ECLI:NL:TADRSHE:2021:82 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-890/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:82
Datum uitspraak: 10-05-2021
Datum publicatie: 12-05-2021
Zaaknummer(s): 20-890/DB/OB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:  Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Verweerder heeft zijn advies aan klaagster met daarin gevoelige informatie en een negatief procesadvies heeft verzonden naar het adres van de ex-echtgenoot van klaagster. Het verzenden van een vertrouwelijke, voor de cliënte bestemde, brief naar het adres van de wederpartij, levert handelen op dat in strijd is met de kernwaarde vertrouwelijkheid zoals vastgelegd in artikel 10a lid 1 sub e Advocatenwet en gedragsregel 3. Daarnaast is deze  gedraging in strijd met de zorgvuldigheid die de advocaat op grond van de gedragsregels 1 en 12 bij de behandeling van de hem opgedragen zaken dient te betrachten. Aldus heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Gegrond. Waarschuwing. Proceskostenveroordeling.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 10 mei 2021

in de zaak 20-890/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij ongedateerde brief heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. Klaagsters brief is op 15 mei 2020 op het Bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant bezorgd.

1.2    Op 23 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|20|094K  van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 22 maart 2021. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier, van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 10 en van de nagekomen brief met bijlagen van klaagster d.d. 2 maart 2021 en de nagekomen e-mail met bijlagen van verweerder d.d. 4 maart 2021.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Verweerder heeft klaagster in de jaren 1994 en 1995 bijgestaan in een echtscheidingszaak.

2.3    Op 18 oktober 2019 heeft klaagster zich opnieuw tot verweerder gewend, ditmaal voor advies over de mogelijkheden om jegens haar ex-echtgenoot een vordering in te stellen aangaande de pensioenverdeling.

2.4    Bij brief d.d. 11 november 2019 heeft verweerder aan klaagster een negatief procesadvies uitgebracht. Deze brief is abusievelijk niet verzonden naar klaagsters adres, maar naar het adres van klaagsters ex-echtgenoot.

2.5    Begin december 2019 heeft klaagster bij verweerder geïnformeerd naar de stand van zaken. Bij e-mail d.d. 11 december 2019 heeft verweerder klaagster als volgt bericht:

    “In opgemelde zaak heb ik op uw verzoek de zaak nader bestudeerd. Ik heb ook per 11 november 2019 kosteloos mijn visie op de zaak gegeven.

    Mijn advies is spijtig genoeg door een fout op mijn secretariaat naar het adres van de [ex-echtgenoot] gezonden. Mij is overigens niet bekend of hij de enveloppe heeft geopend. Ik bied voor de fout mijn excuses aan.

    Ik kan u verder melden dat er geen schade is ontstaan door vermelde fout. In de brief is immers slechts mijn visie neergelegd. Zou u een andere advocaat hebben die het anders ziet dan zou deze advocaat, zonder enige schade, een procedure kunnen opstarten.”

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat hij:

zijn advies aan klaagster met daarin gevoelige informatie en een negatief procesadvies heeft verzonden naar het adres van de ex-echtgenoot van klaagster.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Vast staat dat een voor klaagster bestemde brief ten gevolge van een op het secretariaat van verweerders kantoor gemaakte fout abusievelijk is verzonden naar het adres van klaagsters wederpartij. Verweerder heeft erkend dat hij verantwoordelijk is voor deze fout en heeft voor de fout aan klaagster zijn excuses aangeboden. Verweerder heeft daarnaast gesteld dat klaagster van de fout geen nadeel heeft ondervonden en dat niet duidelijk is of de ex-echtgenoot de enveloppe heeft geopend. Naar het oordeel van de raad kan het midden blijven of deze stellingen van verweerder juist zijn, omdat het verzenden van een vertrouwelijke, voor de cliënte bestemde, brief naar het adres van de wederpartij, handelen oplevert dat in strijd is met de kernwaarde vertrouwelijkheid zoals vastgelegd in artikel 10a lid 1 sub e Advocatenwet en gedragsregel 3. Daarnaast is deze  gedraging in strijd met de zorgvuldigheid die de advocaat op grond van de gedragsregels 1 en 12 bij de behandeling van de hem opgedragen zaken dient te betrachten. Aldus heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht is dan ook gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door een negatief procesadvies aan klaagster abusievelijk te verzenden aan klaagsters wederpartij. De raad acht in dezen een waarschuwing een passende maatregel.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 25,- reiskosten van klaagster,

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten  van € 25,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas en M.M.C. van de Ven, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 mei 2021.

Griffier    Voorzitter