ECLI:NL:TADRSHE:2022:41 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-555/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:41
Datum uitspraak: 07-03-2022
Datum publicatie: 09-03-2022
Zaaknummer(s): 21-555/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Klager heeft in zijn verzetschrift voornamelijk zijn klacht herhaald, maar geen gronden aangevoerd die tot gegrondverklaring van het verzet kunnen leiden. Klager doet tal van ernstige beschuldigingen aan het adres van verweerder, maar deze zijn niet onderbouwd. De voorzitter heeft de klacht terecht kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 7 maart 2022

in de zaak 21-555/DB/ZWB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 augustus 2021 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 27 augustus 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 29 juni 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20-094 van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 30 augustus 2021 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) onderdeel e van de klacht kennelijk niet-ontvankelijk en onderdelen a, b, c, d, en f kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 30 augustus 2021 verzonden aan partijen.

1.4 Op 27 september 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 27 september 2021 ontvangen.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 17 januari 2022. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. De raad heeft ook kennisgenomen van de nagekomen stukken van verweerder d.d. 13 december 2021 en van de nagekomen stukken van klager d.d. 3 januari 2022. Klager heeft zijn standpunt ter zitting nader doen toelichten aan de hand van ter zitting overgelegde spreekaantekeningen.

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

1. De voorzitter heeft miskend dat verweerder zaken doorlopend onnodig ingewikkeld heeft gemaakt, heeft ontkend en anders heeft uitgelegd, zodat, gezien het oordeel van de voorzitter, de rechtsbescherming van klager bij de raad van discipline, evenals bij de rechtbank en het hof, ver te zoeken is.

2. De voorzitter heeft nagelaten onderzoek te doen naar de feiten betreffende het optreden van verweerder, zodat er geen aandacht is geweest voor het gegeven dat verweerder zaken volledig naar zijn hand heeft gezet, waarvoor hij de bevoegdheid niet heeft. Hierdoor heeft de voorzitter onzorgvuldig gehandeld, is er geen sprake van ‘checks and balances’ en zijn feiten betreffende het optreden van verweerder onder de mat geveegd.

3. De deken heeft in zijn dekenstandpunt een eenzijdig verhaal aangeleverd, op grond waarvan de voorzitter tot een eenzijdige beoordeling is gekomen.

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT 

3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden van het verzet niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot, U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2022.

Griffier                                                           Voorzitter

Verzonden op: 7 maart 2022