ECLI:NL:TADRSHE:2023:36 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-935/DB/ZWB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2023:36 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-03-2023 |
Datum publicatie: | 14-03-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-935/DB/ZWB |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Advocaat heeft aan de rechtbank mededelingen over de inhoud van schikkingsonderhandeling gedaan. Advocaat heeft ter zitting erkend dat er geen sprake was van een onvoorwaardelijk aanbod, zoals bedoeld in de toelichting op gedragsregel 27, en dat hij gedragsregel 27 heeft overtreden. De raad volstaat , gelet op het ter zitting getoonde inzicht in het tuchtrechtelijk verwijtbaar karakter van zijn handelen en de toezegging dat hij in de toekomst met inachtneming van gedragsregel 27 zal gaan handelen, met het opleggen van een waarschuwing.Klacht gegrond, waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 13 maart 2023
in de zaak 22-935/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 3 juni 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Breda (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 22 november 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22-040 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 30 januari 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.
2 FEITEN
2.1 De cliënt van klager heeft een geschil met zijn voormalige vennoten omtrent de verdeling van de gemeenschap van de VOF, die door de voormalige vennoten is voortgezet. De voormalige vennoten worden bijgestaan door verweerder. In de tussen partijen gevoerde procedure is een deskundige benoemd, die de VOF heeft gewaardeerd. Partijen is de gelegenheid geboden zich uit te laten in een conclusie na deskundigenbericht.
2.2 Verweerder schreef in zijn conclusie van antwoord na deskundigenbericht d.d. 18 mei 2022 onder meer het volgende:
“6 Proceskosten
6.1 Naar het oordeel van (cliënten van verweerder) zal geen van de door (cliënt van klager) aangevoerde bezwaren tegen het deskundigenbericht kunnen worden gehonoreerd en bedroeg de waarde van het Ondernemersdeel van (cliënt van klager) per 31 december 2019 € 25.487.
6.2 Per e-mail van 11 juni 2019 is namens (cliënten van verweerder) aan (cliënt van klager) een lumpsum van € 25.000 aangeboden tegen finale kwijting. (Client van klager) heeft dat aanbod van de hand gewezen. Per e-mail van 1 december 2020 is, in een laatste poging om wellicht nodeloze kosten te voorkomen door (cliënten van verweerder) aan (cliënt van klager) een lumpsum van € 35.000,- aangeboden tegen finale kwijting, welk aanbod op 7 december 2020 uitdrukkelijk van de hand is gewezen. (Client van klager) heeft kennelijk de voorkeur gegeven aan deze procedure.
6.3 Onder deze omstandigheden ligt het in de rede dat geconstateerd wordt dat door (cliënt klager) nodeloos kosten zijn veroorzaakt aan de zijde van (cliënten verweerder) en dat hij in die kosten wordt veroordeeld.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
Verweerder heeft, in zijn hoedanigheid als advocaat van de wederpartij, zonder toestemming van klager de inhoud van gevoerde schikkingsonderhandelingen gedeeld met de rechtbank (overtreding gedragsregels 26 en 27).
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht of een dekenbezwaar dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn (HvD 30 augustus 2019,ECLI:NL:TAHVD:2019:125).
5.2 Klager verwijst in zijn klacht naar gedragsregels 26 en 27. Gedragsregel 26 heeft betrekking op een beroep op vertrouwelijke mededelingen in rechte. Hiervan is in de zaak waarop de klacht betrekking heeft geen sprake. Ingevolge het bepaalde in gedragsregel 27 mag omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen niets worden meegedeeld aan de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen, zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij. Deze regel dient ertoe dat advocaten onderling vrijuit kunnen spreken om tot een oplossing van het geschil te kunnen komen. Uit de toelichting op gedragsregel 27 volgt dat de regel niet geldt in geval dat een partij onvoorwaardelijk aanbiedt te betalen wat zij erkent schuldig te zijn en dit aanbod handhaaft tijdens de procedure. Met een beroep daarop kan immers geen verkeerde indruk worden gewekt. Het is geboden dat hiervan melding mag worden gemaakt, omdat daardoor bijvoorbeeld ongerechtvaardigde veroordelingen in proceskosten kunnen worden voorkomen.
5.3 Verweerder heeft in zijn conclusie na deskundigenbericht d.d. 18 mei 2022 in randnummer 6.2 zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij, klager in deze klachtprocedure, mededelingen gedaan over de inhoud van de schikkingsonderhandelingen met de wederpartij. De raad volgt verweerder niet in zijn stelling dat het hem, gelet op de toelichting op gedragsregel 27, vrij stond in rechte melding te maken van het aanbod van zijn cliënt van 11 juni 2019 tot betaling van € 25.000,- en van 1 december 2020 tot betaling van € 35.000,-. Beide keren was het betreffende aanbod slechts een week geldig en was er dus geen sprake van een onvoorwaardelijk aanbod, zoals bedoeld in de toelichting op gedragsregel 27. Verweerder heeft ter zitting, in afwijking van zijn eerdere verweer, desgevraagd ook erkent dat er geen sprake was van een onvoorwaardelijk aanbod en dat door hem in strijd met gedragsregel 27 is gehandeld.
5.4 De klacht is gelet op het bovenstaande gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Omdat de klacht gegrond is zal de raad aan verweerder een maatregel opleggen. De raad houdt daarbij rekening met de omstandigheid dat verweerder ter zitting tot het inzicht is gekomen dat zijn handelen tuchtrechtelijk verwijtbaar is en zijn toezegging dat hij in de toekomst met inachtneming van gedragsregel 27 zal handelen. De raad volstaat daarom met oplegging van de maatregel waarschuwing.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel en E.J.M. Rosier, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 13 maart 2023