ECLI:NL:TADRSHE:2021:7 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-891/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:7
Datum uitspraak: 08-01-2021
Datum publicatie: 13-01-2021
Zaaknummer(s): 20-891/DB/OB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het staat de advocaat van de wederpartij vrij om het strandpunt van haar cliënte te verwoorden en de zorgen van haar cliënte over de opstelling van klager (waaronder het indienen van klachten over verweerster en een fraudemelding bij de Raad voor Rechtsbijstand) te vermelden. Klager heeft geen eigen belang bij zijn klacht over de inhoud van de toevoegingsaanvraag  van zijn wederpartij.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 8 januari 2021

in de zaak 20-891/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Oost-Brabant (hierna: de deken) van 24 november 2020 met kenmerk 48/20/081K, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerster treedt op als advocaat van de wederpartij van klager in een familierechtelijke kwestie betreffende het gezag, verblijf en de omgang met de minderjarige dochter van partijen.

1.2    Verweerster heeft bij brief van 19 mei 2020 aan de rechtbank gereageerd op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Zij schreef hierin onder meer het volgende :

“Wat verder nog van belang is om te melden, ook ten aanzien van het advies is de heftigheid van strijd die de familie van vader jegens moeder voert. Door vader, althans door familie van vader, zijn meerdere partijen benaderd om het een en ander te herzien dan wel zijn er klachten ingediend tegen deze personen. Dit neemt mee dat moeder weinig vertrouwen heeft dat afspraken door vader nagekomen zullen worden.

Tegen ondergetekende en mevrouw mr. (naam kantoorgenote) zijn klachten ingediend bij de Deken van de Orde van Advocaten (bijlage 1). Tevens is er een klacht ingediend tegen de eerste raadsonderzoeker van de Raad voor Kinderbescherming. Voorts zijn er (anonieme) meldingen gedaan bij Veilig Thuis ten aanzien van de minderjarige zoon van moeder (bijlage 2). Door veilig thuis is reeds geconcludeerd dat er geen gevaren zijn bij moeder en dat een nader onderzoek niet nodig is. Onlangs kreeg ondergetekende een brief van de Raad voor Rechtsbijstand, met de mededeling dat er een fraudemelding was gedaan ten aanzien van de toevoeging van moeder. Deze melding was gedaan door de zus van vader (bijlage 3).

Voorts is ook deskundige, de heer (….) , benaderd om zijn eerdere advies te herzien (bijlage 4).

De vraag is wanneer gaat dit stoppen? Kan moeder wel vertrouwen krijgen, dat als dit het voorland is (namelijk klachten), dat de regeling die vastgesteld wordt ook uitgevoerd gaat worden? (……) ”

1.3    Op 26 mei 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

a)    Verweerster heeft een bij de Raad voor Rechtsbijstand en de deken ingediende klacht aangegrepen om aan te tonen dat klager en zijn familie er alles aan doen om de cliënte van verweerster en verweerster tegen te werken;

b)    Uit onderzoek door de Raad voor Rechtsbijstand is gebleken dat verweerster fraude heeft gepleegd bij de aanvraag voor gefinancierde rechtsbijstand voor haar cliënte. 

c)    Verweerster heeft klager ten onrechte beschuldigd van een anonieme melding tegen haar cliënte bij Veilig Thuis;

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad onderdeel a)

4.2    Verweerster heeft in haar brief van 19 mei 2020 in zakelijke bewoordingen feitelijke mededelingen gedaan aan de rechtbank. Voorts heeft zij gemotiveerd de zorgen van haar cliënte verwoord over de opstelling van klager in de lopende procedure, waaronder de bij de deken ingediende klachten over verweerster en haar kantoorgenote en de fraudemelding bij de Raad voor Rechtsbijstand. Verweerster heeft hiermee gehandeld binnen de vrijheid die haar als advocaat van de wederpartij toekwam. Hiervan valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Het eerste onderdeel van de klacht is kennelijk ongegrond.

Ad onderdeel b)

4.3    Het klachtrecht is niet in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

4.4    De beoordeling van een toevoegingsaanvraag is een kwestie tussen de aanvrager, in dit geval de cliënte van verweerster, en de Raad voor Rechtsbijstand. Klager heeft hierbij geen eigen belang. De voorzitter zal het tweede onderdeel van de klacht daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

Ad onderdeel c)

4.5    Verweerster is in haar brief van 20 mei 2020 betreffende de (anonieme) melding bij Veilig Thuis uitgegaan van de van haar cliënte ontvangen informatie. Verweerster heeft in haar brief van 20 mei 2020 enkel melding gemaakt van een anonieme melding, zonder daarbij naar klager te verwijzen. Het stond verweerster vrij om deze informatie namens haar cliënte aan de rechtbank te verstrekken. Terzake valt haar tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Het derde onderdeel van de klacht is kennelijk ongegrond.

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de onderdelen a) en c) van de  klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren en onderdeel b) kennelijk niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

onderdeel b) van de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk;

de onderdelen a) en c) van de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2021.

Griffier         Voorzitter