ECLI:NL:TADRSHE:2021:60 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-038/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:60
Datum uitspraak: 24-03-2021
Datum publicatie: 30-03-2021
Zaaknummer(s): 21-038/DB/OB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Niet gebleken dat verweerster heeft klagers belangen onnodig en onevenredig heeft geschaad door conservatoir beslag te leggen, noch dat zij in het beslagrekest onwaarheden heeft vermeld en aldus de voorzieningenrechter onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 24 maart 2021

in de zaak 21-038/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 18 januari 2021 met kenmerk 48|19|045K  en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager is van 2006 tot 2011 bijgestaan door advocaten van H Advocaten, waaronder mr. V en mr. W, in een geschil met A. Klager is in de appel- en herroepingsprocedure in het ongelijk gesteld. Klager verwijt mr. W dat hij beroepsfouten heeft gemaakt.

1.2    Klager heeft de declaraties van H Advocaten tot een bedrag van plusminus € 40.000,00  onbetaald gelaten. Bij brief d.d. 7 augustus 2015 heeft verweerster als advocaat van H Advocaten aan klager een voorstel gedaan tot het treffen van een betalingsregeling, welk voorstel niet door klager is geaccepteerd. Klager heeft met diverse advocaten van het kantoor H Advocaten gecorrespondeerd, waarbij is geprobeerd om de kwestie minnelijk te regelen. Ook is de interne klachtenregeling van H Advocaten gevolgd, waarbij klagers klachten ongegrond zijn verklaard. Een regeling tussen klager en H Advocaten is niet tot stand gekomen.

1.3    Mr. W heeft op 19 juli 2016 namens H Advocaten aan de deken om advies gevraagd over het ten laste van klager leggen van conservatoir beslag. Op 20 juli 2016 heeft de deken positief geadviseerd.

1.4    Verweerster heeft namens H Advocaten op 22 juli 2016 bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg een verzoekschrift ingediend waarbij zij verlof heeft gevraagd voor het ten laste van klager leggen van conservatoir beslag op roerende zaken en onder derden. Op 26 juli 2016 heeft de Voorzieningenrechter het gevraagde verlof voor een bedrag van ruim € 62.000,-- verleend. Verweerster heeft vervolgens op 1 en 2 augustus 2016 beslag doen leggen op de inboedel en inventaris van de eenmanszaken van klager, op enige motorvoertuigen en onder de bank.

1.5    Op 8 augustus 2016 heeft verweerster de dagvaarding in de bodemprocedure aan klager doen betekenen.

1.6    Op 8 augustus 2016 heeft verweerster aan klager een voorstel tot het treffen van een minnelijke regeling gedaan, inhoudend dat klager een bedrag van € 20.000,-- aan H Advocaten zou voldoen. Klager heeft dit voorstel geaccepteerd en heeft conform de getroffen regeling  een bedrag van € 20.000,-- aan H Advocaten voldaan, waarna verweerster de deurwaarder op 16 augustus 2018 heeft verzocht om de gelegde beslagen op te heffen.

1.7    Op 14 november 2016 heeft klager H Advocaten aansprakelijk gesteld voor beweerdelijke beroepsfouten.

1.8    Op 14 augustus 2017 heeft klager een vaststellingsovereenkomst gesloten met de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van H Advocaten.

1.9    Klager heeft bij e-mail d.d. 17 mei 2019 bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

1. Verweerster heeft klagers belangen onnodig en onevenredig geschaad door conservatoir beslag te leggen;

2.    Verweerster heeft in het beslagrekest onwaarheden vermeld en heeft aldus de voorzieningenrechter onjuist en onvolledig geïnformeerd.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    Vast staat dat verweerster heeft opgetreden als advocaat van H Advocaten in het kader van de incasso van de openstaande vordering van H Advocaten op klager. De klacht heeft aldus betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

4.2    Vast staat dat H Advocaten eerst heeft getracht om in der minne betaling van de openstaande declaraties te verkrijgen. Toen dat niet lukte heeft H Advocaten de deken geconsulteerd over de mogelijkheid om conservatoire maatregelen te treffen. Na positief advies van de deken heeft verweerster namens H Advocaten aan de Voorzieningenrechter verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir beslag. Dat stond verweerster in het kader van het behartiging van de belangen van H Advocaten vrij. Dat in 2015 reeds incassomaatregelen waren aangekondigd waardoor volgens klager het verrassingseffect van de beslaglegging ontbrak, maakt dit niet anders. Het staat een advocaat vrij om bij een voldoende mate van betalingsonzekerheid conservatoire maatregelen te treffen ter verkrijging van betaling van openstaande declaraties.

4.3    De Voorzieningenrechter heeft het verlofrekest getoetst en aan H Advocaten verlof verleend voor het leggen van conservatoir beslag op roerende zaken en onder derden, waarna verweerster namens H Advocaten conservatoir beslag heeft doen leggen. Aldus heeft verweerster gehandeld in overeenstemming met hetgeen civiel- en tuchtrechtelijk is voorgeschreven. Naar het oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat klagers belangen door het moment van de beslaglegging of de wijze waarop beslag is gelegd onnodig en onevenredig zijn geschaad.

4.4    Verweerster heeft de stelling van klager, dat verweerster in het beslagrekest onwaarheden heeft vermeld en aldus de voorzieningenrechter onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd, uitdrukkelijk weersproken. De voorzitter heeft voor de juistheid van klagers stelling in de overgelegde stukken geen aanknopingspunten  kunnen vinden. Dat klager zich niet in de inhoud van het beslagrekest en de na het op basis daarvan verkregen verlof getroffen conservatoire maatregelen kon vinden betekent nog niet dat verweerster in het beslagrekest onwaarheden heeft verkondigd. Indien klager van oordeel was dat het door de Voorzieningenrechter verleende verlof op ondeugdelijke gronden of op basis van onwaarheden was verleend, had hij in kort geding om opheffing kunnen vragen. Dat klager van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt kan verweerster niet tuchtrechtelijk worden verweten. Klager heeft het door verweerster geformuleerde schikkingsvoorstel geaccepteerd, waarna verweerster de gelegde beslagen heeft doen opheffen.

4.5    Nu niet is gebleken dat verweerster bij het behartigen van de belangen van H Advocaten de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden, zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.   

5    BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr.  T.H.G. Huber - van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2021.

Griffier                     Voorzitter