ECLI:NL:TADRSHE:2022:139 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-659/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:139
Datum uitspraak: 26-09-2022
Datum publicatie: 10-10-2022
Zaaknummer(s): 22-659/DB/LI
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocatenkantoor. De voorzitter stelt vast dat de klacht niet ziet op de organisatie van het advocatenkantoor, maar op het handelen en nalaten van de advocaat die de zaak tegen klager behandelt. De klacht ziet niet op gedragingen van een of meer leden van de maatschap. De conclusie is dan ook dat klager in de klacht tegen het advocatenkantoor kennelijk niet ontvankelijk is. De gestelde gedragingen waarop de klacht ziet kunnen niet worden toegerekend aan de leden van de maatschap. De leden van de maatschap zijn niet verantwoordelijk voor het gedrag van de advocaat die de zaak tegen klager behandelt. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch 
van 26 september 2022

in de zaak 22-659/DB/LI


naar aanleiding van de klacht van:


klager

over:

verweerder


De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 17 augustus 2022 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken), door de raad ontvangen per e-mail van 17 augustus 2022 met kenmerk K22-029 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8. 

   FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Advocatenkantoor X, hierna: “het advocatenkantoor”, was sponsor van studentenvereniging A. Mr. R, als advocaat werkzaam bij het advocatenkantoor, heeft een zaak tegen klager behandeld waarin hij -onder meer – studentenvereniging A bijstond. In een brief d.d. 15 februari 2022 heeft mr. R het standpunt van zijn cliënt verwoord.

1.2    Op 4 maart 2022 heeft klager tegen het advocatenkantoor een klacht ingediend bij de deken. 


2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat het advocatenkantoor tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt het kantoor het volgende: 

Er zijn feiten gepresenteerd zonder de juistheid daarvan te controleren en er is sprake van belangenverstrengeling.

Toelichting:

Het advocatenkantoor manifesteert zich officieel middels juridische bullshit. Het kantoor had ontegenzeggelijk beter moeten weten door de feiten te checken middels hoor en wederhoor en dossierkennis. In plaats daarvan is klakkeloos nonsens neergekwakt. Het getuigt van een ongekende onzorgvuldigheid/incompetentie. Het advocatenkantoor is sponsor van studentenvereniging A en derhalve ultra-subjectief. Er is sec sprake van belangenverstrengeling, in absolute zin. 


3    VERWEER

3.1    Mr. S heeft in zijn hoedanigheid van gemachtigde namens het advocatenkantoor tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt vast dat de klacht is gericht tegen een advocatenkantoor. Het advocatenkantoor waartegen de klacht is gericht wordt gevoerd in de vorm van een maatschap. Waar het tuchtrecht voor advocaten uitgaat van klachten over het handelen van een individuele advocaat, leidt dit tot de vraag of de klacht kan worden ontvangen. Uitsluitend indien het gedrag waarover wordt geklaagd alle leden van de maatschap kan worden aangerekend, kan de klacht worden ontvangen als gericht tegen de individuele leden van de maatschap. 

4.2    De voorzitter stelt vast dat de klacht niet ziet op de organisatie van het advocatenkantoor, maar op het handelen en nalaten van de advocaat die de zaak tegen klager behandelt. De klacht ziet niet op gedragingen van een of meer leden van de maatschap.

4.3    De conclusie is dan ook dat klager in de klacht tegen het advocatenkantoor kennelijk niet ontvankelijk is. De gestelde gedragingen waarop de klacht ziet kunnen niet worden toegerekend aan de leden van de maatschap. De leden van de maatschap zijn niet verantwoordelijk voor het gedrag van de advocaat die de zaak tegen klager behandelt.


BESLISSING

De voorzitter verklaart: 

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet ontvankelijk.


Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 september 2022.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 26 september 2022