gekozen voor een doorverwijzing naar de deken.

4.6 Hoewel het, zoals verweerster in haar verweer ook stelt, wellicht verstandiger was geweest om klager ook naar de vFas door te verwijzen, was de keuze van verweerster onder voormelde omstandigheden niet onbegrijpelijk. Het stond klager bovendien vrij om zich ook tot de vFas te wenden, wat hij ook heeft gedaan. Klager is door het handelen van verweerster derhalve niet in zijn belangen geschaad. De voorzitter acht klachtonderdeel d daarom kennelijk van onvoldoende gewicht.

4.7 Op grond van al het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in de onderdelen a, b en c kennelijk ongegrond en onderdeel d kennelijk van onvoldoende gewicht verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

met toepassing van artikel 46j Advocatenwet de onderdelen a, b en c van de klacht kennelijk ongegrond en klachtonderdeel d kennelijk van onvoldoende gewicht.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2023.

Griffier                                                                        Voorzitter

Verzonden op: 24 januari 2023