ECLI:NL:TADRSHE:2021:143 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-226/DB /OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:143
Datum uitspraak: 19-07-2021
Datum publicatie: 17-08-2021
Zaaknummer(s): 21-226/DB /OB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Indien een advocaat de rechter onjuist informeert met het doel om de rechter daarmee te misleiden zal in het algemeen sprake zijn van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Hiervan is in deze niet gebleken. Klacht ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 19 juli 2021

in de zaak 21-226/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 26 juli 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op  5 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48-20-119K van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 7 juni 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

2    FEITEN

2.1    Klager is in februari 2014 in dienst getreden bij W. W. is op 1 januari 2020 overgenomen door de L. groep.

2.2    Verweerder heeft op 16 maart 2020 namens L. een verzoekschrift strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen L. en klager bij de rechtbank ingediend. Verweerder schreef hierin onder meer het volgende:

“1. (Klager) is  sinds 14 februari 2014 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) L. groep in de functie van directeur, voor 8 uur per week, tegen een brutoloon van € 6.262,- per maand (exclusief 8%) vakantietoeslag).

12. (…..) Bovendien worden deze organisaties volledig gefinancierd uit algemene middelen en dient derhalve op correcte wijze te worden omgegaan met de besteding daarvan. En het is uiteraard uit den boze om deze gelden, willens en wetens, te besteden op een wijze die in strijd is met wet- en regelgeving. Dat geldt voor de bestedeling in de kwestie met de heer (….), maar eveneens geldt dit voor de wijze waarop (klager) is beloond bij W.

13. Momenteel doet de accountant van L. groep namelijk onderzoek naar de financiële stukken van W. en hieruit is in ieder geval door hem de conclusie getrokken dat de beloning die (klager) heeft ontvangen bij W. niet conform het bepaalde in de WNT is, terwijl de WNT wel degelijk toepassing had en heeft op (klager). Mocht in de loop van de onderhavige procedure meer duidelijk worden over (de mate van) deze overtreding behoudt :V groep zich uitdrukkelijk het recht voor om dat alsnog ten grondslag te leggen aan haar verzoek. Zulks uiteraard indien en voor zover dat met inachtneming van de in deze procedure geldende termijnen mogelijk is en de procespositie van (klager) hierdoor niet wordt geschaad.”

2.3    De advocaat van klager heeft op 26 mei 2020 een verweerschrift ingediend. Op 3 juni 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verweerder heeft onder meer het volgende in zijn pleitnota opgenomen : “19. (….) (Klager) stelt echter dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door L. Groep. Als redenen hiervoor benoemt (klager) onder andere de verwijten ten aanzien van de hoogte van het salaris van (klager). L. Groep heeft uitsluitend aangegeven dat hier onderzoek naar werd gedaan, omdat (klager) naast zijn functie bij W. nog een andere functie had waarop de WNT van toepassing is. Dat onderzoek is inmiddels afgewikkeld en gebleken is dat (klager) niet boven de ‘bovengrens’ zit. L. Groep kan overigens ook niet in het verzoekschrift lezen dat dit als vaststaand feit is gepresenteerd. Er is uitsluitend de opmerking gemaakt dat dit werd onderzocht, met als reden dat niet was voldaan aan de publicatieplicht die de WNT voorschrijft, althans dit was de strekking van de mededeling.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

Verweerder heeft in zijn verzoekschrift van 16 maart 2020 in de procedure tegen de heer X feiten geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs kon weten dat die niet waar zijn, waardoor klager in die procedure in een kwaad daglicht is gesteld.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.2    Klager verwijt verweerder dat hij in zijn verzoekschrift heeft gesteld dat de beloning voor de werkzaamheden van klager als directeur boven de WNT norm lag, terwijl dit aantoonbaar onjuist was. Verweerder heeft (ook ter zitting van de kantonrechter) erkend dat hij in het verzoekschrift een onjuiste salariëring heeft vermeld. Verweerder stelt dat gelet op het vermeld aantal arbeidsuren in verhouding tot het genoemde maandsalaris evident was dat sprake was van een kennelijke verschrijving. Verweerder betwist dat hij klager hierdoor in een kwaad daglicht heeft proberen te stellen of heeft getracht zijn argument dat klager frauduleus heeft gehandeld kracht bij te zetten.

5.3    Vast staat dat verweerder in zijn verzoekschrift van 16 maart 2020 onjuiste gegevens betreffende de salariëring van klager heeft vermeld. De raad volgt klager niet in zijn stelling dat hij klager daardoor bewust in een kwaad daglicht heeft willen stellen. Hoewel van een advocaat mag worden verwacht dat hij in processtukken juiste informatie verstrekt, kan het voorkomen dat een advocaat daarin een fout maakt. Dit betekent niet dat de advocaat hiervan steeds een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Indien een advocaat de rechter onjuist informeert met het doel om de rechter daarmee te misleiden, zal in het algemeen sprake zijn van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Hiervan is in deze echter niet gebleken. Verweerder heeft evident onjuiste informatie verstrekt, waarover hij de kantonrechter ter zitting heeft geïnformeerd, waarna de advocaat van klager verweer heeft kunnen voeren. Onder deze omstandigheden valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Nu ook overigens niet is gebleken dat verweerder de belangen van klager nodeloos heeft geschaad zal de raad de klacht ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

         verklaart de klacht ongegrond;

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. A.A.M. Schutte en U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2021.

Griffier    Voorzitter