ECLI:NL:TADRSHE:2021:227 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-824/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:227
Datum uitspraak: 23-11-2021
Datum publicatie: 06-01-2022
Zaaknummer(s): 21-824/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Vrijheid van handelen van advocaat van de wederpartij niet overschreden. Het staat een advocaat vrij om, binnen de wettelijke kaders, in overleg met zijn cliënt de procedurele aanpak van een zaak te bepalen, waaronder het met een andere partij aanhangig maken van procedures. Gesteld noch gebleken is dat de door verweerder gekozen  aanpak in strijd met de wettelijke regels is. Dat, zoals klaagster stelt, door de samenvoeging van de procedures, klaagster in diskrediet is gebracht bij een derde is zonder nadere toelichting en bewijs niet vast te stellen.Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch
van 23 november 2021

in de zaak 21-824/DB/LI


naar aanleiding van de klacht van:

klaagster


over:

verweerder

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 13 oktober 2021 met kenmerk K20-161, door de raad per e-mail ontvangen op 13 oktober 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Tussen klaagster en B NV bestonden verschillende leaseovereenkomsten waarover tussen partijen geschillen zijn ontstaan.  Klaagster heeft de vordering van B NV in dit verband betwist. Verweerder heeft B NV in dit geschil bijgestaan.

1.2  Een kantoorgenote van verweerder trad op voor een klant, C BV, die ook vorderingen meende te hebben op onder andere klaagster. Verweerder en die kantoorgenote  hebben in juli 2020 namens B NV en  C BV, een faillissementsrekest tegen klaagster bij de rechtbank ingediend. Het faillissementsrecht is na (gedeeltelijke) voldoening van de vorderingen van B NV en C BV  ingetrokken.

1.3 Op 3 november 2020 is in opdracht van verweerder en zijn kantoorgenote namens B NV en C BV, conservatoir beslag gelegd.

1.4 Op 26 november 2020 heeft de gemachtigde van klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend over verweerder. De klacht is na doorzending van de klacht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant met instemming van klaagster door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg in behandeling genomen.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij:

  1. zijn vrijheid van handelen overschreden en daardoor de belangen van klager nodeloos geschaad en
  2. de privacy van klaagster geschonden.

Klaagster heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

2.2       Verweerder heeft de correspondentie van de advocaat van klaagster onvoldoende inhoudelijk beantwoord en geen rekening gehouden met de belangen van klaagster.   Verweerder heeft nadat in zijn opdracht conservatoir beslag was gelegd niet gereageerd op telefoontjes en de door de advocaat van klaagster verzonden brief. Verweerder heeft de privacy van klaagster geschonden doordat twee van elkaar losstaande procedures zijn samengevoegd, waardoor gegevens bij een derde terecht zijn gekomen. Verweerder heeft klaagster hierdoor in diskrediet gebracht. Verweerder heeft een faillissementsaanvraag ingediend, terwijl al een bodemprocedure aanhangig was.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad onderdeel a)

4.2 Het stond verweerder vrij om in overleg met zijn cliënte de aanpak in het geschil met klaagster, waaronder beslaglegging en het aanvragen van een faillissement, te bepalen. Het tuchtrecht is niet bedoeld om de advocaat van de wederpartij in die vrijheid te beperken. Dat de aanpak van de zaak door verweerder klaagster niet welgevallig is, betekent niet dat verweerder de vrijheid die hem als advocaat van de wederpartij toekomt heeft overschreden. Dit zou slechts anders zijn indien verweerder bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte zo ver was gegaan dat daardoor de belangen van klaagster nodeloos waren geschaad. Klaagster heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd noch bewijs daarvan overgelegd, waaruit blijkt dat klaagster door de aanpak van verweerder nodeloos in haar belangen is geschaad en zulks is ook niet gebleken. Het verwijt dat verweerder niet, althans onvoldoende, heeft gereageerd op telefoontjes en correspondentie van de advocaat van klaagster wordt door verweerder, onderbouwd met stukken, betwist en is evenmin komen vast te staan. Aan de hand van de door klaagster overgelegde stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder ter zake tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt.

Ad onderdeel b)

4.3 Verweerder heeft in overleg met zijn cliënte ervoor gekozen om de faillissementsaanvraag en de beslaglegging gezamenlijk met een cliënte van zijn kantoorgenote uit te voeren. Het staat een advocaat vrij om, binnen de wettelijke kaders, in overleg met zijn cliënt de procedurele aanpak van een zaak te bepalen, waaronder het met een andere partij aanhangig maken van procedures. Gesteld noch gebleken is dat de door verweerder gekozen  aanpak in strijd met de wettelijke regels is. Dat, zoals klaagster stelt, door de samenvoeging van de procedures, klaagster in diskrediet is gebracht bij een derde is zonder nadere toelichting en bewijs niet vast te stellen.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 november 2021.

Griffier                                                                        Voorzitter