ECLI:NL:TADRSHE:2021:193 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-357/DB/OB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2021:193 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-11-2021 |
Datum publicatie: | 19-11-2021 |
Zaaknummer(s): | 21-357/DB/OB |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzetbeslissing. De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan de artikelen 46g en 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 15 november 2021
in de zaak 21-357/DB/OB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 25 juni 2021 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Klager heeft bij brief d.d. 7 augustus 2019 bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”, een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij beslissing d.d. 6 april 2021 met kenmerk nr. 210040 heeft het Hof van Discipline voor de behandeling van de klacht de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch aangewezen. Bij e-mail d.d. 13 april 2021 is de klacht ter kennis gebracht van de raad.
1.3 Bij beslissing van 25 juni 2021 heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 25 juni 2021 verzonden aan klager.
1.4 Klager heeft bij e-mail d.d. 24 juli 2021 verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 20 september 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet, de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klager en de volgende nagekomen stukken:
- de e-mail van klager aan de raad van 19 augustus 2021;
- de e-mail van klager aan de raad van 25 augustus 2021;
- de e-mail van de griffier aan de raad van 26 augustus 2021;
- de e-mail van klager aan de raad van 26 augustus 2021;
- de e-mail van klager aan de raad van 30 augustus 2021;
- de e-mail van de griffier aan klager van 30 augustus 2021;
- de e-mail van klager aan de raad met bijlagen van 5 september 2021;
- de e-mail van klager aan de raad met bijlagen van 6 september 2021.
De raad heeft ter zitting van 20 september 2021 beslist dat de raad wegens overschrijding van de voor indiening van stukken geldende termijn geen acht slaat op de e-mails van klager aan de raad met bijlagen d.d. 7 en 8 september 2021.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
1. In de dagvaarding zijn onware feitelijke gegevens verstrekt over (de kwaliteit) van verweerders dienstverlening;
2. De beslaglegging en de incassodagvaarding zijn op zodanige manier gebracht dat hieruit valt te concluderen dat het enige doel is geweest om klager kapot te maken en hem zoveel mogelijk schade toe te brengen;
3. In de dagvaarding is ten onrechte gesuggereerd dat klager niet in gesprek heeft willen gaan over de openstaande facturen;
4. De aangeboden betalingsregelingen waren onhaalbaar voor klager gezien diens precaire financiële situatie;
5. Er werd geen rekenschap gegeven aan de beroepsfouten die in de procedure tegen A zijn gemaakt.
6. Verweerder heeft gewacht met de incasso van de openstaande facturen tot 29 mei 2016 zodat klager niet meer zou kunnen worden ontvangen in diens klachten over de door verweerder uitgevoerde werkzaamheden terwijl klager ervan uit was gegaan dat men met gesloten beurzen uit elkaar was gegaan.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:
1. De voorzitter is er onterecht aan voorbij gegaan dat uit het productieoverzicht bij de dagvaarding blijkt dat de zaak in behandeling is bij verweerder.
2. De voorzitter is er onterecht aan voorbij gegaan dat ook de Orde van Advocaten van mening is dat de zaak in behandeling is geweest bij mr. W en bij verweerder.
3. De voorzitter is er onterecht aan voorbij gegaan dat verweerder verantwoording dient af te leggen inzake zijn wanprestatie en aangaande de leugenachtigheid in de beslagprocedure en in de dagvaarding.
4. De voorzitter is er onterecht aan voorbij gegaan dat sprake is geweest van een oneerlijke procesgang.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter de feiten correct heeft vastgesteld, bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.2 De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan de artikelen 46g en 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek en U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 november 2021.
Griffier Voorzitter