ECLI:NL:TADRSHE:2022:66 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-869/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:66
Datum uitspraak: 25-04-2022
Datum publicatie: 26-04-2022
Zaaknummer(s): 21-869/DB/LI
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Advocaat heeft een zaak overgenomen van via een kostenmaatschap een haar kantoor verbonden advocaat. Advocaat heeft gelet op de gebrekkige voortgang van de zaak toegezegd binnen 14 dagen een concept dagvaarding op te stellen. Advocaat heeft een concept dagvaarding van 40 pagina’s opgesteld en is daarbij tot het inzicht gekomen dat de proceskansen gering waren en dat een minnelijke regeling de voorkeur verdiende. Advocaat heeft via de advocaat van de wederpartij onderzocht of er (nog) bereidheid bestond een regeling te treffen. Hoewel een advocaat in beginsel bij aanvang van een zaak een procesadvies behoort te geven, valt de advocaat, gelet op de omstandigheden en de voorgeschiedenis van de zaak, tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.Advocaat heeft enkel onderzocht of en zo ja tot welke regeling de wederpartij bereid was. Verweerster heeft hierbij in het belang van klaagster gehandeld en geen rechten van klaagster verspeeldAdvocaat heeft zich vanwege vertrouwensbreuk onttrokken. Niet ontijdig en zonder de processuele belangen van klaagster te schaden.Klacht ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 25 april 2022

in de zaak 21-869/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 4 februari 2021, aangevuld op 27 februari en 18 mei 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 3 november 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K21-047 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is met gebruikmaking van Microsoft Teams behandeld op de zitting van de raad van 21 maart 2022. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van klaagster van 18 november 2021, met bijlagen. De raad heeft ook kennis genomen van de spreekaantekeningen van klaagster en verweerster en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gebracht.

2 FEITEN

2.1 Klaagster heeft in 2017 een voormalige boerderij in het buitengebied gekocht. In opdracht van klaagster heeft aannemer K, verder te noemen K, bouwkundige aanpassingen aan de boerderij aangebracht. Tussen klaagster en K is een geschil over de uitvoering van de bouwkundige werkzaamheden door K ontstaan.  

2.2 In 2019 heeft de gemeente L klaagster geïnformeerd over het ontbreken van een woonbestemming op de door haar aangekochte boerderij.

2.3 Klaagster heeft zich tot haar rechtsbijstandsverzekeraar X, verder te noemen X, gewend inzake haar geschil met K en de aansprakelijkstelling van de verkoper, de makelaar en taxateur voor de door haar, als gevolg van het ontbreken van een woonbestemming op de door haar aangekochte boerderij, geleden schade.

2.4 Klaagster is aanvankelijk bijgestaan door opvolgende rechtshulpverleners van X. Klaagster kon zich niet vinden in het voorstel tot een minnelijke regeling met K. Klaagster wenst een procedure tegen K aanhangig te maken.  Klaagster heeft er begin 2020 in overleg met X voor gekozen, om met gebruikmaking van een budget van X, voor de behandeling van haar dossiers een externe advocaat in te schakelen.

2.5 Klaagster heeft zich op 7 februari 2020 tot mr. M. gewend met het verzoek de behandeling van haar zaken over te nemen. Het kantoor van mr M en het kantoor van verweerster waren middels een kostenmaatschap met elkaar verbonden. Mr. M is bij  de behandeling van het dossier tegen aannemer K bijgestaan door mr. G. Mr G heeft op 20 december 2020 zijn werkzaamheden voor het kantoor van mr M beëindigd.

2.6 Op 30 december 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, mr. M, mr B en verweerster over de verdeling van de dossiers die bij mr G in behandeling waren. Afgesproken werd dat verweerster de behandeling van de zaak tegen K zou overnemen en een concept dagvaarding zou maken. 

2.7 Mr M schreef per e-mail van 31 december 2020 het volgende aan klaagster : “Met dit mailbericht kom ik terig op ons gesprek van woensdag 30 december 2020. In bijzijn van kantoorgenoten mrs. B(…) en (verweerster) spraken wij af dat intern uw zaak tegen de aannemer zal worden overgedragen van mr G(….) naar (verweerster). Daarnaast gaat mr B(…) de aansprakelijkstellingen in behandeling nemen tegen de taxateur, de makelaar en de erfgenamen. Mr. van L(….) zal verantwoordelijk blijven voor de stilliggende kwestie tegen het bestuursorgaan de gemeente L(….).

Zelf houd ik de leiding over alle dossiers maar onderhoudt u ook contacten met genoemde advocaten. Wij spraken verder af dat de communicatie beter zal verlopen en dat u vaker op de hoogte zou worden gehouden. Dit kan met voornoemde advocaten die ik een kopie heb gestuurd van dit bericht.

Tot slot geef ik aan dat de dagvaarding als ook de opvolging in de aansprakelijkstellingszaken binnen twee weken aan u zal worden geleverd. Ook zal ik na het verzenden van de dagvaarding een afspraak met u maken om samen met de andere advocaten het conceptstuk met u door te nemen.  

2.8 Verweerster heeft op 11 januari 2021 een concept opdrachtstelling aan X verzonden. Verweerster heeft in de cc. aan klaagster het e-mailadres van klaagster niet juist ingevoerd.

2.9 Verweerster heeft op 13 januari 2021 een concept-dagvaarding aan klaagster toegezonden. Verweerster schreef onder meer het volgende aan klaagster: “(….) Op grond daarvan stel ik voor om een laatste brief naar de advocaat van de wederpartij te sturen voor zover zij nog de advocaat is van K(…) met hierin alsnog het verzoek een en ander minnelijk te regelen, daarbij uitgaande van het laatst aangeboden bedrag van de zijde van u ten bedrage van € 19.500,-. |Kunt u mij aangeven of u hiermee kunt instemmen? Kunt u mij tevens aangeven of u beseft dat u een behoorlijk procesrisico loopt in dezen, zoals hiervoor uiteengezet? Ik verneem graag van u. (…)”. Hierna vindt email correspondentie tussen klaagster en verweerster plaats.   Klaagster heeft verweerster onder meer bericht dat zij een aantal herstelwerkzaamheden zelfstandig heeft laten uitvoeren. Naar het oordeel van verweerster bracht deze nieuwe informatie opnieuw procesrisico’s met zich mee. Verweerster heeft per e-mail van 14 januari 2021 aan de advocaat van de wederpartij bericht dat klaagster voornemens was haar cliënte in rechte te betrekken. Zij gaf aan, alvorens hiertoe over te gaan, graag telefonisch overleg te hebben. Verweerster heeft op 15 januari 2021 telefonisch overleg gevoerd met de advocaat van de wederpartij.

2.10 Klaagster schreef per email van 16 januari 2021 onder meer het volgende : “(….) Ik wil weten waar ik aan toe ben en even alles stop zetten. Geen contact meer met (X) en geen contact met de advocaat van dhr. K(…) (……)”.       Verweerster reageerde per e-mail van 18 januari 2021 om 10:21 uur als volgt : “(…..) Inhoudelijk deel ik u mede , dat -zoals eerder ook door de jurist van uw rechtsbijstandsverzekeraar is medegedeeld- deze kwestie zich, vanwege het gebrek aan bewijs van uw zijde, leent om in beginsel middels een minnelijke regeling te worden opgelost. Ik wijs u in dit verband op artikel 5 van de Gedragsregels voor de advocatuur en de toelichting hierop, zie hierna. (…..) Om die reden lijkt het mij juist om dit met de advocaat van de wederpartij te bespreken. Ik heb haar daartoe reeds een bericht gestuurd met het verzoek hierover contact met mij op te nemen (…..) Klaagster schreef per email van 18 januari 2021 om 10:20 uur onder meer het volgende : “Zoals in mijn mail toch duidelijk heb aangegeven, wens ik dat (vooraleerst) er géén contact meer is met (X) en met advocaat K(…), totdat een en ander duidelijk is (…..) Tot nu toe heeft overleg met K(….) en zijn advocaat niets opgeleverd. Dat was o.a. zelfs reden voor de breuk tussen (X) en mij. Jij kiest mijn inziens niet alleen voor het verkeerde middel maar ook het verkeerde moment.(…..) Nogmaals : pas op de plaats, niets maar naar buiten en graag antwoord op mijn vragen. Graag bevestiging van jou ook namens andere medewerkers die op mijn dossiers zitten.” Vervolgens hebben klaagster en verweerder over en weer gecorrespondeerd over de strekking van gedragsregel 5. Verweerster schreef per e-mail van 18 januari 2021 om 15:26 uur het volgende : “(….) Het is mijn taak als advocaat om u op de procesrisico’s te wijzen en daarnaast naar u toe aan te geven dat en minnelijke regeling in deze kwestie de voorkeur geniet. Het is dus niet zo, zoals u kennelijk denkt, dat ik slechts uitvoer wat u opdraagt. (….).Een kopie van dit schrijven zend ik aan uw rechtsbijstandsverzekeraar.”  Verweerster schreef per e-mail van 18 januari 2021 om 16:47 uur  aan klaagster onder meer het volgende : “Vandaag sprak ik telefonisch de advocate van K(…) (…). Hoewel mr. (…..) geenszins verplicht is om op het door mij gedane verzoek om in overleg te treden positief te reageren en dit tevens geldt voor haar cliënte, heeft mr (….) naar mij toe aangegeven om onder de hiernavolgende voorwaarden de kwestie (alsnog) te willen regelen. Persoonlijk vind ik dat u serieus over dit aanbod dient na te denken, aangezien dit voorstel geenszins onredelijk is en mede vanwege het feit dat u reeds zelfstandig diverse (herstel)werkzaamheden hebt uitgevoerd en er per definitie bepaalde procesrisico’s kleven aan uw dossier, het accepteren waard zou kunnen zijn. K(….) is bereid om tegen finale kwijting een bedrag aan te bieden van EUR 5.000,- en is tevens bereid om daarnaast de betreffende vloer, waarvan u stelt dat deze niet op de juiste wijze kan worden afgemaakt, aangezien deze thans te vies is, schoon te maken. (…..)”.  Klaagster schreef per email van 19 januari 2021 om 12:24 uur aan mr M en verweerster onder meer het volgende: “(…..) Tot mijn verbazing kreeg ik toch aan het einde van maandagmiddag een berichtje van (verweerster) dat zij gewoon overleg met de advocaat van K(….) had gevoerd en met die afspraken had gemaakt zelfs over voorwaarden waar ik het helemaal niet mee eens ben. (…..) Daarom de laatste keer: ik wil dat jullie alle werkzaamheden voor mij in alle dossiers stilleggen. Ik wil daarna antwoord op al mijn vragen.(….)” Verweerster heeft per email van 19 januari 2021 om 12:34 uur gereageerd en klaagster verwezen naar haar eerdere mails en nogmaals de twee mogelijk opties (een regeling, wat de voorkeur had van verweerster, of dagvaarden, met alle bijbehorende procesrisico’s) aan klaagster voorgehouden met het verzoek schriftelijk te berichten voor welke keuze klaagster ging. Verweerster heeft klaagster per e-mails van 19 januari 2021 om 15:12 en 20 januari 2021 om 11:09 uur nogmaals gevraagd haar schriftelijk te informeren.Klaagster heeft zich per email van 20 januari 2021 om 15:25 uur beklaagd over de gang van zaken. Klaagster schreef voorts onder meer het volgende aan verweerster en mrs. M en W: “(….) Ik vraag de orde van advocaten om mijn zaak met spoed te behandelen. Ik heb (X) opgedragen alle betalingen aan jullie stil te leggen. Ik stel voor dat jullie het bedrag van de facturen dat al door (X) betaald is meteen op jullie eigen derdenrekening te storten. Als jullie dat niet doen moet ik andere maatregelen treffen. Zo weet ik zeker dat het geld van mijn budget gereserveerd blijft totdat de tuchtrechter of gewone rechter gezegd heeft wie van ons gelijk heeft. Ik eis van jullie verder nu de allerlaatste keer in al mijn dossiers NIETS meer te doen dus ook niet via de andere medewerkers. Eerst moet het tussen ons duidelijk zijn. (….) Als jullie volgens de tuchtrechter fout hebben gehandeld, zal ik aan (X) vragen mee te werken om een ander advocatenkantoor in te schakelen en daarom wil ik mijn budget reserveren. Als ik het helemaal mis zou hebben en dit allemaal van de rechter mag kunnen jullie gewoon de betalingen ontvangen. Maar dan wel ik wel dat (mr B ) dit doet want J(….) en D(…) hebben mijn vertrouwen te vaak geschonden. Ik zal dan vooraf met (mr B) afspraken maken waar wij ons allebei aanhouden.(….)”

2.11 Verweerster heeft per email van 20 januari 2021 om 17:54 uur aan klaagster bericht dat zij twee opties had om einde te maken aan het geschil met K: 1. Dagvaarden en 2. Schikken. Verweerster schreef voorts het volgende : “Over beide opties en de hieraan verbonden (procesrisico’s) bent u door mij meermaals uitgebreid schriftelijk geïnformeerd. Het is ook mijn verplichting u op deze risico’s te wijzen.

Ik zou u verder graag nadrukkelijk willen wijzen op het volgende en verzoek u hierop schriftelijk te antwoorden:

U heeft een (eerste) voorstel tot beëindiging van het geschil van de wederpartij ontvangen, maar wenst hier-zoals ik opmaak uit uw onderstaand bericht-verder geen opvolging meer aan te geven. Er is door u tot op heden ook niet gereageerd op dit voorstel. Ik ga er dan ook vanuit dat u daadwerkelijk niet op dit eerste voorstel meer wilt ingaan. Ik zal de advocaat van K(…), nu ik beloofd heb op korte termijn een reactie toe te sturen, uiterlijk morgen op of omstreeks 17:00 uur berichten dat u geen regeling (meer) wenst te treffen. Mocht u zich (alsnog) bedenken, dan verneem ik dit graag uiterlijk voor morgenochtend 11:30 uur van u per email.

Onttrekking

Dit is echter het laatste wat ik nog voor u zal doen, aangezien u het kennelijk niet eens bent met de wijze waarop ik getracht heb het geschil te beslechten. Vanaf morgen 21 januari 2021 17:30 zal ik mij dan ook terug trekken als uw advocaat en wens ik u veel succes met het verdere verloop van deze kwestie. Ik zal vervolgens de eindfactuur opmaken en deze naar (X) sturen.

Ik verneem graag schriftelijk van u wie in deze kwestie uw belangen verder zal gaan behartigen, opdat ik haar/hem uw dossier kan laten toekomen. (…..)”.

2.12 In de zaak van klaagster tegen K zijn de volgende facturen aan X verzonden:

  • Factuur 20203185 van C Advocaten BV d.d. 29 oktober 2020 van € 3.267,00;
  • Factuur 20214001 van C R BV d.d. 14 januari 2021 van € 5.416,15
  • Factuur 20214005 van C R BV d.d. 28 januari 2021 van € 808,04
  • Factuur 20211065 van C C BV d.d. 4 maart 2021 van € 2.640,55

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:

A. Verweerster heeft excessief gedeclareerd althans onzorgvuldig gehandeld in financiële aangelegenheden;

B. Verweerster heeft de belangen van klaagster niet naar behoren behartigd;

C. Verweerster heeft, zonder instemming van klaagster, acties ondernomen richting de wederpartij;

D. Verweerster heeft zich ten onrechte als advocaat onttrokken;

E. Verweerster heeft zonder geldige reden doelbewust getreiterd en getraineerd;

F. Verweerster heeft zich schuldig gemaakt aan wanprestatie, oplichting, misleiding.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

Ad onderdeel a)

5.1 Verweerster heeft op 30 december 2020 de behandeling van de zaak van klaagster tegen K overgenomen. Zij heeft een concept dagvaarding opgesteld en op 13 januari 2021 aan klaagster toegezonden. Verweerster heeft zich op 21 januari 2021 als advocaat van klaagster onttrokken.

5.2 Verweerster is aandeelhoudster/bestuurder van C R BV. Verweerster vormt middels C R BV een kostenmaatschap met C C BV. Door C R. BV is voor de werkzaamheden van verweerster in de periode van 31 december 2020-21 januari 2021 bij facturen van 14 en 28 januari 2021 in totaal een bedrag van € 6.224,19  bij de rechtsbijstandsverzekeraar van klaagster in rekening gebracht. Klaagster verwijt verweerster dat zij in deze declaraties ten onrechte werkzaamheden in rekening heeft gebracht die betrekking hebben op de overname van het dossier/studie, overleg met ARAG en kantoorkosten. Verweerster heeft voormelde declaraties gecrediteerd.

5.3 Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op een declaratiegeschil tussen klaagster en verweerster. De tuchtrechter heeft niet de bevoegdheid declaratiegeschillen te beslechten, doch waakt slechts tegen excessief declareren.

5.4 De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken niet vaststellen dat verweerster voor haar werkzaamheden in de periode 30 december 2020 - 21 januari 2021 excessief heeft gedeclareerd, zodat dit onderdeel van de klacht als ongegrond wordt afgewezen.

Ad onderdeel b)

5.5 Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klaagster. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij die beoordeling geldt dat  rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De Raad  toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.6 Verweerster heeft conform de op 30 december 2020 met klaagster gemaakte afspraak in de zaak tegen K een concept dagvaarding opgesteld. Verweerster heeft in haar verweer aangevoerd dat de voor het opstellen van de dagvaarding benodigde bestudering van het dossier haar tot het inzicht bracht dat er, om de procedure met succes te kunnen voeren, meer bewijs van de stellingen van klaagster diende te worden verkregen. Verweerster voert voorts aan dat zij klaagster heeft geïnformeerd over de (geringe) proceskansen en op grond daarvan aan klaagster heeft voorgehouden dat een minnelijke regeling te prevaleren was boven een procedure. Verweerster heeft telefonisch contact gezocht met de advocaat van de wederpartij om te bezien of de wederpartij (nog) bereid was om een minnelijke regeling te treffen. Verweerster voert in haar verweer voorts aan dat zij geen enkele toezegging namens klaagster heeft gedaan.

5.7 De raad stelt vast dat verweerster de behandeling van de zaak op 30 december 2020 van mr G heeft overgenomen. Verweerster heeft ter zitting van de raad verklaard dat zij, gelet op de voorgeschiedenis van de zaak en uit compassie met klaagster, op 30 december 2020 heeft toegezegd om binnen 14 dagen een concept dagvaarding aan klaagster toe te zenden.

5.8 Van een advocaat mag worden verwacht dat hij bij de aanvang van de zaak de proceskansen inschat, zijn cliënt een procesadvies geeft en vervolgens de aanpak van de zaak met zijn cliënt bespreekt. In de zaak van klaagster tegen K waren de omstandigheden anders. De zaak was in februari 2020 door mr M in behandeling genomen en er was in december 2020 nog geen voortgang in de zaak. Verweerster heeft, gelet op deze voorgeschiedenis, zonder inhoudelijke kennis van de zaak, toegezegd om binnen twee weken een concept dagvaarding op te stellen. Verweerster heeft klaagster hiermee tegemoet willen komen en geprobeerd het ongelukkige verloop van de behandeling van de zaak te herstellen. Verweerster heeft vervolgens, conform die afspraak, een concept dagvaarding opgesteld en is daarbij tot de conclusie gekomen, dat de zaak minder rooskleurig was dan aan klaagster was voorgehouden. Dat deze conclusie op onjuiste gronden berust is niet gebleken. Hoewel de volgorde om eerst een dagvaarding van 40 pagina’s op te stellen en pas daarna aan klaagster voor te houden dat de proceskansen gering waren en een minnelijke regeling de voorkeur verdiende, ongebruikelijk en ongelukkig was, is dit verweerster naar het oordeel van de raad in deze zaak, gelet op bovenvermelde omstadingheden, tuchtrechtelijk niet aan te rekenen.  

Ad onderdeel c)

5.9 Het is de taak van een advocaat om zijn cliënt te begeleiden bij het vinden van een oplossing van het geschil waarin zijn cliënt is verwikkeld. In het algemeen is het belang van een cliënt meer gediend met de-escalatie en een snelle en rechtvaardige oplossing. Van een advocaat wordt daarom verwacht dat hij steeds voor ogen houdt dat een regeling in der minne veelal de voorkeur verdient boven een proces. Dit uitgangspunt gold ook voor verweerster bij de behandeling van de zaak van klaagster tegen K. Dat verweerster, gelet op de voorgeschiedenis van de aanpak van de zaak, had toegezegd binnen korte termijn een concept dagvaarding te redigeren, maakt dit niet anders. Het stond verweerster, toen zij tijdens het opstellen van de dagvaarding tot de conclusie kwam dat er op dat moment onvoldoende bewijs voorhanden was om met succes een procedure te voeren, vrij om klaagster voor te houden dat de proceskansen in haar visie gering waren en dat een minnelijke regeling de voorkeur verdiende. Dat verweerster in dat kader op vrijdag 15 januari 2021 telefonisch contact heeft opgenomen om de bereidheid van de wederpartij af te tasten, valt verweerster tuchtrechtelijk niet aan te rekenen.

5.10 Vast staat dat klaagster per email van 16 januari 2021 aan verweerster heeft bericht dat zij niet wilde dat verweerster nog contact met de advocaat van de wederpartij opnam. Verweerster heeft klaagster op 18 januari 2021 nogmaals het belang van een minnelijke regeling uitgelegd en haar bericht dat zij een bericht aan de advocaat van de wederpartij had gestuurd met het verzoek haar hierover te bellen. Verweerster heeft klaagster vervolgens op de hoogte gesteld van het telefoongesprek met de advocaat van de wederpartij op 18 januari 2021, waarin door deze een voorstel tot een minnelijke regeling is gedaan. De raad kan op grond van het bovenstaande niet vaststellen of verweerster, zoals klaagster stelt, na de email van klaagster van 16 januari 2021, zelf nog contact heeft opgenomen met de advocaat van de wederpartij. Enkel staat vast dat er op 18 januari 2021 telefonisch contact is geweest tussen verweerster en de advocaat van de wederpartij, tijdens welk gesprek door de advocaat van de wederpartij een voorstel is gedaan. Verweerster heeft namens klaagster geen standpunt ingenomen.

5.11 Uit het bovenstaande volgt dat verweerster enkel heeft onderzocht of en zo ja tot welke regeling de wederpartij bereid was. Verweerster heeft hierbij in het belang van klaagster gehandeld en geen rechten van klaagster verspeeld. Naar het oordeel van de raad valt verweerster hiervan, onder de hierboven vermelde omstandigheden, tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Klachtonderdeel c) zal daarom ongegrond worden verklaard.

Ad onderdeel d)

5.12 Klaagster verwijt verweerster dat zij zich als advocaat aan haar zaken heeft onttrokken, terwijl zij haar enkel had gevraagd pas op de plaats te maken. Het staat een advocaat in beginsel vrij een zaak die hij in behandeling heeft genomen weer neer te leggen, wanneer hij van oordeel is dat de voor die behandeling noodzakelijke vertrouwensrelatie niet (meer) bestaat. Wederzijds vertrouwen is immers essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening en belangenbehartiging door de advocaat. De advocaat mag zijn opdracht echter niet op een ongelegen moment neerleggen, wat het geval kan zijn als de belangen van zijn cliënte door de keuze van dat moment worden geschaad.

5.13 Klaagster verzocht in haar email van 20 januari 2021 om geen werkzaamheden meer te verrichten totdat door de deken danwel de tuchtrechter duidelijkheid zou zijn gegeven over de aanpak van de zaken van klaagster door (het kantoor van) verweerster. Naar het oordeel van de raad is het niet onbegrijpelijk dat verweerster in de email van klaagster van 20 januari 2021 aanleiding heeft gezien om vast te stellen dat er sprake was van een vertrouwensbreuk en dat zij niet bereid was om haar werkzaamheden onder de door klaagster gestelde voorwaarden op te schorten. Het stond verweerster vrij om haar werkzaamheden te beëindigen. Niet gebleken is dat verweerster dit op een ongelegen moment heeft gedaan noch dat processuele belangen van klaagster door de keuze van het moment zijn geschaad. De raad zal klachtonderdeel d) daarom eveneens ongegrond verklaren.

Ad onderdeel e)

5.14 Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op de uitstelverzoeken van verweerster tijdens de klachtbehandeling aan de deken. Het staat een advocaat vrij om een uitstelverzoek in te dienen en de deken heeft deze verzoeken conform de leidraad klachtbehandeling gehonoreerd. Niet valt in te zien dat verweerster zonder geldige reden doelbewust heeft getreiterd en de klachtbehandeling heeft  getraineerd

Ad onderdeel f)

5.15 Klaagster heeft haar klacht aangevuld met het verwijt dat verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan wanprestatie, oplichting, misleiding. Klaagster heeft in andere bewoordingen verwoord dat klaagster haar belangen onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd. De raad is bij de beoordeling van klachtonderdeel b) tot het oordeel gekomen dat verweerster ten aanzien van de behartiging van de belangen van klaagster tuchtrechtelijk geen verwijt valt te maken. De standpunten van partijen inzake het plegen van valsheid in geschriften en het antidateren van stukken lopen uiteen. De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken niet vaststellen dat het door klaagster aan verweerster verweten handelen heeft plaatsgevonden. De raad zal klachtonderdeel f) daarom ongegrond verklaren.  

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;

Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 april 2022.

Griffier                                                                            Voorzitter

Verzonden op: 25 april 2022