ECLI:NL:TADRSHE:2023:34 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-922/DB/OB/D
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2023:34 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-03-2023 |
Datum publicatie: | 14-03-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-922/DB/OB/D |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar. Advocaat voldoet niet aan de verplichtingen ex artikel 7.4 Voda. Advocaat heeft, ondanks herhaalde toezeggingen de in artikel 7.4 lid 2 Voda bedoelde gegevens publiek toegankelijk te maken en daartoe een website te lanceren, niets gedaan. Advocaat heeft ter zitting van de raad verklaard geen ambitie te hebben om met haar eenmanszaak een website te lanceren en te gebruiken. De raad rekent het de advocaat tuchtrechtelijk ernstig aan dat zij niet voldoet aan haar verplichtingen ex artikel 7.4. lid 2 Voda, daarin volhardt en dat zij de deken gedurende ruim anderhalf jaar aan het lijntje heeft gehouden, terwijl zij, naar ter zitting is gebleken, niet van plan is om aan het bepaalde in artikel 7.4 lid 2 Voda te gaan voldoen. Advocaat heeft haar stelling dat zij in de periode waarin zij toezeggingen aan de deken deed, met een collega met een gezamenlijke website bezig is geweest, onvoldoende aannemelijk gemaakt.Dekenbezwaar gegrond, schorsing 8 weken, waarvan 4 voorwaardelijk, proeftijd 2 jaren. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 13 maart 2023
in de zaak 22-922/DB/OB/D
naar aanleiding van het bezwaar van:
de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
deken
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 22 november 2022 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een bezwaar ingediend over verweerster. Op 22 november 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48/22/144K van de deken ontvangen.
1.2 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 30 januari 2023. Daarbij waren de deken, de adjunct-secretaris van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde klachtdossier en van de bijlagen 1 tot en met 11.
2 FEITEN
2.1 Op 22 maart 2021 is door twee leden van de raad van de orde bij verweerster een kantoorbezoek afgelegd. Van dit kantoorbezoek is een schriftelijk verslag gemaakt, welk verslag per e-mail van 5 mei 2021 aan verweerster is toegezonden. Tijdens het kantoorboek zijn negen actiepunten afgesproken welke voor 1 juni 2021 door verweerster zouden worden aangepast, waaronder het lanceren van een website.
2.2 Verweerster heeft per e-mail van 31 mei 2021 aan het bureau van de orde bericht de termijn van 1 juni 2021 niet te halen om de website in orde te hebben met daarop de aanbevolen vermeldingen. Zij schreef ernaar te streven een en ander zo goed mogelijk en zo spoedig mogelijk te doen. Verweerster is er per e-mails van 22 juli 2021, 23 februari en 8 juli 2022 op gewezen dat zij (nog steeds) niet voldeed aan de opvolging van de actiepunten uit het kantoorbezoek en daarmee aan de verlichtingen die voortvloeien uit artikel 7.4. Voda. Verweerster is telkens in de gelegenheid gesteld om de deken te berichten over de afwikkeling van de aanbevelingen en actiepunten.
2.3 Op 6 september 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen verweerster en de deken en een stafjurist van het bureau van de orde van advocaten. Aan verweerster is tot uiterlijk 15 oktober 2022 de gelegenheid geboden om aan haar verplichtingen te voldoen. De gemaakte afspraken zijn per e-mail van 8 september 2022 aan verweerster bevestigd. De stafjurist heeft op 4 oktober 2022 telefonisch hulp aangeboden bij het nalopen van de teksten voor de website. Verweerster schreef per e-mail van 15 oktober 2022 het volgende : “Mede naar aanleiding van ons telefoongesprek van 4 oktober jl. deel ik u mede, dat ik de stukken die openbaarmaking behoeven en door mij vooralsnog in een zgn. “platte website” zullen worden gepresenteerd, in de loop van de komende week ter controle vooraf aan u zal toesturen; vanwege de agenda kon ik dit niet eerder doen.” Verweerster schreef voorts per e-mail van 24 oktober 2022: “In vervolg op mijn onderstaande bericht aan u deel ik u mede dat ik er nog mee bezig ben; het komt eraan! Op 25 oktober 2022 is aan verweerster nog de gelegenheid geboden om uiterlijk op 28 oktober 2022 de website gereed te hebben.
2.4 Op 7 november 2022 is aan verweerster een dekenbezwaar in het vooruitzicht gesteld. Verweerster heeft geen website gelanceerd. De deken heeft op 22 november 2022 een bezwaar over verweerster bij de raad ingediend.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Verweerster heeft tevens gehandeld in strijd met één of meer van de in artikel 10a Advocatenwet genoemde kernwaarden, in ieder geval met de kernwaarde integriteit (art 10a lid1 sub d Advocatenwet). De deken verwijt verweerster het volgende:
a) verweerster voldoet niet aan haar verplichtingen uit de Voda, in het bijzonder de verplichtingen genoemd in artikel 7.4. lid 2 Voda;
b) verweerster is diverse toezeggingen aan de deken niet nagekomen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft ter zitting van de raad tegen het bezwaar verweer gevoerd. Verweerster heeft onder meer verklaard dat zij geen ambitie heeft om een website te hebben en dat zij daar ook niet mee bezig is. Verweerster heeft voorts verklaard dat er nog nooit bloed is gevloeid uit het gegeven dat zij de administratieve aangelegenheden zoals bedoeld in artikel 7.4 lid 2 Voda niet op een website heeft geplaatst, dat niemand hier last van heeft en dat een website geen enkele garantie biedt dat alles goed gaat.
5 BEOORDELING
5.1 Artikel 7.4 Voda heeft de functie om de (potentiële) cliënten van een advocaat en eventuele wederpartijen te informeren over de praktijk van de advocaat. In artikel 7.4 lid 2 Voda zijn aspecten opgenomen die de advocaat bekend moet maken. Uit de toelichting op artikel 7.4 lid 2 Voda volgt dat de advocaat aan die in dit artikel genoemde verplichting invulling kan geven door op zijn website de voorgeschreven informatie te verstrekken, dat de openbaarmaking bij voorkeur plaatsvindt op de website van het advocatenkantoor en dat de verplichting bedoeld is om de cliënt en de potentiële cliënt in staat te stellen een afweging te maken bij de keuze van de advocaat.
5.2 Als door verweerster ter mondelinge behandeling erkend staat vast dat verweerster in strijd met artikel 7.4 lid 2 Voda handelt, wat verweerster tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.
5.3 De regelgeving ex artikel 7.4 lid 2 Voda geldt voor iedere op het tableau voor advocaten ingeschreven advocaat en dus ook voor verweerster. Verweerster betwist niet dat tijdens het kantoorbezoek op 21 maart 2021 in gezamenlijk overleg is geconstateerd dat haar eenmanskantoor een website dient te hebben om daarmee aan de verplichting ex artikel 7.4 lid 2 Voda te kunnen voldoen, zoals in het verslag is vastgelegd.
5.4 De raad stelt vast dat, gelet op de verklaringen van verweerster ter zitting, verweerster niet alleen heeft nagelaten de regelgeving ex artikel 7.4 lid 2 Voda na te leven, maar dat zij ook geenszins van plan is om aan de, ook voor haar als advocaat geldende regelgeving zoals neergelegd in de Voda, te voldoen. De raad rekent verweerster deze opstelling ernstig aan. De omstandigheid dat verweerster een eenmanskantoor heeft en dat zij voornemens is in 2024 haar praktijk af te bouwen maakt dit niet anders. Uit de verklaringen van verweerster ter zitting volgt dat verweerster de noodzaak van de naleving van de uit de Voda voortvloeiende verplichtingen, in het bijzonder artikel 7.4 lid 2, niet inziet. Dit valt verweerster tuchtrechtelijk ernstig aan te rekenen. Het eerste onderdeel van het bezwaar is daarom gegrond.
5.5 Vast staat dat vanaf het kantoorbezoek op 22 maart 2021 steeds met verweerster overleg is gevoerd over de door verweerster te ondernemen actiepunten, waaronder het lanceren van een website. Aan verweerster is steeds uitstel verleend om aan haar verplichtingen te voldoen en door verweerster is bij herhaling verklaard dat de stukken die openbaarmaking behoefden door verweerster in een zogenaamde “platte website” zouden worden gepresenteerd. Op 24 oktober 2022 heeft verweerster zelfs geschreven dat de website eraan kwam. Verweerster heeft, ondanks al haar toezeggingen, geen aanvang genomen met het ontwikkelen van een website. Verweerster heeft evenmin naar alternatieven gezocht om te voldoen aan de verplichting van artikel 7.4 lid 2 Voda. Ook het tegen verweerster ingediende dekenbezwaar was voor verweerster geen reden om alsnog actie te ondernemen en een website te lanceren dan wel anderszins aan de verplichtingen ex artikel 7.4 lid 2 Voda te voldoen. Inmiddels heeft het kantoorbezoek bijna twee jaar geleden plaatsgevonden en heeft verweerster nog steeds geen enkele actie ondernomen. De raad rekent het verweerster ernstig aan dat zij de deken vanaf maart 2021 tot aan het moment waarop de deken in november 2022 zijn bezwaar bij de raad heeft ingediend, in de waan heeft gelaten dat zij de gemaakte afspraken zou nakomen, terwijl zij dit, zo maakt de raad uit de verklaringen van verweerster ter zitting op, nooit van plan is geweest. Dat, zoals verweerster ter zitting heeft verklaard, de gedachtegang van verweerster over een website is gewijzigd en dat zij gedurende enige tijd met een collega bezig is geweest om tot een gezamenlijke website te komen, is door verweerster onvoldoende aannemelijk gemaakt, zodat de raad hieraan voorbij gaat.
5.6 Het tweede onderdeel van het bezwaar is op grond van het bovenstaande eveneens gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 De raad rekent het verweerster ernstig aan dat zij welbewust niet voldoet aan de ingevolge artikel 7.4 lid 2 Voda voor een advocaat geldende verplichtingen en dat zij hierin volhardt. Daarnaast rekent de raad het verweerster ernstig aan dat zij de deken en daarmee de raad van de orde gedurende een lange periode, in ieder geval sinds 21 maart 2021, in de waan heeft gelaten dat zij zou voldoen aan de verplichting om de in artikel 7.4 lid 2 Voda vermelde gegevens op een website publiek te maken. Verweerster heeft hiermee gehandeld in strijd met de norm van artikel 46 Advocatenwet en met de kernwaarde integriteit ex artikel 10a lid 1 sub d Advocatenwet.
6.2 De raad is gelet op al het bovenstaande van oordeel dat een schorsing in de uitoefening van de praktijk op zijn plaats is. De raad zal, gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en ook vanwege het bestendig volharden daarin, een schorsing voor de duur van acht weken opleggen. Daarbij zal, als stok achter de deur, een deel van deze schorsing, namelijk vier weken, voorwaardelijk worden opgelegd met een proeftijd van twee jaren, aangezien de raad het niet aanvaardbaar acht dat verweerster haar praktijk de komende twee jaren, en gezien haar tegenstrijdige uitlatingen daarover ter zitting mogelijk nog langer, zal blijven uitoefenen zonder te voldoen aan de verplichtingen ex artikel 7.4 lid 2 Voda. De raad zal daarbij als bijzondere voorwaarde bepalen dat verweerster uiterlijk binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze uitspraak aan de deken heeft aangetoond dat zij voldoet aan de verplichtingen voortvloeiend uit de bepalingen in artikel 7.4 lid 2 Voda.
7 KOSTENVEROORDELING
7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.2 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar van de deken in beide onderdelen gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van acht weken op;
- bepaalt dat deze maatregel voor de duur van vier weken niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster een of meer van de navolgende bijzondere of algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerster uiterlijk binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze uitspraak aan de deken heeft aangetoond dat zij voldoet aan de verplichtingen voortvloeiend uit de bepalingen in artikel 7.4 lid 2 Voda;
- stelt als algemene voorwaarde dat verweerster zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaren, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt;
- bepaalt dat het onvoorwaardelijk gedeelte van de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:
- de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,
- verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat
- de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerster niet op het tableau staat ingeschreven;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2;
- bepaalt dat de in artikel 8a lid 3 Advocatenwet bedoelde termijn wordt verkort tot 5 jaar.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel en E.J.M. Rosier, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 13 maart 2023