ECLI:NL:TADRSHE:2023:113 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-295/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2023:113
Datum uitspraak: 02-10-2023
Datum publicatie: 03-10-2023
Zaaknummer(s): 23-295/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Verweerder mocht de herhaalde verzoeken om financiële gegevens op te vragen bij de (advocaat van de) vrouw niet naast zich neerleggen. Dat klager zich aanvankelijk tot verweerder had gewend met het verzoek om hem bij te staan in het kader van het voeren van verweer tegen het door de vrouw ingediende verzoek tot wijziging van de zorg- en contactregeling maakt dit niet anders. De reikwijdte van de opdracht is lopende verweerders bijstand gewijzigd. In zoverre gegrond. De klacht dat de in de klachtenregeling genoemde klachtfunctionaris, mr. S, niet in de gelegenheid was om de klacht te onderzoeken, zodat een kantoorgenoot van verweerder de klacht heeft onderzocht, is ongegrond. Het gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen heeft betrekking op de kernwaarde deskundigheid. Berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 2 oktober 2023

in de zaak 23-295/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 7 november 2022 heeft klager middels het invullen van een klachtformulier bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder

1.2 Op 3 mei 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22-077 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 21 augustus 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de bijlagen 1 tot en met 19.  

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2     Bij beschikking d.d. 18 december 2017 heeft de rechtbank Oost-Brabant de echtscheiding uitgesproken tussen klager en zijn ex-echtgenote, hierna: “de vrouw”. In de beschikking is tevens de zorg- en contactregeling voor de minderjarige dochter van klager en de vrouw vastgelegd en is de door klager te betalen kinderalimentatie vastgesteld op € 185,-- per maand.

2.3     Op 16 maart 2020 heeft de vrouw een verzoek tot wijziging van de zorg- en contactregeling ingediend bij de rechtbank. De mondelinge behandeling was gepland op 22 mei 2020. Klager heeft zelf om uitstel van de zitting gevraagd en heeft zich in mei 2020 voor rechtsbijstand tot verweerder gewend.

2.4     Bij e-mail van 2 september 2020 heeft klager verweerder als volgt bericht:

                        “(…)

                        Alimentatieberekening + financiële gegevens

Hierbij het vriendelijke verzoek of u de gegevens van [de vrouw] kunt opvragen inzake een alimentatieberekening. Ik wil de financiële gegevens ook meenemen in de stelling dat de financiële positie van mijn ex ten aanzien van twee jaar geleden sterk is verbeterd en daarom nu voor de helft moet halen en brengen.(…)”

2.5     Verweerder heeft de opdracht aan klager bevestigd bij e-mail 14 september 2020, waarin verweerder aan klager heeft medegedeeld:

          “Wij spraken af dat ik u zal bijstaan inzake het verzoekschrift dat door uw ex is ingediend omtrent de wijziging van de contactregeling. (…)”

2.6     Het gevraagde uitstel van de zitting is verleend. Klager heeft een concept verweerschrift opgesteld en toegezonden aan verweerder. Verweerder heeft het concept verweerschrift aangepast.

2.7     Bij e-mail van 7 oktober 2020 heeft klager verweerder als volgt bericht:

         “(…) Ik mis de alimentatieberekening en de opgevraagde gegevens van [de vrouw]. Heeft u dit opgevraagd bij de tegenpartij? Ik heb u zowel per mail als telefonisch kenbaar gemaakt dat ik de alimentatie opnieuw wil laten berekenen en ik heb u verzocht om de financiële gegevens van [de vrouw] op te vragen. De financiële gegevens waren ook bruikbaar in onze eis om een hernieuwde verdeling van het halen en brengen van [dochter] te eisen.”

2.8     Bij e-mail van 8 oktober 2020 heeft verweerder hierop als volgt gereageerd:

         “(…) Je geeft aan dat je veel informatie hebt verstuurd en dat deze informatie mist. Dat klopt. Je hebt – voordat het verweerschrift is opgesteld – al ruim 20 mails verstuurd. Ik heb toen aangegeven dat je alle informatie mag sturen en dat we tegen de tijd zullen bekijken welke informatie nog actueel en relevant is. Ik ben namelijk van mening dat veel zaken niet relevant zijn voor de voorliggende kwestie. Zo is een verzoek om alimentatiewijziging om het halen en brengen opnieuw te regelen wat mij betreft ook niet aan de orde. Dat heb ik toen al toegelicht. (…) “

2.9     Verweerder heeft het door hem in overleg met klager aangepaste verweerschrift op 19 oktober 2020 ingediend bij de rechtbank.

2.10   Op 20 oktober 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn verwezen naar mediation en de zaak is aangehouden.

2.11   Bij e-mail van 30 oktober 2020 heeft klager verweerder als volgt bericht:

         “(…) Echter wil ik dat u in de periode na afronding mediationtraject en de vervolgzitting bij de civiele rechter de financiële gegevens van de wederpartij en alle huisgenoten die deel uit uitmaken van de huishouding opvraagt en een nieuwe alimentatieberekening maakt.”

2.12   Bij e-mail van 2 november 2020 heeft verweerder hierop als volgt gereageerd:

         “(…) Een verzoek tot wijziging alimentatie hoort niet meer thuis in deze procedure. Dit hebben we reeds telefonisch besproken.”

2.13   Bij e-mail van eveneens 2 november 2020 heeft klager hierop als volgt gereageerd:

         “(…) Ik ben benieuwd naar welk telefoongesprek u precies refereert, want ik heb meerdere keren aan u kenbaar gemaakt dat ik de alimentatieberekening mee wil nemen in de procedure vooral omdat een wijziging van de contactregeling van (directe) invloed is op de alimentatie en omdat er gewijzigde omstandigheden zijn met betrekking tot de inkomens van beide partijen (…).”

2.14   De mediation is niet geslaagd. Bij beschikking van 3 september 2021 heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw afgewezen, evenals het zelfstandige verzoek van klager strekkende tot uitbreiding van de omgangsregeling.

2.15   In januari 2022 heeft een telefoongesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden. Klager heeft verweerder wederom gevraagd om de financiële gegevens bij de (advocaat van de) vrouw op te vragen. Op 24 januari 2022 heeft verweerder de financiële stukken opgevraagd bij de (advocaat van de) vrouw.

2.16   Bij e-mail van 19 april 2022 heeft klager het vertrouwen in verweerder opgezegd.

2.17   Op 18 september 2022 heeft klager bij de door verweerder in de klachtenregeling genoemde klachtenfunctionaris, mr. S, een klacht ingediend. Bij e-mail van 17 oktober 2022 heeft mr. K, zijnde een kantoorgenoot van verweerder, klager bericht dat mr. S hem had verzocht om als klachtenfunctionaris te fungeren, omdat mr. S vanwege drukke werkzaamheden niet in de gelegenheid was om als klachtenfunctionaris klagers klacht in behandeling te nemen. Mr. K heeft de klacht van klager in behandeling genomen en zonder klager te horen de klacht afgewezen.

2.18   Op 7 november 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

3 KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

1.    Verweerder heeft ondanks daartoe strekkend verzoek van klager geen financiële gegevens opgevraagd bij klagers ex-echtgenote;

2.    Verweerder heeft geen adequate kantoorklachtenregeling. De in de klachtenregeling genoemde klachtfunctionaris was namelijk niet in de gelegenheid om de klacht te onderzoeken, zodat een kantoorgenoot van verweerder de klacht heeft onderzocht. 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

5.1     De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de genoemde klachtonderdelen hierna aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.2     De raad is van oordeel dat verweerder uit klagers verzoeken had moeten begrijpen dat klager de financiële gegevens niet alleen wilde opvragen in het kader van de onderbouwing van zijn standpunt ter zake de wijziging van de zorg- en contactregeling, maar ook in het kader van de door hem gewenste wijziging van de alimentatie. Immers, klager heeft aan verweerder medegedeeld:

          -    “Alimentatieberekening + financiële gegevens

              Hierbij het vriendelijke verzoek of u de gegevens van [de vrouw] kunt opvragen inzake een alimentatieberekening. Ik wil de financiële gegevens ook meenemen in de stelling dat de financiële positie van mijn ex ten aanzien van twee jaar geleden sterk is verbeterd en daarom nu voor de helft moet halen en brengen.(…)” (e-mail van 2 september 2020, onderstr. griffier);

          -    “De financiële gegevens waren ook bruikbaar in onze eis om een hernieuwde verdeling van het halen en brengen van [dochter] te eisen.” (e-mail van 7 oktober 2020, onderstr. griffier);

          -    “(…) Echter wil ik dat u in de periode na afronding mediationtraject en de vervolgzitting bij de civiele rechter de financiële gegevens van de wederpartij en alle huisgenoten die deel uit uitmaken van de huishouding opvraagt en een nieuwe alimentatieberekening maakt.”(e-mail van 30 oktober 2020, onderstr. griffier);

          -    “(…) Ik ben benieuwd naar welk telefoongesprek u precies refereert, want ik heb meerdere keren aan u kenbaar gemaakt dat ik de alimentatieberekening mee wil nemen in de procedure vooral omdat een wijziging van de contactregeling van (directe) invloed is op de alimentatie en omdat er gewijzigde omstandigheden zijn met betrekking tot de inkomens van beide partijen (…).” (e-mail van 2 november 2020, onderstr. griffier);

5.3     Uit deze berichten van klager aan verweerder volgt naar het oordeel van de raad dat klager had gesignaleerd dat er aan de zijde van de vrouw sprake was van een verbeterde inkomenspositie en dat hij op grond daarvan tot een wijziging van de alimentatie wilde komen. Klager heeft die wens ook aan verweerder overgebracht. Bij die stand van zaken mocht verweerder klagers herhaalde verzoeken om financiële gegevens op te vragen bij de (advocaat van de) vrouw niet naast zich neerleggen. Dat klager zich aanvankelijk tot verweerder heeft gewend met het verzoek om hem bij te staan in het kader van het voeren van verweer tegen het door de vrouw ingediende verzoek tot wijziging van de zorg- en contactregeling maakt dit niet anders. De reikwijdte van de opdracht is lopende verweerders bijstand gewijzigd. Indien en voor zover verweerder niet kon of wilde voldoen aan het verzoek van klager om de financiële gegevens op te vragen in het kader van een te maken alimentatieberekening, had verweerder klager moeten verwijzen naar een andere advocaat. Verweerder heeft de kwestie echter ondanks klagers herhaalde verzoeken laten liggen, terwijl de belangen van klager noopten tot het ondernemen van actie. Aldus heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Klachtonderdeel 1 is derhalve gegrond.

5.4     Klachtonderdeel 2

Klager verwijt verweerder dat de in de klachtenregeling genoemde klachtfunctionaris, mr. S, niet in de gelegenheid was om de klacht te onderzoeken, zodat een kantoorgenoot van verweerder de klacht heeft onderzocht. De raad is van oordeel dat de ontstentenis van mr. S verweerder niet tuchtrechtelijk kan worden aangerekend. De kwestie is opgelost doordat mr. K als klachtenfunctionaris voor mr. S heeft waargenomen. Dat mr. K een kantoorgenoot is van verweerder is geen reden om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het is niet ongebruikelijk dat in een kantoorklachtenregeling een kantoorgenoot als klachtenfunctionaris wordt aangewezen. Klachtonderdeel 2 is kortom ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1     Verweerder heeft klagers belangen niet naar behoren behartigd doordat hij de herhaalde verzoeken van klager om financiële gegevens op te vragen heeft genegeerd. Het gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen heeft betrekking op de kernwaarde deskundigheid. Verweerder heeft niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Rekening houdend met alle omstandigheden is de raad van oordeel dat de oplegging van een berisping passend en geboden is.

7        GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1     Omdat de raad de klacht deels gegrond verklaart,moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2     Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) €   25,- reiskosten van klager;

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3     Verweerder moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4     Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel 1 gegrond;

- verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. E.J.M. Rosier, M. Callemeijn, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2023.

Griffier                                                                          Voorzitter

Verzonden op:  2 oktober 2023