ECLI:NL:TADRSHE:2023:15 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-642/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2023:15
Datum uitspraak: 30-01-2023
Datum publicatie: 31-01-2023
Zaaknummer(s): 22-642/DB/LI
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Advocaat heeft cliënt in een huurkwestie niet gewezen op de risico’s en kansen in een procedure, heeft zijn cliënt niet gewezen op de noodzaak van onderzoek naar en bewijs van gebreken aan zijn woning. Advocaat heeft cliënt niet gewezen op de risico’s van opschorting van huurbetaling, waaronder ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming. Gelet ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, de negatieve gevolgen daarvan voor de cliënt en de eerder aan verweerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen legt de raad de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van 1 week op.Klacht gegrond, voorwaardelijke schorsing van 1 week, proeftijd 2 jaar.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 30 januari 2022

in de zaak 22-642/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 4 en 17 januari 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 10 augustus 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22-002 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 december 2022. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 17. Ook heeft de raad kennisgenomen van de email van 16 augustus 2022 met bijlagen van klager.

2 FEITEN

2.1 Klager was verwikkeld in een huurgeschil met de verhuurder van zijn woning. Verweerder heeft per email van 2 januari 2020 aan klager bericht dat hij een toevoeging had aangevraagd om klager bij te staan in de door de verhuurder aanhangig gemaakte ontbindingsprocedure. Verweerder heeft namens klager verweer gevoerd en reconventionele vorderingen ingesteld. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden met een ontruimingstermijn van 14 dagen.

2.2 Op 22 maart 2021 heeft een bespreking tussen klager en verweerder plaatsgevonden. Verweerder heeft per email van 23 maart 2021 de appeldagvaarding aan klager toegezonden.

2.3 Verweerder heeft namens klager hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter. Verweerder heeft op 21 december 2021 een Memorie van Antwoord in Incidenteel Appel ingediend. De advocaat van de wederpartij heeft op 23 december 2021 bezwaar gemaakt tegen de omvang van de Memorie van Antwoord. Op 28 december 2021 is de Memorie van Antwoord geweigerd en is de zaak verwezen naar de rol van 11 januari 2022 voor het inkorten van de Memorie van Antwoord in Incidenteel Appel.

2.4 Klager heeft verweerder op 27 december 2021 telefonisch bericht dat hij voorafgaand aan zijn afspraak op het kantoor van verweerder op het parkeerterrein van het kantoor had geconstateerd dat zijn wederpartij het kantoor van verweerder verliet. Verweerder heeft tijdens dit telefoongesprek betwist de wederpartij van klager op 27 december 2021 op zijn kantoor te hebben ontvangen dan wel de zaak van klager met zijn wederpartij te hebben besproken. Verweerder heeft zich op 3 januari 2022, vanwege het ontbreken van vertrouwen, onttrokken als advocaat van klager. Verweerder heeft klager bericht zich op de rolzitting van 11 januari 2022 van het gerechtshof als advocaat van klager te zullen onttrekken. Verweerder heeft klager erop gewezen dat het gerechtshof de zaak conform het rolreglement twee weken zou opschuiven om de nieuwe advocaat van klager in de gelegenheid te stellen een aangepaste memorie in te dienen. Verweerder heeft klager gewezen op de gevolgen, indien zich geen nieuwe advocaat bij het gerechtshof zou stellen.

2.5 Op 14 januari 2022 heeft een gesprek tussen klager en de door de deken aangewezen opvolgende advocaat, verder mr M, plaatsgevonden. Mr. M heeft na herhaalde verzoeken op 1 februari 2022 het procesdossier van verweerder ontvangen.

2.6 Verweerder heeft klager tevens bijgestaan in de procedures bij de Huurcommissie en in beroep bij de kantonrechter inzake de kwestie betreffende het vaststellen van de betalingsverplichting van klager inzake de servicekosten (zaaknummer 13883 bij de Huurcommissie) en het verzoek van klager tot tijdelijke huurverlaging op basis van gebreken (zaaknummer 55324 bij de Huurcommissie). Verweerder heeft klager de uitnodiging van de Huurcommissie van 2 augustus 2021 voor de videozitting (in de zaak 55324) op 16 augustus 2021 toegezonden. De uitnodiging vermeldde onder meer het volgende :

“Binnenkort behandelen wij uw zaak op een videozitting. We bespreken het verzoek om uitspraak over de woonruimte op het adres (…..). Het gaat om huurverlaging op grond van onderhoudsgebreken. (…)”

Verweerder berichtte klager als volgt: :

“(….) Het betreft een uitnodiging voor een videozitting ter zake de servicekosten. Bij mij weten is er nog geen uitnodiging voor de andere procedure in verband met de onderhoudsgebreken. Wellicht kunt u zelf even met de Huurcommissie bellen? (…)”

2.7 Verweerder heeft namens klager hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Huurcommissie. Verweerder heeft in de zaak betreffende de servicekosten op 7 januari 2022 tegen de uitspraak van de kantonrechter appel bij het gerechtshof ingesteld. Verweerder heeft klager per email van 7 januari 2022 bericht dat hij, hoewel klager hem geen opdracht had gegeven om appel in te stellen, het vanwege zijn onttrekking als advocaat noodzakelijk achtte om dit appel toch binnen de appeltermijn in te stellen. Verweerder heeft klager erop gewezen dat hij er voor kon kiezen om met behulp van de appeldagvaarding van verweerder de appelprocedure op 8 februari 2022 te starten of om dat niet te doen. Hij berichtte klager dat er geen griffierecht verschuldigd was als hij dat niet zou doen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

a) verweerder heeft de belangen van klager onvoldoende zorgvuldig behartigd;

b) verweerder heeft zonder instemming van klager hoger beroep ingesteld;

c) verweerder heeft informatie over de zaak van klager niet aan klager verstrekt dan wel achtergehouden;

d) verweerder heeft contact gehad met de wederpartij van klager.

Klager heeft ter toelichting op zijn klacht meer het volgende aangevoerd:

3.2 Verweerder zou twee zaken opstarten, een om de gebreken op te lossen en een inzake een vordering tot schadevergoeding. Voor beide zaken is een toevoeging aangevraagd, maar daar is niets van terecht gekomen. In plaats daarvan is ingezet op de beëindiging van de huurovereenkomst. Klager is uit zijn appartement gezet omdat verweerder niet alle informatie bij de rechtbank heeft aangeleverd. Klager heeft nooit het verweer ontvangen dat door verweerder bij de rechtbank is ingediend. Verweerder heeft niet de belangen van klager behartigd, maar danste naar de pijpen van de wederpartij. Verweerder heeft het vele door klager aangeleverde materiaal niet gebruikt. Klager weet niet wat verweerder namens hem bij het hof heeft ingebracht. Verweerder heeft geen stukken aan klager toegezonden. Verweerder heeft klager wel bericht dat hij teveel pagina’s bij het hof had ingediend. Dit was de zoveelste fout van verweerder. Verweerder heeft de door de wederpartij ingediende stukken niet aan klager verstrekt.

3.3 Verweerder heeft klager er niet over geïnformeerd dat tijdens de zitting bij de huurcommissie niet enkel de kwestie omtrent de servicekosten maar ook de kwestie inzake de gebreken behandeld zou worden. Verweerder heeft hierover gelogen en klager onjuiste informatie verstrekt.

3.4 Pas op aandringen van klager kon hij op 27 december 2021 de stukken ophalen op het kantoor van verweerder. Toen klager op het parkeerterrein van het kantoor van verweerder stond, zag hij zijn wederpartij het kantoor van verweerder verlaten.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 De klacht heeft betrekking op de dienstverlening door de eigen advocaat van klager. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij die beoordeling geldt dat rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De Raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.2 Daarnaast geldt dat een advocaat gehouden is om een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden, schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Een advocaat is voorts gehouden om belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen, zoals al dan niet in appel gaan, en soms ook een gegeven advies of informatie schriftelijk vast te leggen.

Heeft verweerder de belangen van klager voldoende zorgvuldig behartigd?

5.3 Klager heeft zich vanwege een geschil met de verhuurder, waaronder gebreken aan zijn woning, tot verweerder gewend met het verzoek hem hierin bij te staan. Verweerder heeft nagelaten klager te infomeren over de kansen en risico’s in een procedure tegen de verhuurder. Verweerder heeft klager niet schriftelijk geïnformeerd over de aanpak van de zaak, de door hem gekozen strategie en de voor- en nadelen daarvan. Verweerder heeft klager niet gewezen op het risico van opschorting van de betaling van de huur, zoals ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, welk risico zich heeft verwezenlijkt. Het had op de weg van verweerder gelegen klager te wijzen op de noodzaak van bewijs van de gebreken aan de huurwoning, door middel van foto’s en/of een deskundigenonderzoek en in overleg met klager hiertoe stappen te ondernemen, althans met klager een plan van aanpak te bespreken. Dat verweerder klager, voorafgaande aan deze opdracht, vele malen in andere zaken heeft bijgestaan doet hieraan niet af.

5.4 Verweerder heeft voorts in de zaken bij de Huurcommissie de aan hem toegezonden uitnodiging voor de zitting bij de huurcommissie inzake de gebreken aan de woning gemist en is daardoor in die zaak onvoorbereid ter zitting verschenen. Verweerder heeft klager voorafgaand aan de zitting bericht dat slechts de zaak betreffende de servicekosten aan de orde zou worden gesteld, zodat klager ter zitting werd verrast door het feit dat tevens de zaak betreffende de gebreken aan zijn woning aan de orde werd gesteld. Verweerder heeft klager de mogelijkheid ontnomen deze zaak voorafgaand aan de zitting met hem voor te bereiden.

5.5 De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verweerder de belangen van klager onvoldoende voortvarend en onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. De raad zal klachtonderdeel a daarom gegrond verklaren.

Instellen beroep zonder instemming van klager.

5.6 Vast staat dat eind december 2021 tussen klager en verweerder een vertrouwensbreuk is ontstaan en dat verweerder begin januari 2022 zonder toestemming van klager beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de Huurcommissie. Een advocaat stelt een rechtsmiddel in beginsel niet zonder instemming van zijn cliënt in. Daar staat tegenover dat een advocaat, indien hij zich als advocaat aan de zaak van zijn cliënt onttrekt, dit niet op een ongelegen moment mag doen en hij ervoor dient te waken dat de belangen van zijn cliënt daardoor niet worden geschaad. Het was op grond van die voor advocaten geldende gedragsregel dat verweerder, om de rechten van klager veilig te stellen, beroep tegen de beslissing van de huurcommissie heeft ingesteld. Het lag op de weg van klager om met behulp van zijn opvolgende advocaat het beroep al dan niet aan te brengen. Verweerder heeft klager hierover per email van 7 januari 2022 ook geïnformeerd. Het beroep is, zo begrijpt de raad uit de verklaring van klager ter zitting, niet aangebracht, zodat klager ook geen griffierecht verschuldigd was. Klager heeft dan ook geen (financieel) nadeel geleden van het namens hem ingestelde beroep. Verweerder valt onder voormelde omstandigheden tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Klachtonderdeel b is daarom ongegrond.

Achterhouden informatie.

5.7 De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken en wat ter zitting is verklaard niet vaststellen dat verweerder stukken voor klager heeft achtergehouden. Omdat klager onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welke informatie verweerder voor hem heeft achterhouden, zal de raad klachtonderdeel c ongegrond verklaren.

Contact met de wederpartij.

5.8 Klager stelt dat verweerder contact met de wederpartij heeft gehad over zijn zaak. Klager baseert zijn stelling op zijn waarneming dat hij, in aanwezigheid van een getuige, vanaf het parkeerterrein van het kantoor van verweerder de verhuurder het kantoorpand heeft zien verlaten. Verweerder betwist de verhuurder op zijn kantoor te hebben ontvangen. Klager heeft bewijs van zijn stelling aangeboden, door het horen van de getuige die ook heeft gezien dat de verhuurder het kantoorpand van verweerder verliet. De raad gaat voorbij aan het bewijsaanbod van klager. Immers ook indien de getuige zou bevestigen dat de verhuurder op 27 december 2021 het kantoorpand heeft verlaten, levert dit nog geen bewijs op van de stelling van klager dat de verhuurder contact heeft gehad met verweerder. Omdat de raad niet kan vaststellen dat verweerder contact heeft gehad met de wederpartij van klager over de zaak van klager, zal de raad klachtonderdeel d ongegrond verklaren.

6 MAATREGEL

6.1 De raad is van oordeel dat, gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, de grote gevolgen daarvan voor klager en de eerder aan verweerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan de maatregel van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één week

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht [gedeeltelijk] gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 50,- reiskosten van klager,

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond;

- verklaart de klachtonderdelen b, c en d ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van 1 week op;

- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder de navolgende algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt als algemene voorwaarde dat verweerder zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

- stelt de proeftijd op een periode van 2 jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

- bepaalt dat de in artikel 8a lid 3 Advocatenwet bedoelde termijn wordt verkort tot 2 jaar.

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. W.A.A.J. Fick-Nolet en H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2023.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 30 januari 2023