ECLI:NL:TADRSHE:2022:37 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-669/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:37
Datum uitspraak: 07-03-2022
Datum publicatie: 09-03-2022
Zaaknummer(s): 21-669/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Verweerder heeft in zijn processtukken ten onrechte geschreven dat klaagster 64 onroerende goederen in haar bezit had. De voorzitter heeft dit klachtonderdeel terecht van onvoldoende gewicht gevonden. Verzet ook voor het overige ongegrond, aangezien de passages waarover klaagster zich beklaagt onderdeel uitmaken van het processuele debat tussen partijen. Klaagster heeft zich daartegen in de procedure kunnen verweren. Geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 7 maart 2022

in de zaak 21-669/DB/ZWB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 4 oktober 2021 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 10 december 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 6 augustus 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20-128 van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 4 oktober 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels van kennelijk onvoldoende gewicht, deels kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 4 oktober 2021 verzonden aan partijen.

1.4 Op 2 november 2021 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 2 november 2021 ontvangen.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 17 januari 2022. Daarbij waren klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. M., en verweerder aanwezig.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

1. Het oordeel van de voorzitter over de klacht is evident onjuist, aangezien dat tot de onwenselijke en onacceptabele conclusie leidt dat het bewust verkondigen van onjuistheden, hoewel in strijd met de wet en de gedragsregels, gewoon mag, zolang die onjuistheden naar subjectieve maatstaven maar niet de kern van de zaak raken.

2. De voorzitter stapt in zijn beoordeling van de klacht te gemakkelijk en ten onrechte heen over artikel 21 Rv en de gedragsregels 6 en 8.

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT 

3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde gronden van het verzet niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden voor wat betreft klachtonderdeel1 van onvoldoende gewicht en voor wat betreft klachtonderdeel 2 kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot, U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2022.

Griffier                                                           Voorzitter

Verzonden op: 7 maart 2022