ECLI:NL:TADRSHE:2021:42 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-446/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:42
Datum uitspraak: 22-02-2021
Datum publicatie: 15-03-2021
Zaaknummer(s): 20-446/DB/OB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over optreden advocaat wederpartij in familierechtelijke kwestie. Niet gebleken dat verweerster: onvoldoende professionele afstand heeft gehouden, zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klagers en haar persoonlijk belang heeft ingebracht in de procedure tussen klagers en de cliënte van verweerster door de klacht over haar persoonlijk handelen (in de zaak met kenmerk 20-445/DB/OB) in die procedure in te brengen;    een stelling geïntroduceerd bij de rechtbank waarvan ze redelijkerwijs de onjuistheid kende of had  moeten kennen; onvoldoende professionele afstand gehouden en het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad en het bereiken van een regeling in der minne heeft gefrustreerd door persoonlijke informatie van klagers te delen met haar cliënte. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 22 februari 2021

in de zaak 20-446/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 9 oktober 2019 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. De klachtbrief is op 11 oktober 2019 door de deken ontvangen.

1.2    Op 16 juni 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|19|132K van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 14 december 2020. Daarbij waren klagers en verweerster, bijgestaan door mr. B, aanwezig.

1.4    De onderhavige klachtzaak hangt samen met de klachtzaak met kenmerk 20-445/DB/OB, in welke zaak de raad eveneens op 22 februari 2021 een beslissing geeft.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.  

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Verweerster treedt op als advocaat van mevrouw W, zijnde de wederpartij van klagers.

2.3    Klagers voeden tezamen met mevrouw W hun minderjarige zoon op in een constructie van meerouderschap.

2.4    Op 17 juli 2019 heeft verweerster namens mevrouw W een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank.

2.5    Bij e-mail van 18 juli 2019 aan verweerster hebben klagers aangekondigd een klacht tegen verweerster in te dienen bij de deken.

2.6    Bij brief van 18 juli 2019 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerster. De klachtbrief is op 30 juli 2019 door de deken ontvangen.

2.7    Klagers hebben een advocaat in de arm genomen die namens hen een verweerschrift bij de rechtbank heeft ingediend.

2.8    Op 30 september 2019 heeft verweerster een verweerschrift op aanvullende verzoeken bij de rechtbank ingediend, waarin zij onder meer naar voren heeft gebracht:

    “(14) (…) Om hen moverende redenen hebben de vaders ervoor gekozen geen advocaat in de arm te nemen (althans niet tot het moment dat de vrouw een verzoekschrift indiende bij de rechtbank), maar zelf te blijven communiceren met de advocaat van de vrouw. Dit heeft niet bijgedragen aan een oplossing (en heeft ook geleid tot een klacht van de vaders tegen de advocaat van de vrouw bij de Orde van Advocaten, deze is nog in behandeling) (…).”

2.9    Bij brief van 9 oktober 2019 hebben klagers bij de deken wederom een klacht ingediend over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij:

1.    onvoldoende professionele afstand heeft gehouden, zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klagers en haar persoonlijk belang heeft ingebracht in de procedure tussen klagers en de cliënte van verweerster door de klacht over haar persoonlijk handelen (in de zaak met kenmerk 20-445/DB/OB) in die procedure in te brengen;

2.    een stelling heeft geïntroduceerd bij de rechtbank waarvan ze redelijkerwijs de onjuistheid kende of had  moeten kennen;

3.    onvoldoende professionele afstand heeft gehouden en het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad en het bereiken van een regeling in der minne heeft gefrustreerd door persoonlijke informatie van klagers te delen met haar cliënte.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De ratio van deze beperking van bedoelde vrijheid van de advocaat is, dat de rechter en de wederpartij door de onware feiten niet worden misleid. Daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te  behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Daarnaast mag een advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt.

5.2    Daarbij moet een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen waken voor onnodige polarisatie. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen (HvD 26 juni 2017, 160289). Dit is bij uitstek het geval als de strijdende partijen gezamenlijk met het ouderlijk gezag over een minderjarig kind zijn belast. De advocaat dient te vermijden dat de verhoudingen tussen partijen escaleren. Hij hoort dan ook de-escalerend te werken, kritisch te zijn ten opzichte van de door emoties gevoede wensen van zijn cliënt en zich ten opzichte van de andere partij respectvol op te stellen. De in dit verband door de advocaat te betrachten terughoudendheid mag zowel worden verwacht bij het doen van uitlatingen over de wederpartij, die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, als bij het entameren van procedures en het nemen van maatregelen. De raad beoordeelt de klacht aan de hand van de hiervoor geformuleerde maatstaven.

5.3    Klagers verwijten verweerster dat zij de op 18 juli 2019 door klagers tegen verweerster ingediende klacht heeft gedeeld met haar cliënte en van die klacht melding heeft gemaakt in randnummer 14 van het door haar op 30 september 2019 ingediende processtuk. Klagers verwijten verweerster voorts dat zij in de gewraakte passage (randnummer 14) heeft gesuggereerd dat het feit dat klagers geen advocaat in de arm hadden genomen, heeft geleid tot de klacht.

5.4    Verweerster heeft het volgende verweer gevoerd. Verweerster heeft in het verweerschrift willen uitleggen dat het is gekomen tot de indiening van een verzoekschrift omdat het om meerdere redenen niet mogelijk bleek om tot overeenstemming te komen en dat verweerster het verwijt werd gemaakt dat zij escalerend zou optreden. Bij het noemen van de klacht in het verweerschrift heeft verweerster geen eigen belang gehad en de rechter weegt het feit dat een klacht is ingediend ook niet mee, aldus nog steeds verweerster. Omdat de communicatie tussen klagers en verweerster steeds moeizamer is gaan verlopen heeft verweerster, in de hoop en verwachting dat dit de communicatie ten goede zou komen, klagers geadviseerd om een advocaat in de arm te nemen. 

5.5    De raad overweegt dat de aan de klacht ten grondslag gelegde stellingen onderwerp zijn (geweest) van debat in de gerechtelijke procedure. Het is niet aan de tuchtrechter om over de juistheid van de over en weer naar voren gebrachte standpunten te oordelen. Kennelijk kunnen klagers zich niet vinden in de standpunten die namens hun wederpartij naar voren zijn gebracht, maar dit betekent nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk kan worden verweten dat zij onwaarheden heeft verkondigd dan wel anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte stond het verweerster vrij om namens haar cliënte standpunten in te nemen die afweken van de standpunten van klager. Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht waarom zij de gewraakte passage in het verweerschrift heeft opgenomen. Niet aannemelijk is geworden dat verweerster zich daarbij heeft laten leiden door enig eigen belang. Dat verweerster zich onnodig grievend heeft uitgelaten en de rechter feiten heeft voorgehouden, waarvan zij de onwaarheid kende of kon kennen, is niet gebleken en voor zover de door verweerster geponeerde stellingen al als onjuist of onvolledig werden beschouwd door klagers, lag het op de weg van klagers, dan wel hun advocaat, om deze stellingen in de procedure te weerspreken en te weerleggen. Het is vervolgens aan de rechter om aan de hand van de over en weer ingenomen stellingen en het overgelegde bewijsmateriaal een oordeel te geven over de geschilpunten.

 5.6    Klagers verwijten verweerster dat zij haar cliënte heeft geïnformeerd over de door klagers tegen verweerster ingediende klacht. Naar het oordeel van de raad is dit verwijt ongegrond. Verweerster heeft in haar hoedanigheid van advocaat van mevrouw W een vertrouwensrelatie met mevrouw W en de door klagers tegen verweerster ingediende klacht heeft betrekking op de wijze van bijstandsverlening van verweerster aan mevrouw W. Verweerster heeft nimmer aan klagers vertrouwelijkheid toegezegd en uit de aard van de verhouding tussen klagers en verweerster vloeit evenmin vertrouwelijkheid voort. Niet valt in te zien op welke grond het verweerster niet zou vrijstaan om haar cliënte te informeren over de door de wederpartij van de cliënte jegens verweerster ingediende klacht. Klagers zijn hierdoor ook niet in hun belangen geschaad en niet is gebleken dat het alsnog bereiken van een minnelijke regeling hierdoor is gefrustreerd.

5.7    De raad is van oordeel dat verweerster niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze de belangen van klagers en van de zoon heeft geschaad en dat zij heeft gehandeld binnen de voornoemde grenzen van de vrijheid die verweerster had om de belangen van haar cliënte te behartigen. Dat verweerster onvoldoende professionele distantie jegens haar cliënte heeft betracht is geenszins gebleken.

5.8    De raad komt tot de slotsom dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is.   

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.H.L Baggel, voorzitter, mrs. A.J.F. van Dok en M.M.C. van de Ven, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2021.

Griffier    Voorzitter