ECLI:NL:TADRSHE:2021:88 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-743/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:88
Datum uitspraak: 10-05-2021
Datum publicatie: 11-05-2021
Zaaknummer(s): 20-743/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Verzet. Klacht tegen advocaat van de wederpartij is door de voorzitter met toepassing van de juiste maatstaf als kennelijk ongegrond afgewezen. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van  10 mei 2021

in de zaak 20-743/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 18 december 2020 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Klager heeft bij webformulier bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: “de deken”, een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij e-mail d.d. 30 september 2020 met kenmerk nr. K20-010 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3    Bij beslissing van 18 december 2020 heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 18 december 2020 verzonden aan klager.

1.4    Klager heeft bij e-mail d.d. 27 december 2020 verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 22 maart 2021. Daarbij was klager aanwezig. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. 

1.6    De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet, van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en het verzetschrift van klager.

2    FEITEN

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij de belangen van klager nodeloos geschaad, doordat hij beledigende sommaties aan klager heeft toegezonden en de zaak onnodig heeft opgeblazen in plaats van een regeling te onderzoeken. Verweerder heeft zijn positie misbruikt door met rechtsmaatregelen te dreigen.  

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

Klager heeft geen vertrouwen in de procedure. De beslissing van de voorzitter is zonder enig verder onderzoek en zonder hoor en wederhoor tot stand gekomen. Verweerder heeft enkel uit eigen financieel belang gehandeld en was niet gericht op het tot stand brengen van een oplossing.

3    BEOORDELING 

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.2    De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas en M.M.C. van de Ven, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 mei 2021.

Griffier                                    Voorzitter