ECLI:NL:TADRSHE:2022:81 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-991/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:81
Datum uitspraak: 23-05-2022
Datum publicatie: 30-05-2022
Zaaknummer(s): 21-991/DB/LI
Onderwerp:
  • Tuchtprocesrecht
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Voorzitter heeft niet op alle (aangevulde) klachtonderdelen beslist.Verzet gegrond.Klacht over advocaat van de wederpartij. Niet gebleken dat verweerder bewust onware mededelingen heeft gedaan dan wel anderszins de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. Het staat een advocaat vrij om in zijn verweer op een tegen hem ingediende klacht datgene naar voren te brengen wat hij in het kader van zijn verweer van belang acht. Dit is slechts anders indien de advocaat de deken dan wel de tuchtrechter bewust misleidt. Hiervan is in deze niet gebleken.Klacht ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch
van 23 mei 2022

in de zaak 21-991/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 11 januari 2022 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 1 juli 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 10 december 2021 heeft de raad het dossier met kenmerk K21-072 van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van  11 januari 2022, verzonden op 11 januari 2022,  heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

1.4 Op 1 februari 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift per e-mail ontvangen op 1 februari 2022.  

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 4 april 2022. Daarbij waren aanwezig klager en verweerder, bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr X.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de beslissing van de voorzitter is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager en de gemachtigde van verweerder overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen en van hetgeen overigens ter zitting naar voren is gebracht.

2 FEITEN

2.1 Verweerder heeft opgetreden voor M(…), de voormalig werkgever van klager, in een arbeidsrechtelijk geschil.

2.2 Na een periode van ziekte of arbeidsongeschiktheid die in november 2016 begon is de arbeidsovereenkomst tussen klager en de werkgever geëindigd door middel van opzegging door de werkgever met een ontslagvergunning op grond van langdurige arbeidsongeschiktheid met ingang van 1 april 2019.

2.3 Op of omstreeks 11 juni 2019 heeft de heer G, gemachtigde van klager, de werkgever aansprakelijk gesteld voor de schade die het gevolg is van een ongeluk dat op 1 januari 2014 zou hebben plaatsgevonden. Op 24 juni 2019 heeft verweerder op de brief gereageerd. Hij heeft laten weten dat de aansprakelijkstelling aan de verzekeraar van de werkgever zal worden voorgelegd en hij heeft verder het volgende geschreven:

“(…) Ontbrekende informatie

In uw schrijven stelt u dat cliënte verzuimd zou hebben om passende maatregelen te treffen en dat [klager] door dit beweerdelijke verzuim ernstige gezondheidsschade zou hebben opgelopen. Uiteraard is het betreurenswaardig dat de gezondheid van [klager] thans niet meer is, zoals hij klaarblijkelijk ooit was. Echter, cliënte heeft tot op heden niet kunnen (laten) verifiëren of van gezondheidsschade en in een omvang zoals door [klager] wordt gesteld, ook daadwerkelijk sprake is, gelijk cliënte evenmin heeft kunnen (laten) verifiëren of die gestelde gezondheidsschade ook daadwerkelijk door toedoen van cliënte is veroorzaakt. Dit omdat [klager], ook in recente procedures, geen of slechts fragmentarisch inzage verstrekt in medische stukken. Cliënte heeft hierop in de procedures ook gewezen.

Ik benadruk dat deze opmerking niet bedoeld is om de medische klachten van [klager] te bagatelliseren, maar om duidelijk te maken dat [klager] toch echt (meer) openheid van zaken zal moeten verschaffen om cliënte in staat te stellen haar rechtspositie deugdelijk te kunnen beoordelen, na medisch en juridisch advies te hebben ingewonnen.

In mijn optiek hoeft de ontbrekende informatie niet per se tijdens een procedure door [klager] verstrekt te worden. Dit kan ook buiten rechte naar aanleiding van uw schrijven en mijn onderhavige reactie hierop. Vandaar dat ik hierbij een poging daartoe onderneem.

Teneinde cliënte in staat te stellen om haar rechtspositie te kunnen laten bepalen met betrekking tot de vraag of [klager] door toedoen van cliënte ernstige gezondheidsschade heeft opgelopen, verzoek ik u om te bewerkstelligen dat door of namens [klager] de onderstaande informatie integraal, dus zonder weglatingen en/of anonimiseringen, aan mijn kantoor wordt verstrekt, zodat deze kan worden bestudeerd en ook ter beoordeling voorgelegd kan worden aan de medisch adviseur(s) van [werkgever]:

* het complete volledig ongecensureerde huisartsjournaal van [klager] met ingang van 1 mei 2005 tot en met juni 2019; en

* een overzicht van alle medische behandelaren met vermelding van de medische discipline zowel in Nederland als in Duitsland, benevens alle informatie van deze behandelaren met daarbij een verklaring van [klager] dat dit een volledig overzicht is van zijn behandelaren; en

* alle documentatie/informatie, afkomstig van de behandelende sector, waaruit de medische klachten van [klager] blijken, compleet en volledig ongecensureerde; en

* het besluit respectievelijk de besluiten van UWV aangaande de arbeidsongeschiktheid van [klager], inclusief de onderliggende de verzekeringsgeneeskundige rapportage(s), de FML, en de rapportage(s) van de arbeidskundige(n), compleet en volledig ongecensureerde; en* de complete volledig ongecensureerde psychiatrische rapportage(s) die aangaande [klager] is/zijn vervaardigd, bijvoorbeeld door (…);

Indien zou blijken dat de medisch adviseur(s) van cliënte meer informatie nodig heeft/hebben, dan zullen de ontbrekende stukken bij u worden opgevraagd, en gaat cliënte er van uit dat [klager] alle noodzakelijke medewerking zal verlenen om die medisch adviseur(s) alsnog van de alsdan ontbrekende informatie te voorzien. (…)”

2.4 Op 15 juli 2019 heeft verweerder de heer G nogmaals gevraagd om toezending van medische informatie van klager. Verweerder heeft toen ook meegedeeld dat de verzekeraar van de werkgever aansprakelijkheid (nog) niet erkent.

2.5 Op 9 augustus 2019 heeft de heer G gereageerd. De heer G heeft, zakelijk weergegeven, geschreven dat hij ervan uitgaat dat de verzekeraar van de werkgever met hem contact zal opnemen, omdat de aansprakelijkstelling volgens mededeling van verweerder bij die verzekeraar is gemeld. Verweerder heeft op 15 augustus 2019 geantwoord en onder meer het volgende geschreven:

“Gelet op dit laatste, kan ik uw brief van 9 augustus 2019 niet plaatsen, daar waar u aangeeft er van uit te gaan, dat de verzekeraar zich bij u zal melden en u wacht op de reactie van de verzekeraar.

Nu alle correspondentie dus via ondergetekende verloopt, is het buitengewoon betreurenswaardig dat u aangeeft geen reden te zien om mij in het bezit te stellen van informatie. Want hierdoor ontstaat een impasse, nu cliënte - zoals hiervoor beschreven - de verlangde informatie nodig heeft, en zij - anders dan u thans schrijft - niet over dergelijke informatie beschikt.

Nu u aangeeft bereid te zijn om alle benodigde informatie aan de verzekeraar van cliënte te verstrekken -waarbij ik er gemakshalve van uitga dat u daarmee alle door cliënte verlangde informatie bedoelt - daar waar die verzekeraar thans "buiten beeld" is, maar cliënte die betreffende informatie graag wenst te ontvangen, geef ik u in overweging om de hiervoor bedoelde impasse te doorbreken en uw ingenomen standpunt terzake het niet aan mij verstrekken van informatie, te herzien. Temeer nu er van 'op 2 fronten' corresponderen over de aansprakelijkheid, waarvan u spreekt, thans helemaal géén sprake is.(…)”

2.6 Op 24 september 2019 heeft verweerder aan klager onder meer geschreven dat de verzekeraar zich op het standpunt stelt geen aansprakelijkheid te erkennen vanwege het ontbreken van voldoende informatie en bewijs. Verweerder heeft vervolgens geschreven dat de werkgever de correspondentie over de kwestie om die reden overlaat aan verweerder.

2.7 Op enig moment heeft mr. R, advocaat, de behandeling van de zaak van klager overgenomen van de heer G. Op 9 april 2020 heeft mr. R verweerder medische stukken toegestuurd. Op 27 mei 2020 heeft verweerder bij deze advocaat onder de aandacht gebracht dat voor de beoordeling van de aansprakelijkstelling meer informatie van de zijde van klager nodig is. In het bericht heeft verweerder het volgende geschreven:

“(…) De vorige gemachtigde van uw verzekerde heeft mij de toezending van die informatie ook toegezegd.(…)”

2.8 Bij bericht van 19 juni 2020 heeft klager aan de heer G (onder meer) gevraagd of hij toezending van informatie aan verweerder had toegezegd. De heer G heeft op 26 juni 2020 gereageerd en laten weten dat hij zo’n toezegging niet heeft gedaan aan verweerder.

2.9 Bij bericht van 20 november 2020 heeft klager aan verweerder gevraagd om medische stukken die volgens klager sinds april 2020 in het bezit van verweerder waren aan klager te verstrekken.

2.10 Op 15 december 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over het onderwerp dat hij in zijn brief van 20 november 2020 onder de aandacht van verweerder heeft gebracht

2.11 In een bericht van 16 december 2020 aan klager – mr. R was opgevolgd door mr. B en zij had zich als advocaat van klager teruggetrokken – heeft verweerder opnieuw gewezen op het belang van adequate informatie voor beoordeling van de aansprakelijkstelling en verzocht om toezending daarvan. Uit het bericht blijkt dat verweerder van mr. R informatie ontvangen heeft, maar dat deze onvoldoende is voor beoordeling van de vordering van klager. Verweerder heeft in het bericht geschreven dat hij klager niet telefonisch te woord kon staan en dat alle communicatie schriftelijk diende te verlopen. Verweerder schreef voorts onder meer het volgende : “Evenmin wenst cliënte de naam van haar verzekeraar kenbaar te maken. Het is de wens van cliënte dat alle correspondentie in dit stadium via mij/mijn kantoor loopt”.

2.12 Uit een bericht van 21 december 2020 van verweerder aan klager blijkt dat klager heeft ingestemd met “de teruggaaf van medische stukken”. Verweerder schreef in voormelde e-mail voorts onder meer het volgende: “Tot slot moet ik u er andermaal op wijzen dat het mij vanwege voornoemde verplichting tot  geheimhouding nog steeds niet vrijstaat om gegevens te verstrekken omtrent de letselschadeverzekeraar ven de schademelding, zoals door u gewenst (…..)”.

3 VERZET

3.1     De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a) De voorzitter heeft de leugenachtige verklaringen, waarvan door klager bewijs is overgelegd, niet meegewogen bij de beoordeling van de klacht;

b) De voorzitter heeft op de klacht beslist, terwijl klager niet is gehoord noch in de gelegenheid is gesteld om stukken aan te leveren;

c) De voorzitter heeft wezenlijke, zo niet bepalende, onderdelen van de klacht van klager gepasseerd en ook zijn bewijsaanbod;

d) Klager verzoekt de raad om verweerder ook te veroordelen tot vergoeding van  de door klager gelden schade (vertaling Duitse brief).

4 BEOORDELING VAN HET VERZET 
 

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 Klachtonderdeel a (door klager aangeduid als case 1) bestaat uit twee onderdelen, te weten: 1) onware beweringen met betrekking tot de heer G en 2) onjuiste bewering met bettrekking tot klager. De voorzitter is in haar beslissing enkel ingegaan op het eerste onderdeel van klachtonderdeel a) Het tweede onderdeel van klachtonderdeel a) is in de beoordeling niet meegenomen.

4.3 Klager heeft voorts zijn klacht op pagina 20 en 24 van zijn repliek aangevuld. Klager verwijt verweerder dat hij in zijn verweer op de klacht van klager onwaarheid heeft gesproken, tegen beter weten in. De voorzitter heeft in haar beslissing niet op de aanvullende klacht van klager beslist.

4.4 Omdat de voorzitter niet op alle klachtonderdelen heeft beslist kan de beslissing van de voorzitter niet in stand blijven en zal de raad het verzet gegrond verklaren.

4.5 Omdat de raad het verzet gegrond verklaart vervalt de beslissing van de voorzitter van 27 december 2021 en zal de raad de klacht inhoudelijk beoordelen.

5        KLACHT

5.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

a)      Verweerder heeft beweringen gedaan waarvan hij wist, althans had moeten weten, dat deze onwaar waren, te weten:

1. verweerder heeft beweerd dat de heer G. heeft toegezegd medische stukken aan hem toe te sturen;

2. verweerder heeft beweerd dat hij klager andermaal erop heeft gewezen dat hij de gegevens (naam) van de verzekeraar niet wenste door te geven, terwijl verweerder dit nooit eerder tegen klager heeft gezegd;

b)      Verweerder heeft de vrijheid van zijn handelen overschreden dan wel inbreuk gemaakt op de belangen van zijn wederpartij. Verweerder heeft klager ongelijk behandeld, verweerder heeft namens de verzekeraar ongeoorloofde uitspraken gedaan, verweerder heeft klager voor de tweede keer slachtoffer gemaakt, verweerder heeft klager onder enorme druk gezet om zijn medische documenten in handen te krijgen, klager heeft een klacht bij de deken moeten indienen om zijn medische gegevens terug te krijgen;

c)      Verweerder heeft in zijn verweer op de klacht onwaarheid gesproken, tegen beter weten in:

- verweerder beweert dat op informatieverzoeken van klager werd gereageerd, terwijl uit de door klager bij zijn klacht overlegde producties blijkt dat heel lang niet op verzoeken van klager en de heer G is gereageerd;

- verweerder heeft het over de email van 14 oktober 2019, maar hieruit blijkt niet dat de wederpartij de gegevens van de verzekeraar niet wilde verstrekken, in tegenstelling tot wat verweerder beweert;

- verweerder beweert dat het niet waar is dat er aan hem toestemming verleend zou worden om kennis te nemen van het volledige medisch dossier van klager. Zoals uit productie 17 bij de klacht blijkt, komt dit niet overeen met de feiten.

6          BEOORDELING VAN DE KLACHT

6.1       De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

            Ad onderdeel a)

6.2       Klager verwijt verweerder dat hij heeft beweerd dat de heer G had toegezegd de medische stukken aan hem te zullen toesturen, terwijl uit de verklaring van de heer G blijkt dat dit onjuist is.

6.3       Verweerder heeft aangevoerd dat hij telefonisch overleg heeft gevoerd met de heer G en dat daarbij aan de orde is geweest dat de heer G met klager zou bespreken in welke vorm de informatie verstrekt zou worden. In het debat over het verstrekken van stukken is bij verweerder kennelijk de indruk ontstaan dat de heer G bereid was om medische gegevens te verstrekken. Deze indruk was volgens klager onterecht en klager wordt hierin gesteund door de heer G. Dat, zoals uit het bovenstaande volgt, verweerder een andere herinnering heeft aan het de inhoud van het telefoongesprek dan de heer G, betekent niet dat verweerder zich onbetamelijk jegens klager heeft gedragen. Klager is door het misverstand niet in zijn belangen geschaad.  Klager had nog steeds beslissingsbevoegdheid om de medische stukken al dan niet aan verweerster te verstrekken. Dat verweerder zijn onterechte indruk op dit punt heeft gedeeld met mr. R is evenmin onbetamelijk, in aanmerking genomen dat de belangen van klager ook daarmee niet zijn geschaad.

6.4       Klager verwijt verweerder in dit onderdeel van de klacht voorts dat hij in zijn email van 21 december 2020 heeft geschreven dat hij klager er andermaal op wees dat hij de gegevens van de verzekeraar niet zou verstrekken. Verweerder heeft gewezen op zijn email van 16 december 2020, waarin hij deze mededeling reeds aan klager had gedaan. Verweerder heeft aldus voldoende aannemelijk gemaakt dat de term andermaal terecht is gebruikt. Maar ook indien dit niet zo zou zijn, geldt dat klager door het gebruik van de term andermaal niet in zijn belangen is geschaad, zodat verweerder hiervan tuchtrechtelijk geen verwijt te maken valt.

6.5       Klachtonderdeel a) is op grond van al het bovenstaande ongegrond.

Ad onderdeel b)

6.6 Klager heeft ter onderbouwing van dit klachtonderdeel gesteld dat verweerder zich schuldig maakt aan ongelijke behandeling van klager (case 2), dat hij onjuist handelt door uitspraken te doen namens de verzekeraar (case 3) en dat hij klager voor de tweede keer slachtoffer maakt (case 4). Klager heeft verder gesteld dat verweerder hem “voortdurend onder enorme druk [zet] om [klagers] medische documenten in handen te krijgen, soms met vreemde middelen” (case 5). Het heeft klager een klacht bij de deken gekost om zijn “medische gegevens terug te krijgen” (case 6).

6.7 Klager verwijt  verweerder dat hij met alle belangenbehartigers van klager een belafspraak heeft gehad en dat hij weigerde om met klager een belafspraak te maken. (case 2). Een advocaat staat vrij in zijn keuze om een wederpartij al dan niet telefonisch te woord te staan. De keuze om slechts schriftelijk met klager te communiceren betekent niet dat verweerder zich onbetamelijk jegens klager heeft gedragen.

6.8 Klager verwijt verweerder dat hij zich ten onrechte heeft voorgedaan als de advocaat van de verzekeraar van de werkgever (case 3). Uit de berichten van verweerder volgt dat hij het standpunt van de verzekeraar, dat hij als advocaat van en mogelijk ook via de werkgever heeft vernomen, heeft gedeeld met (de gemachtigden van) klager. Verweerder heeft daarbij niet de suggestie gewekt dat hij (ook) de advocaat van de verzekeraar is.

6.9 Klager stelt dat verweerder tekort is geschoten in zijn bijzondere zorgplicht in de omgang met klager -gelet op zijn medische historie en fysieke en psychische kwetsbaarheid- waardoor hij klager voor de tweede keer slachtoffer maakt (case 4). Verweerder trad op als de advocaat van de wederpartij van klager en diende in beginsel enkel de belangen van zijn cliënte te behartigen. Een advocaat heeft in beginsel geen bijzondere zorgplicht ten opzichte van de wederpartij van zijn cliënt. De vrijheid die de van de wederpartij toekomt, kan enkel in die zin worden beperkt dat die advocaat  zich niet nodeloos grievend over de wederpartij mag uitlaten dan wel de belangen van de wederpartij niet nodeloos mag schaden. Hiervan is in deze zaak niet gebleken.

6.10 Klager verwijt verweerder dat hij hem onder druk heeft gezet om hem medische stukken te verstrekken (case 5). Het stond verweerder vrij om bij klager en zijn gemachtigden aan te dringen op het verstrekken van medische informatie, omdat dit in het belang van zijn cliënte was. Verweerder heeft hierdoor niet onbetamelijk of onzorgvuldig jegens klager gehandeld. Dat het door klager als vervelend is ervaren maakt dit niet anders.

6.11 Klager verwijt verweerder dat hij pas na het indienen van een klacht bij de deken bereid was om medische stukken aan hem te verstrekken (case 6). Verweerder heeft aangevoerd dat het bericht van 20 november 2020 waarin klager vroeg om toezending van medische stukken pas omstreeks 10 december 2020 onder zijn aandacht kwam. Verweerder heeft vervolgens het nodige in gang gezet om de stukken aan klager te kunnen verstrekken. Hiervoor was overleg met mr. B noodzakelijk om te verifiëren of verweerder rechtstreeks met klager kon communiceren over het onderwerp. Daarnaast was overleg met de werkgever noodzakelijk. De werkgever wilde echter niet meteen instemmen met overdracht van de stukken aan klager. Verweerder heeft verder nog aangevoerd dat hij in de periode waarin dit alles speelde door privéomstandigheden minder werkte.

6.12 Uit het bovenstaande volgt dat klager op 20 november 2020 heeft gevraagd om retournering van stukken en dat op 21 december 2020 hierover tussen klager en verweerder een afspraak tot stand is gekomen. Het heeft derhalve ongeveer een maand geduurd voordat klager over de verzochte stukken kon beschikken. De door verweerder geschetste omstandigheden in aanmerking genomen heeft hij naar het oordeel van de raad voldoende voortvarend gehandeld. De raad heeft, mede gelet op het verweer, geen grond om aan te nemen dat verweerder pas in actie is gekomen nadat klager een klacht had ingediend.

6.13 Klachtonderdeel b) is op grond van al het bovenstaande ongegrond.

Klachtonderdeel c)

6.14     Dit (aangevulde) onderdeel van de klacht heeft betrekking op de inhoud van het verweer op de klacht. De raad stelt voorop dat een advocaat over wie een klacht bij de tuchtrechter is ingediend in beginsel de vrijheid heeft om in het kader van zijn verweer tegen die klacht datgene aan te voeren wat hij voor zijn verweer van belang acht. Deze vrijheid kan niet ten gunste van de klagende partij worden beperkt. Dit is slechts anders indien de advocaat de tuchtrechter bewust misleid. Hiervan is in deze zaak uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde niet gebleken. Het is evident dat klager zich niet kan vinden in de door verweerder in zijn verweer op de klacht verwoorde standpunten, maar dit betekent niet dat verweerder heeft gelogen en daardoor de deken en de rechter bewust heeft misleid. Het staat verweerder vrij om zijn standpunt aan de deken en de tuchtrechter kenbaar te maken. Het is vervolgens aan de tuchtrechter om de in de klacht en het verweer verwoorde standpunten te beoordelen en hierover een beslissing te nemen. Ter zake valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Klachtonderdeel c) is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

          verklaart het verzet gegrond;

          verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken en N.M. Lindhout-Schot, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2022.

Griffier                                                           Voorzitter

Verzonden op: 23 mei 2022