ECLI:NL:TADRSHE:2022:137 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-675/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:137
Datum uitspraak: 26-09-2022
Datum publicatie: 03-10-2022
Zaaknummer(s): 22-675/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. De onjuiste betekening van de kort geding dagvaarding kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten omdat de correcte betekening van exploiten tot het domein van de deurwaarder behoort en niet is gebleken dat klager in zijn belangen is geschaad, nu klager tijdig van de kort geding dagvaarding heeft kennis genomen en het kort geding uiteindelijk geen doorgang heeft gevonden. Niet gebleken dat verweerder in de kort geding dagvaarding onder randnummer 22 en in de memorie van antwoord onder de randnummers 19, 24 en 66 bewust onjuiste informatie heeft vermeld, noch dat hij de deken heeft misleid, noch dat hij klagers advocaat heeft bedreigd en geïntimideerd. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 26 september 2022

in de zaak 22-675/DB/ZWB


naar aanleiding van de klacht van:

klager


over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 24 augustus 2022 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken), door de raad ontvangen per e-mail van 24 augustus 2022 met kenmerk K22-012, van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 19 en van de volgende nagekomen stukken:

  • e-mail van klager d.d. 4 september 2022 met bijlagen;
  • e-mail van verweerder d.d. 5 september 2022 met bijlagen;
  • e-mail van klager d.d. 5 september 2022 met bijlagen;
  • e-mail van verweerder d.d. 8 september 2022;
  • e-mail van klager d.d. 12 september 2022.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Verweerder treedt op als advocaat van de wederpartijen van klager in diverse procedures die tussen de cliënten van verweerder en klager aanhangig zijn.

1.2 Klager heeft bij brieven d.d. 14 en 23 maart 2021 een klacht ingediend tegen verweerder. De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 20 december 2021. De raad heeft de klacht bij beslissing d.d. 7 februari 2022 (21-637/DB/ZWB) deels gegrond, deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk verklaard. Aan verweerder is voor het gegrond bevonden deel van de klacht een waarschuwing opgelegd. Tegen de beslissing van de raad is geen appel ingesteld.

1.3 Op 14 januari 2022 heeft verweerder namens zijn cliënt aan klager een kort geding dagvaarding doen betekenen. Deze dagvaarding is abusievelijk geadresseerd aan en betekend op nr. 23A (zijnde het adres van het bedrijfspand) in plaats van nr. 23 (zijnde het adres van klagers woonhuis). Enkele dagen na 14 januari 2022 heeft klager de dagvaarding in de brievenbus van het bedrijfspand aangetroffen.

1.4 De zitting in kort geding stond gepland voor 25 januari 2022. De procedure is vanwege de totstandkoming van een minnelijke regeling ingetrokken zodat de zitting geen doorgang heeft gevonden.

1.5 Op 18 februari 2022 heeft klager over de onjuiste betekening een klacht ingediend bij de deken. Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Dit verweer hield, zakelijk weergegeven, in dat in de dagvaarding inderdaad abusievelijk een onjuist adres stond, maar dat de deurwaarder dit had moeten opmerken, hetgeen hij niet heeft gedaan, waardoor de dagvaarding op nr. 23A is betekend.

1.6 Op 5 april 2022 heeft verweerder namens zijn cliënte een memorie van antwoord ingediend.

1.7 Op 30 april en 9 mei 2022 heeft klager rechtstreeks aan verweerder e-mails gestuurd. In reactie op die e-mails heeft verweerder klagers advocaat bij e-mail d.d. 9 mei 2022 als volgt bericht:

“Met referte aan mijn email van vorige week treft u in onderstaande een nieuwe email van uw cliënt aan. Ik zal deze onder de aandacht brengen van de Orde.

Ik beraad mij tezamen met mijn kantoorgenoten over eventuele stappen.”

1.8 Op 9 en 10 mei 2022 heeft klager opnieuw tegen verweerder klachten ingediend bij de deken.

1.9 Op 4 juli 2022 heeft klager wederom tegen verweerder een klacht ingediend. Klager heeft van die klacht geen doorzending aan de raad gevraagd.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

1. De kort geding dagvaarding is uitgebracht op het verkeerde adres;

2. Verweerder heeft in de kort geding dagvaarding onder randnummer 22 en in de memorie van antwoord onder de randnummers 19, 24 en 66 bewust onjuiste informatie vermeld;

3. Verweerder heeft de deken misleid door de schuld voor de onjuiste betekening af te schuiven op de deurwaarder;

4. Verweerder heeft klagers advocaat bedreigd en geïntimideerd.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2 Klachtonderdeel 1

Vast staat dat de kort geding dagvaarding is betekend aan het verkeerde adres. Dat betekent echter niet dat verweerder van die fout automatisch een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft terecht naar voren gebracht dat de correcte betekening van exploiten tot het domein van de deurwaarder behoort. Naar het oordeel van de voorzitter is voorts niet gebleken dat klager door de onjuiste betekening in zijn belangen is geschaad, nu klager tijdig van de kort geding dagvaarding heeft kennis genomen en het kort geding uiteindelijk geen doorgang heeft gevonden. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter klachtonderdeel 1 kennelijk ongegrond verklaren.

4.3 Klachtonderdeel 2

Verweerder heeft uitdrukkelijk betwist dat hij in de kort geding dagvaarding leugens heeft vermeld en dat hij in de memorie van antwoord bewust onjuiste informatie aan de rechter heeft voorgehouden. Vast staat dat tussen klager en verweerders cliënten sprake is van een langslepend geschil waarin de standpunten van partijen vaak lijnrecht tegenover elkaar staan. De voorzitter overweegt dat het de taak van verweerder was om de belangen van zijn cliënten te behartigen en om de standpunten van zijn cliënten naar voren te brengen. Dat klager zich niet in die standpunten kan vinden betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De voorzitter overweegt voorts dat het tuchtrecht niet is bedoeld voor het (opnieuw) voeren van een discussie over de juistheid van de standpunten die partijen over en weer in de civiele procedure naar voren hebben gebracht. Het is aan de civiele rechter, en niet aan de tuchtrechter, om een oordeel te geven over de juistheid van de in de civiele procedure ingenomen standpunten. Naar het oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat verweerder in de kort geding dagvaarding en memorie van antwoord onder de door klager genoemde randnummers feiten heeft geponeerd waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen. Ook klachtonderdeel 2 is derhalve kennelijk ongegrond.

4.4 Klachtonderdeel 3

Klager verwijt verweerder dat hij de deken heeft misleid. Verweerder heeft dit klachtonderdeel betwist. De voorzitter overweegt dat het verweerder vrij stond om aan de deken zijn standpunt kenbaar te maken over de door klager ingediende klacht. Dat klager het met verweerders standpunt niet eens is maakt niet dat verweerder misleiding van de deken kan worden verweten. Verweerder heeft de gang van zaken rondom de betekening van de kort geding dagvaarding gemotiveerd toegelicht. Dat verweerder de deken daarbij op het verkeerde been heeft willen zetten blijkt niet uit de aan de raad overlegde stukken. Klachtonderdeel 3 is op grond van het voorgaande eveneens kennelijk ongegrond.

4.5 Klachtonderdeel 4

Verweerder heeft het verwijt, dat hij klagers advocaat heeft bedreigd en geïntimideerd, uitdrukkelijk betwist, terwijl de voorzitter in het dossier voor de juistheid van dit verwijt ook geen enkel aanknopingspunt heeft gevonden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager, die werd bijgestaan door een advocaat, verweerder herhaaldelijk rechtstreeks per e-mail heeft benaderd. Klager heeft meerdere klachten tegen verweerder ingediend en heeft verweerders kantoor meerdere malen aansprakelijk gesteld. Waar het een advocaat op grond van de gedragsregels niet is toegestaan om rechtstreeks met de wederpartij te communiceren wanneer die wederpartij wordt bijgestaan door een advocaat, is het begrijpelijk dat verweerder klagers e-mails heeft doorgeleid aan klagers advocaat. De e-mail van verweerder aan klagers advocaat d.d. 9 mei 2022 is gesteld in zakelijke bewoordingen en vormt geenszins een aanwijzing voor de door klager gestelde bedreiging en intimidatie. Klagers advocaat heeft zich ook niet beklaagd over de wijze waarop hij door verweerder is bejegend. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter ook klachtonderdeel 4 kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 september 2022.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 26 september 2022