ECLI:NL:TADRSHE:2023:6 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-461/DB/OB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2023:6 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-01-2023 |
Datum publicatie: | 17-01-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-461/DB/OB |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet. Klacht tegen advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond. |
Beslissing
van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 16 januari 2023
in de zaak 22-461/DB/OB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 11 juli 2022 op de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 1 november 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 7 juni 2022 heeft de raad het dossier met kenmerk 8|21|145K van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 11 juli 2022 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Op 5 augustus 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzet tijdens de zitting van de raad op 28 november 2022. Verschenen zijn klager, vergezeld van mevrouw B, en verweerster.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de beslissing van de voorzitter is gebaseerd, van het verzetschrift, van de door klager ter zitting overgelegde pleitnotitie en hetgeen overigens ter zitting is verhandeld.
2 FEITEN en KLACHT
Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
3 VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
1. De voorzitter heeft onterecht belangrijke elementen van de klacht niet benoemd, de beslissing schetst een te eenvoudig beeld van de gebeurtenissen en de motivering van de conclusies ontbreekt (deels), aangezien:
- verweerster vanaf juli 2019 doorgaat met declareren terwijl het incassotraject vanaf juli 2019 ‘on hold’ is gezet, zodat die uren dus wel aan het traject bij Kifid besteed moeten zijn;
- verweerster uren declareert in een traject dat geen voordeel voor WUB heeft opgeleverd en ook niet kon opleveren;
- verweerster 12,8 uur rekent voor het schrijven van een overbodige e-mail aan de L Bank;
- verweerster onnodig de term ‘onregelmatigheden’ gebruikt in haar e-mail aan de L Bank, waarmee verweerster moedwillig schade heeft toegebracht aan de onderhandelingspositie van klager in het meer dan tien jaar durende traject met de L Bank over de schadevergoeding wegens overkreditering door de L Bank.
2. De beoordeling van de voorzitter laat buiten beschouwing hoe de algemene regels in de klacht gewogen zijn, waarbij geldt dat verweerster schade heeft aangericht door een forse nota te sturen en de L Bank verkeerd voor te lichten, terwijl het voordeel van WUB van een executietraject nihil was en het executietraject niet heeft plaatsgevonden.
3. De voorzitter heeft niet onderkend dat verweerster de plicht had WUB erop te wijzen dat de voorgenomen executieveiling niets zou opleveren en klager schade zou toebrengen, waarbij komt dat verweerster zich niet kritiekloos kan verschuilen achter de onbegrijpelijke of dubieuze (niet gemotiveerde) uitspraak van Kifid.
4. De voorzitter heeft niet gemotiveerd waarom 12,8 uur voor een e-mail en (mogelijk) een sommatiebrief aan klager een redelijke tijdsbesteding is.
5. Onduidelijk is waarom volgens de voorzitter blijkbaar wel, alleen niet rauwelijks, is overgegaan tot executiemaatregelen.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is op grond van het verzetschrift van oordeel dat de verzetgronden van klager niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot en A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 16 januari 2023