ECLI:NL:TADRSHE:2021:25 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-260/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:25
Datum uitspraak: 01-02-2021
Datum publicatie: 03-02-2021
Zaaknummer(s): 20-260/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Of de cliënt van verweerder al dan niet rechtsgeldig tot bestuurder is benoemd in X en op grond daarvan namens X aan verweerder opdracht kon verstrekken om een procedure tegen klager aanhangig te maken betreft een civielrechtelijke kwestie waarover partijen nog procederen. De voorzitter heeft terecht overwogen dat de tuchtrechter ter zake geen bevoegdheid toekomt. De stelling dat door de (gestelde) onbevoegde vertegenwoordiging door verweerder van X de aandelen in X of de aan klager gelieerde onderneming als minderheidsaandeelhoudster zijn gedaald is door klager onvoldoende cijfermatig onderbouwd. Voor zover in rechte onherroepelijk zou komen vast te staan dat verweerder X onbevoegd vertegenwoordigd heeft, komt X mogelijk een vordering toe tot vergoeding van de daardoor geleden schade. Aan (indirect) aandeelhouders, waaronder de aan klager gelieerde vennootschap, komt in beginsel geen vordering toe tot vergoeding van afgeleide schade. Derhalve heeft de voorzitter terecht overwogen dat klager niet onderbouwd heeft dat hij rechtstreeks in zijn eigen belangen is of kon worden geschaad. Verzet ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 1 februari 2021

in de zaak 20-260/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 8 juni 2020 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 15 juli 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 9 april 2020 heeft de deken de klacht, met kenmerk K19-071, ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 8 juni 2020 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 juni 2020 is verzonden aan klager.

1.4    Per email van 5 juli 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft bij zijn verzetschrift de producties 1 en 2 aan de raad toegezonden.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 november in aanwezigheid van klager en verweerder

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 5 juli 2020, met producties 1 en 2. De raad heeft voorts kennisgenomen van de e-mails van klager van 31 juli, 4 augustus, 8, 11 en 18 september, 19 oktober, 11 en 12 november 2020 met producties 3 t/m 19.

2    FEITEN

2.1    Voor een weergave van de feiten verwijst de raad, voor zover klager daartegen in verzet niet op komt, naar de beslissing van de voorzitter. Voor zover klager in verzet opkomt tegen de weergave van  de feiten zal de raad hierop bij de beoordeling van de gronden van verzet nader ingaan.

3    KLACHT

3.1    Voor een weergave van de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

4    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

1.    De voorzitter heeft zijn beslissing gebaseerd op onjuiste feiten.

Toelichting :

De voorzitter heeft ten onrechte vastgesteld dat:

a.    verweerder sinds 2013 de aan zijn cliënt gelieerde vennootschappen DA B.V . en PT E B.V. heeft bijgestaan als advocaat.

b.    de vennootschap DA B.V. een vennootschap is die gelieerd is aan de cliënt van verweerder.

c.    dat mr. H klager vanaf 2018 bijstaat als advocaat.

2.    De voorzitter heeft ten onrechte vanwege het ontbreken van een feitelijke grondslag klachtonderdeel 1 ongegrond verklaard. Klager verwijst naar de bij het verzetschrift gevoegde verklaring van mr. H.

3.    De voorzitter heeft ten onrechte ten aanzien van klachtonderdeel 3 overwogen dat klager op geen enkele wijze onderbouwd heeft dat hij een rechtstreeks belang heeft bij dit klachtonderdeel.

Toelichting:

a.    Als indirect minderheidsaandeelhouder van DA B.V. heeft klager een eigendomsbelang en een vermogensrechtelijk belang in de vennootschap. Als gevolg van het onbevoegd procederen neemt het aandeel van klager in de DA B.V. in waarde af.

b.    Nu de onbevoegdelijk gevoerde procedures gericht zijn tegen klager heeft hij een rechtstreeks belang bij de klacht.

4.    Ten onrechte heeft de voorzitter ten aanzien van klachtonderdeel 3 overwogen dat dit onderdeel reeds onderwerp is geweest van een gerechtelijke procedure tussen klager en de aan hem gelieerde vennootschappen enerzijds en de cliënten van verweerder anderzijds.

Toelichting:

Het is een advocaat tuchtrechtelijk niet toegestaan om onbevoegd namens een partij op te treden zodat het aan de tuchtrechter is om daarover een oordeel uit te spreken.

3.2    Klager verzoekt de raad om de klachtonderdelen 1 en 3 gegrond te verklaren en als bewezen te beschouwen met veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure en verweerder te veroordelen voor alle schade voor zover de civiele rechter vonnis wijst waaruit blijkt dat verweerder onbevoegd heeft opgetreden namens DA B.V. en voor zover die kosten niet gedekt worden door de kostenveroordeling die de civiele rechter uitspreekt in het vonnis.

4    BEOORDELING

4.2    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. De raad zal daarom eerst de door klager in verzet aangevoerde gronden beoordelen.

Ad 1

4.3    Klager is in zijn verzetschrift opgekomen tegen de weergave van een drietal door de voorzitter weergegeven feiten. Voor zover de door klager aangevoerde weergave  van de feiten al onjuist dan wel onvolledig is, leidt deze verzetsgrond niet tot gegrondheid van het verzet, omdat de beslissing van de voorzitter niet op deze feiten is gebaseerd.

Ad 2

4.4    Uit het dossier en het ter zitting verhandelde volgt dat de verklaring van verweerder enerzijds en de door klager in zijn klacht weergegeven verklaring van mr. H anderzijds over de inhoud van het telefoongesprek tussen hen lijnrecht tegenover elkaar staan. De voorzitter heeft klachtonderdeel 1 daarom op een terechte grondslag ongegrond verklaard. De in verzet overgelegde schriftelijke verklaring van mr. H, noch het aanbod om ter zake een verklaring onder ede af te leggen maakt dit  anders.

Ad 3 en 4.

4.5    De derde en vierde verzetgrond hebben betrekking op de overweging van de voorzitter in randnummer 4.6 van de beslissing betreffende de onbevoegde vertegenwoordiging door verweerder  van DA BV. De raad zal deze verzetsgronden, gelet op de onderlinge samenhang, gezamenlijk beoordelen.

4.6    Klager heeft in verzet aangevoerd dat hij als indirecte minderheidsaandeelhouder een eigendoms- en vermogensrechtelijk belang heeft in de vennootschap en dat het onbevoegd procederen van verweerder maakt dat zijn aandelen minder waard worden. Daarnaast heeft klager aangevoerd dat de procedures tegen klager als persoon zijn gericht, wat maakt dat hij rechtstreeks in zijn belang is getroffen.

4.7    Omdat de vennootschap DA B.V. als gevolg van het overlijden van de bestuurder van die vennootschap geen bestuurder meer had, is op 31 oktober 2018 een aandeelhoudersvergadering bijeengeroepen, tijdens welke vergadering de cliënt van verweerder tot bestuurder is benoemd. Tijdens een aandeelhoudersvergadering van 16 september 2019 is een dergelijk besluit nogmaals genomen. Of de cliënt van verweerder al dan niet rechtsgeldig tot bestuurder is benoemd en op grond daarvan aan verweerder opdracht kon verstrekken om een procedure tegen klager aanhangig te maken betreft een civielrechtelijke kwestie waarover partijen nog procederen De voorzitter heeft terecht overwogen dat de tuchtrechter ter zake geen bevoegdheid toekomt.

4.8    Gesteld noch gebleken is dat klager rechtstreeks aandelen hield of houdt in DA B.V. Uit de stukken blijkt dat niet klager zelf, maar de aan klager gelieerde vennootschap DH B.V. 20% van de aandelen in DA B.V. houdt. Het enkele feit dat klager aandelen houdt in de minderheidsaandeelhouder van DA B.V. maakt niet dat klager een eigen en rechtstreeks belang heeft bij de klacht. Voor zover klager heeft willen betogen dat door de (gestelde) onbevoegde vertegenwoordiging door verweerder van DA B.V. in diverse procedures de aandelen in DH B.V. en/of DA B.V. in waarde zijn gedaald, oordeelt de Raad dat klager die stelling niet althans onvoldoende cijfermatig heeft onderbouwd. De enkele stelling dat de schulden in de DA B.V. toenemen door de kosten van de procedure(s) is daartoe onvoldoende. Voor zover in rechte onherroepelijk zou komen vast te staan dat verweerder DA B.V. onbevoegd vertegenwoordigd heeft, komt DA B.V. mogelijk een vordering toe tot vergoeding van de daardoor geleden schade. Aan (indirect) aandeelhouders komt in beginsel geen vordering toe tot vergoeding van afgeleide schade. Derhalve heeft de voorzitter terecht overwogen dat klager niet onderbouwd heeft dat hij rechtstreeks in zijn eigen belangen is of kon worden geschaad.

4.9    Hoewel klager er, zoals in beginsel voor iedere gedaagde partij geldt, belang bij heeft om niet in rechte te worden betrokken, betekent dit niet dat hem in zijn hoedanigheid van wederpartij klachtrecht toekomt ten aanzien van de beslissing van verweerder om op te treden namens zijn cliënt en de aan hem gelieerde vennootschappen. Voor zover klager van oordeel is dat verweerder niet bevoegd is namens zijn cliënt op te treden, ligt het op zijn weg zich hiertegen te verweren, wat klager ook heeft gedaan. Ook hetgeen klager in de derde en vierde verzetgrond heeft aangevoerd leidt naar het oordeel van de raad niet tot gegrondheid van het verzet.

4.10    De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager in verzet aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond dan wel kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

4.11    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard. Ingevolge het bepaalde in artikel 46 h lid 5 blijft de beslissing van de voorzitter hiermee in stand. De raad wijst het verzoek van klager daarom af.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond;

    wijst het verzoek van klager af.

Aldus beslist door mr. C.A.M. de Bruijn, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken en L.J.G. de Haas, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op  1 februari 2021.      

Griffier    Voorzitter