ECLI:NL:TADRSHE:2022:142 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-242/DB/ZWB/D

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:142
Datum uitspraak: 17-10-2022
Datum publicatie: 18-10-2022
Zaaknummer(s): 22-242/DB/ZWB/D
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Advocaat heeft ondanks herhaalde verzoeken van de deken niet voldaan aan het informatieverzoek van de deken om financiële kengetallen van zijn kantoor aan te leveren. Tweede keer dat de advocaat de deken in zijn toezichthoudende taak belemmert.Bezwaar gegrond, schorsing vier weken.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 17 oktober 2022

in de zaak 22-242/DB/ZWB/D

naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 21 maart 2022 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een bezwaar ingediend over verweerder.

1.2 Op 21 maart 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22-013 van de deken ontvangen.

1.3 De griffier heeft verweerder en de deken bij brief van 14 april 2022 een eerste oproep voor de mondelinge behandeling op 15 augustus 2022 toegezonden. Aan partijen is de gelegenheid gegeven binnen 7 dagen eventuele verhinderdagen op te geven. Verweerder noch de deken hebben hiervan gebruik gemaakt. De griffier van de raad heeft verweerder en de deken vervolgens bij brief van 30 juni 2022 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 15 augustus 2022. Verweerder heeft de raad per email van 4 juli 2022 de ontvangst van de brief van 30 juni 2022 bevestigd en bericht pas toen voor het eerst kennis te hebben genomen van het bezwaar van de deken. Verweerder berichtte de raad op 15 augustus 2022 vanwege vakantie verhinderd te zijn en verzocht de mondelinge datum op een andere datum in te plannen. De griffier heeft per email van 11 juli 2022, met verwijzing naar de brief van 14 april 2022, aan verweerder bericht dat de raad in zijn email van 4 juli 2022 geen aanleiding zag om de mondelinge behandeling aan te houden. Verweerder heeft per email van 5 augustus 2022 bericht de email van 14 april 2022 van de griffie niet te hebben ontvangen en vanwege vakantie niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. De griffier heeft per email van 9 augustus 2022 aan verweerder de ontvangst van de e-mail van 5 augustus 2022 bevestigd en tevens aan verweerder bericht dat de mondelinge behandeling van het dekenbezwaar, zoals eerder aan verweerder bericht, op 15 augustus 2022 zou plaatsvinden. 

1.4 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 15 augustus 2022. Daarbij was mw. mr. R., adjunct-secretaris van de Orde van Advocaten, daartoe op 25 juni 2022 gemachtigd door de deken,  aanwezig. Verweerder is ter zitting niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier met zeven producties.

2 FEITEN

2.1 De (toenmalige) deken heeft per email van 12 juli 2021 aan verweerder verzocht om de kengetallen over het boekjaar 2020 (en de vergelijkende cijfers over het boekjaar 2019) van zijn (eenmans-)kantoor op uiterlijk 31 augustus 2021 in te dienen. De deken heeft zijn verzoek per e-mails van 30 november 2021 en 7 januari 2022 herhaald.  De deken heeft op 10 en 28 januari 2022 de voice mail van verweerder ingesproken met het verzoek uiterlijk 1 februari 2022 te berichten wanneer de kengetallen aangeleverd zouden worden. Verweerder heeft niet gereageerd.

2.2 Per email van 14 februari 2022 is aan verweerder een dekenbezwaar aangezegd, indien de verzochte  kengetallen op 18 februari 2022 door verweerder niet zouden zijn aangeleverd. Verweerder heeft de door de deken verzochte kengetallen niet aangeleverd.

2.3 De stafjurist van het buro van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft op 8 maart 2022 een concept dekenbezwaar aan verweerder toegezonden en verweerder in de gelegenheid gesteld om tot uiterlijk 15 maart 2022 hierop te reageren. De stafjurist heeft verweerder er tevens op attent gemaakt dat de CCV-opgave over het jaar 2021 nog niet was ontvangen en hem erop gewezen dat de termijn op 10 maart 2022 verliep. Verweerder heeft niet gereageerd. De deken heeft op 21 maart 2022 een bezwaar over verweerder bij de raad ingediend.

3 BEZWAAR

3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken verwijt verweerder het volgende:

verweerder heeft nagelaten om, ondanks herhaalde verzoeken, de kengetallen over het boekjaar 2020 en de vergelijkende cijfers over het boekjaar 2019 aan te leveren. Verweerder heeft hierdoor gehandeld in strijd met gedragsregel 29.

4 BEOORDELING

Toetsingskader

4.1 Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht of een dekenbezwaar dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Aw omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 Aw omschreven normen (HvD 30 augustus 2019,ECLI:NL: TAHVD:2019:125).

4.2 Een advocaat is op grond van regel 29 jo artikel 5:20 Awb verplicht om medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is bij de uitoefening van de bevoegdheden van de deken en daartoe de benodigde informatie te verschaffen (HVD 21 augustus 2020, ECLI:NL:TAHVD:2021:145).

4.3 Een deken is op grond van het bepaalde in artikel 45a Aw bevoegd om aan advocaten een informatieverzoek (de Uitvraag) om financiële kengetallen van het kantoor te doen. Om zijn taak als toezichthouder te kunnen uitoefenen, heeft de deken de beschikking over de instrumenten die Titel 5.2 van de Awb biedt. De Uitvraag betreft een redelijk verzoek dan wel vordering om inlichtingen in het kader van de toezichthoudende taak van de deken, waaraan een advocaat behoort te voldoen.  (HVD 15 november 2021,ECLI:NL:TAHVD:2021:214).

Overwegingen raad

4.4 Verweerder heeft, ondanks herhaalde verzoeken van de deken, nagelaten de kengetallen over het boekjaar 2020 en de vergelijkende cijfers over het boekjaar 2019 aan de deken aan te leveren. Verweerder heeft niet gereageerd op de aanzegging van een dekenbezwaar noch op het aan verweerder toegezonden concept dekenbezwaar. Verweerder is door de raad opgeroepen voor de mondelinge behandeling en daarbij in de gelegenheid gesteld om tot veertien dagen voor de zitting schriftelijk te reageren op het dekenbezwaar. Verweerder heeft ook hiervan geen gebruik gemaakt.

4.5 Vast staat dat verweerder heeft geweigerd aan de Uitvraag van de deken, die ingevolge voormelde beslissing van het Hof van Discipline als redelijk is te kwalificeren, te voldoen. Dit betekent dat verweerder de deken in diens toezichthoudende taak heeft belemmerd en in strijd met het bepaalde in gedragsregel 29 heeft gehandeld, wat verweerder tuchtrechtelijk is aan te rekenen. De raad zal het bezwaar van de deken daarom gegrond verklaren.

5 MAATREGEL

5.1 Aan verweerder is door de raad bij beslissing van 22 maart 2021 de maatregel berisping opgelegd, omdat verweerder (onder meer) had nagelaten de CCV-opgave over het jaar 2019 binnen de daartoe gestelde termijn in te dienen. Verweerder heeft ondanks de op 22 maart 2021, vanwege het belemmeren van de deken in diens toezichthoudende taak, aan hem opgelegde berisping, opnieuw niet voldaan aan de herhaalde verzoeken van de deken om hem de gevraagde informatie te verstrekken en de deken derhalve opnieuw in diens toezichthoudende taak belemmert. Ter zitting van de raad is gebleken dat verweerder de gevraagde kengetallen nog steeds niet heeft aangeleverd aan de deken. Enige verklaring daarvoor is niet gegeven. Verweerder volhardt hiermee in zijn nalatig handelen en daardoor in zijn belemmering van de deken in diens toezichthoudende taak. Omdat verweerder, ondanks de recent aan hem opgelegde maatregel van berisping, kennelijk nog steeds niet tot het inzicht is gekomen dat een behoorlijk handelend advocaat de door de deken gevraagde informatie, waaronder het met het oog op zijn toezichthoudende taak redelijke informatieverzoek om financiële kengetallen van zijn kantoor,  aanstonds aan de deken behoort te verstrekken en gelet op de houding van verweerder hierin geen verbetering valt te verwachten, is naar het oordeel van de raad de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken op zijn plaats.

6 KOSTENVEROORDELING

6.1 Omdat de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

6.2 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het bezwaar gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van vier weken op;

- bepaalt dat de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

- de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

- verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

- de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 6.2;

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken en U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2022.

Griffier                                                                            Voorzitter

Verzonden op: 17 oktober 2022