ECLI:NL:TADRSHE:2022:65 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-990/DB/LI/D

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:65
Datum uitspraak: 25-04-2022
Datum publicatie: 26-04-2022
Zaaknummer(s): 21-990/DB/LI/D
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie:  Advocaat heeft haar cliënten in de opdrachtstelling, de website en de algemene voorwaarden een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken gegeven omtrent de praktijkuitoefening en de vorm van samenwerking binnen C(…) Advocaten. Dat op de factuur de rechtspersoon stond vermeld maakt dit niet anders.Klacht gegrond, waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 25 april 2022

in de zaak 21-990/DB/LI/D

naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

deken

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 9 december 2021 heeft de deken bij de raad een bezwaar tegen verweerder ingediend. De raad heeft op 9 december 2021 het klachtdossier met kenmerk DK21-006 van de deken ontvangen.

1.2 De griffier van de raad heeft de deken en verweerster op 18 januari 2022 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 21 februari 2022. Verweerster is daarbij in de gelegenheid gesteld om tot uiterlijk veertien dagen voor de zitting schriftelijk te reageren op het bezwaar van de deken. Verweerster heeft per e-mail van 3 februari 2022 een verweerschrift bij de raad ingediend. Wegens verhindering aan de zijde van verweerster heeft de raad de mondelinge behandeling aangehouden. Het bezwaar is met gebruikmaking van Microsoft Teams behandeld op de zitting van de raad van 21 maart 2022. Daarbij waren de deken en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde klachtdossier en het verweerschrift van verweerster van 3 februari 2022, met bijlagen.

2  BEZWAAR

2.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken verwijt verweerster het volgende:

Verweerster heeft in haar optreden naar buiten toe een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken gegeven omtrent de wijze van praktijkuitoefening en omtrent enige vorm van samenwerking;

De deken heeft ter toelichting op zijn bezwaar het volgende naar voren gebracht:

2.2 De door (het kantoor van) verweerder gehanteerde website gaf een onduidelijke voorstelling omtrent de wijze van praktijkuitoefening, hoe (de samenwerking binnen) het kantoor van verweerder was georganiseerd en wie contractpartij was van een client. Op de website waren verschillende versies van algemene voorwaarden terug  te vinden. Er was onduidelijkheid over de verschillende locaties waar kantoor werd gehouden c.q. wie op welke locatie kantoor hield dan wel of er sprake was van een nevenlocatie dan wel een zelfstandige vestiging. Indien rechtzoekenden zich tot (het kantoor van) verweerster wendden was niet duidelijk met wie zij een overeenkomst van opdracht aangingen, hoe de samenwerking was georganiseerd en weke advocaten hij hun zaak werden betrokken. Dat dit gebrek aan transparantie tot problemen leidde is gebleken uit een recente klacht van mevrouw G  tegen verweerster. Uit deze klachtzaak is naar voren gekomen dat verweerster in strijd net het bepaalde in artikel 7.5 VODA na de overdracht van het dossier aan haar geen overeenkomst van opdracht met klaagster heeft gesloten waardoor voor klaagster onduidelijk is geweest met wie zij een overeenkomst is aangegaan.  De rode draad in dit klachtdossier zijn de vele onduidelijkheden omtrent de contractspartij aan de zijde van verweerster.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen het bezwaar van de deken verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 Een advocaat dient in zijn optreden naar buiten te vermijden dat een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken wordt gegeven omtrent de wijze van praktijkuitoefening en omtrent enige vorm van samenwerking (artikel 7.4 lid 1 van de Verordening op de advocatuur).

4.2 De deken verwijt verweerster dat zij heeft gehandeld in strijd met voormelde bepaling doordat zij een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken heeft gegeven omtrent de wijze van praktijkuitoefening en omtrent enige vorm van samenwerking.

4.3 Verweerster heeft in haar verweer onder meer het volgende aangevoerd: “Mr. M(….) en ik waren beiden (getrapt) bestuurder en middellijk aandeelhouder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C(..) R(..) B.V. Deze vennootschap voerde de naam C(….) Advocaten als handelsnaam. Zoals ook blijkt uit het uittreksel van het Handelsregister was C(…) R(…) B.V. gevestigd te (….). Thans verkeert deze vennootschap in liquidatie en vinden hier geen activiteiten meer in plaats. C (...) R(..) B.V. is op 24 december 2020 opgericht en vormde vanaf oprichting de maatschap C(...) Advocaten tezamen met de besloten vennootschap C(….) C(…) B.V. (…) Binnen de maatschap voerder iedere maat voor eigen rekening en risico een onderneming. Om die reden had C(….) R(…) B.V. eigen opdrachtstellingen en algemene voorwaarden (….). In de algemene voorwaarden van C(….) R(…) B.V. stond duidelijk aangegeven dat C(…) R(…) B.V. een maatschap vormt samen met C(…) C(…) B.V. en ieder der maten voor eigen rekening en risico een onderneming drijft. Ondergetekende behandelde vanuit C(…) R(…) B.V. alle zaken zelfstandig. Dit werd duidelijk vermeld in de opdrachtstelling.”

4.4 De raad volgt verweerster niet in haar stelling dat uit de door haar gebruikte opdrachtstelling duidelijk bleek dat zij alle zaken zelfstandig behandelde vanuit C(…) R(…) B.V Verweerster heeft bij haar verweerschrift onder meer een concept opdrachtstelling overgelegd. Zij schreef hierin het volgende aan haar cliënten:

“Voor de goede orde bevestig ik u hierbij dat u mijn kantoor C. Advocaten, de opdracht hebt verstrekt om u bij te staan in het geschil met X.

De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd door ondergetekende. (……) Tot slot deel ik u mede dat op onze dienstverlening de ingesloten algemene voorwaarden van toepassing zijn (…..)”.

In het briefhoofd werden de adressen van de kantoren van C(…) Advocaten in de gemeenten M, H en R  weergegeven. Voorts stond de naam van verweerster vermeld met daaronder de mededeling “Vestiging: R(….)”.

Artikel 1 van de meegezonden voorwaarden van C(…) Advocaten luidde als volgt: “C Advocaten is een kostenmaatschap bestaande uit C C BV en C R BV. Overeenkomsten worden aangegaan met de afzonderlijke personen en/of entiteiten. Iedere advocaat/advocatenkantoor werkt voor eigen rekening en risico”.  

4.5 Een advocaat behoort zowel in de opdrachtbevestiging, op zijn briefpapier als op de website duidelijk te maken met welke (rechts)persoon een overeenkomst van opdracht wordt gesloten. Voor zover sprake is van een samenwerkingsverband dienen de rechtspersonen die deel uitmaken van het samenwerkingsverband op de website te worden vermeld met vermelding van het KvK nummer waaronder de vennootschappen staan geregistreerd. Verweerster stelt dat zij vanuit C(…) R(…) B.V. zelfstandig opdrachten aannam en uitvoerde, terwijl in haar opdrachtstelling stond vermeld dat het kantoor te R(…) een vestiging van C(…) Advocaten was en werden de algemene voorwaarden van C(…) Advocaten meegezonden en niet, zoals verweerster in haar verweer stelt, de algemene voorwaarden van C(…) R(…) B.V.. De website en de algemene voorwaarden van C(…) Advocaten verschaften onvoldoende duidelijkheid met welke rechtspersoon de overeenkomst van opdracht werd gesloten.

4.6 Verweerster was als managing partner van C(…) Advocaten en als bestuurder/aandeelhouder van C(…) R(…) B.V. verantwoordelijk voor het verstrekken van de juiste informatie omtrent de wijze van praktijkuitoefening en omtrent de vorm van samenwerking aan de cliënten met zij een overeenkomst van opdracht aanging en voor wie zij als zelfstandig advocaat zaken behandelde. Het lag op haar weg om ingevolge het bepaalde in artikel 7.5 van de Verordening op de advocatuur aan haar cliënten duidelijkheid te verschaffen met welke rechtspersoon de overeenkomst van opdracht werd gesloten. Verweerster heeft naar het oordeel van de raad haar cliënte in de opdrachtstelling, de website en de algemene voorwaarden een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken gegeven omtrent de praktijkuitoefening en de vorm van samenwerking binnen C(…) Advocaten. Dat de factuur vanuit C(…) R(…) B.V. werd verzonden maakt dit niet anders. De facturen worden immers pas geruime tijd nadat de overeenkomst van opdracht is aangegaan verzonden. 

4.7 De raad stelt op grond van al het bovenstaande vast dat verweerster in strijd met de artikelen 7.4 en 7.5 van de Verordening op de advocatuur heeft gehandeld, wat haar tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. De raad zal het dekenbezwaar daarom gegrond verklaren.

5 MAATREGEL

5.1 De raad acht de maatregel waarschuwing passend en geboden. De aan verweerster te verwijten onduidelijkheid is eerst na de overdracht van het dossier van mevrouw G aan haar ontstaan en zij was niet direct verantwoordelijk voor de daaraan voorafgegane aanzienlijk langere periode van onduidelijkheid. Daarnaast heeft verweerster geen documentatie op het vlak van de betrokken kernwaarde.

6 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

6.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,- kosten van de Staat.

6.2 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het bezwaar gegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 april 2022.

Griffier                                                                            Voorzitter

Verzonden op: 25 april 2022