ECLI:NL:TADRSHE:2023:107 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-870/DB/LI
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2023:107 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-08-2023 |
Datum publicatie: | 28-08-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-870/DB/LI |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Overige (tussen)beslissingen |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening. Tweede tussenbeslissing. Zaak is reeds bij tussenbeslissing d.d. 6 maart 2023 aan de deken terugverwezen. De raad is van oordeel dat de (ontvankelijkheid van) de klacht nog steeds niet kan worden beoordeeld. In de brief van 4 mei 2023 maakt de deken melding van een in 2018 door klager bij de deken ingediende klacht, bij de deken bekend onder het nummer K18-135. De raad heeft de in die klachtzaak gewisselde stukken echter niet in het door de deken op 2 november 2022 aan de raad doorgezonden klachtdossier, noch in de bij de brief van de deken d.d. 4 mei 2023 gevoegde bijlagen aangetroffen. De deken heeft voorts geen gehoor gegeven aan de oproep van de raad om ter zitting van 3 juli 2023 te verschijnen voor het geven van een nadere toelichting. De zaak wordt wederom terugverwezen naar de deken en iedere verdere beslissing wordt aangehouden. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 28 augustus 2023
in de zaak 22-870/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij tussenbeslissing van 6 maart 2023 heeft de raad de zaak terugverwezen naar de deken met het verzoek het onderzoek naar de klacht en de daarmee samenhangende feiten te hervatten en de raad vervolgens binnen twee maanden na verzending van de beslissing schriftelijk over de uitkomsten van het onderzoek te informeren.
1.2 In vervolg op de tussenbeslissing van de raad heeft de deken bij brief van 10 maart 2023 aan verweerster verzocht om de correspondentie, waarnaar verweerster heeft verwezen in de ter zitting van de raad d.d. 16 januari 2023 voorgedragen pleitnota, aan de deken te doen toekomen. Verweerster heeft de gevraagde correspondentie op 15 maart 2023 aan de deken toegestuurd, waarna klager op 3 april 2023 twee reacties aan de deken heeft toegestuurd.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van de brief van de deken van 4 mei 2023 en de daarbij gevoegde reactie met bijlagen van verweerster d.d. 15 maart 2023 en de reacties van klager d.d. 3 april 2023.
1.4 In de inhoud van de brief van de deken met bijlagen d.d. 4 mei 2023 heeft de raad aanleiding gezien om opnieuw een mondelinge behandeling te bepalen en de deken op te roepen. Bij brieven d.d. 9 mei 2023 zijn klager, verweerster en de deken opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 3 juli 2023. Klager heeft de raad bij e-mail d.d. 15 juni 2023 bericht dat hij niet ter zitting zou verschijnen.
1.5 In de oproepingsbrief van 9 mei 2023 is namens de voorzitter aan de deken medegedeeld dat hij door de raad wordt opgeroepen om te verschijnen voor het geven van een nadere toelichting. De deken heeft de raad bij e-mail van 29 juni 2023 bericht dat hij niet ter zitting zou verschijnen.
1.6 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 3 juli 2023. Verschenen is verweerster. Klager en de deken zijn, als aangekondigd, niet verschenen. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
Verweerster heeft niets gedaan in de dossiers die zij van mr. B had overgenomen.
3 BEOORDELING
3.1 De raad is van oordeel dat op basis van het door de deken op 2 november 2022 aan de raad doorgezonden klachtdossier en de brief van de deken met bijlagen d.d. 4 mei 2023 niet goed kan worden vastgesteld welke de relevante feiten en omstandigheden in de onderhavige klachtzaak zijn zodat de (ontvankelijkheid van) de klacht niet kan worden beoordeeld. In de brief van 4 mei 2023 maakt de deken melding van een in 2018 door klager bij de deken ingediende klacht, bij de deken bekend onder het nummer K18-135. De raad heeft de in die klachtzaak gewisselde stukken echter niet in het door de deken op 2 november 2022 aan de raad doorgezonden klachtdossier, noch in de bij de brief van de deken d.d. 4 mei 2023 gevoegde bijlagen aangetroffen. De deken heeft voorts geen gehoor gegeven aan de oproep van de raad om ter zitting van 3 juli 2023 te verschijnen voor het geven van een nadere toelichting.
3.2 De raad acht zich onvoldoende voorgelicht door de deken en verzoekt de deken om de relevante feiten en omstandigheden in de onderhavige klachtzaak, met name op het punt van de ontvankelijkheid van de klacht in het licht van het bepaalde in artikel 46g Advocatenwet, nader te onderzoeken, en zijn visie ten aanzien van de klacht en de ontvankelijkheid daarvan aan de raad kenbaar te maken.
3.3 De raad ziet in het bovenstaande aanleiding om de zaak terug te verwijzen naar de deken en houdt de verdere behandeling van de zaak en iedere verdere beslissing aan.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verwijst de zaak terug naar de deken met het verzoek om, met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 3.1 en 3.2, het onderzoek naar de klacht en de daarmee samenhangende feiten te hervatten en de raad vervolgens binnen twee maanden na verzending van deze beslissing schriftelijk over de uitkomsten van het onderzoek te informeren;
- houdt in afwachting van de ontvangst van de schriftelijke onderzoeksresultaten van de deken de behandeling van de onderhavige klachtzaak voor onbepaalde tijd aan;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. M.M.C. van de Ven en H.C Struijk, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 28 augustus 2023