ECLI:NL:TADRSHE:2021:137 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-492/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:137
Datum uitspraak: 20-07-2021
Datum publicatie: 20-07-2021
Zaaknummer(s): 21-492/DB/LI
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klaagster heeft geen eigen belang bij de klacht dat verweerder zich jegens klaagsters advocaat, de deurwaarder en de notaris, onnodig grievend en intimiderend heeft uitgelaten en bij de klacht dat verweerder onvoldoende op de hoogte was van de wettelijke procedures en inhoudelijke aspecten, zodat deze klachtonderdelen met toepassing van artikel 46j lid 1 sub b Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard. Verweerder is met de wijze waarop hij is opgetreden en zich in die correspondentie heeft uitgedrukt gebleven binnen de grenzen van het toelaatbare, waarbij de voorzitter in aanmerking neemt de context waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan, te weten een langslepend geschil waarbij partijen lijnrecht tegenover elkaar stonden. In zoverre is de klacht wel ontvankelijk, maar kennelijk ongegrond op grond van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 20 juli 2021

in de zaak 21-492/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 4 juni 2021 met kenmerk K20-158, van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 13 en van het nagekomen e-mailbericht met bijlage van klaagster d.d. 7 juni 2021.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klaagster en haar ex-echtgenoot, hierna: “de man”, zijn verwikkeld in een langdurige echtscheidingsprocedure. Klaagster wordt bijgestaan door advocaat mr. E. De man werd aanvankelijk bijgestaan door mr. H. In oktober 2019 hebben verweerder en mr. O de behandeling van de zaak van mr. H overgenomen. Vanaf 20 oktober 2020 heeft verweerder de behandeling van de zaak zonder mr. O voortgezet.

1.2    Bij beschikking van 8 oktober 2020 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch beslissingen genomen over de afwikkeling van de huwelijksgemeenschap. Klaagsters advocaat en verweerder hebben uitvoerig gecorrespondeerd teneinde een minnelijke regeling tot stand te brengen en overeenstemming te bereiken over de wijze waarop uitvoering moest worden gegeven aan de beschikking van het Hof.

1.3    Bij e-mail d.d. 13 oktober 2020 heeft klaagsters advocaat aan mr. O een voorstel gedaan ter afwikkeling van de verrekening en verdeling van de huwelijksgemeenschap. Bij e-mail d.d. 20 oktober 2020 heeft verweerder namens de man gereageerd. Het is niet gelukt om tot overeenstemming te komen. Op 29 oktober 2020 heeft klaagsters advocaat de deurwaarder verzocht om over te gaan tot executie van de beschikking van het Hof en afwikkeling van het beslag op de bankrekening. Verweerder heeft aangekondigd een kort geding op te starten waarbij de opheffing van het beslag zou worden gevorderd. Verweerder heeft daarnaast bij e-mail d.d. 17 november 2020 aangekondigd strafrechtelijke aangifte wegens verduistering te doen tegen de deurwaarder, de notaris en klaagsters advocaat indien niet de juiste bedragen zouden worden uitgekeerd.

 1.4    Klaagster heeft middels het webformulier d.d. 27 november 2020 bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.

1. Verweerder heeft de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid van zijn handelen overschreden;

2. Verweerder heeft bewust feitelijke gegevens, waarvan hij weet dat ze onjuist zijn, verstrekt;

3. Verweerder heeft zich onnodig grievend en intimiderend tegenover klaagster en klaagsters advocaat uitgelaten.

Toelichting:

Verweerder heeft klaagster onterecht voor van alles afgeschilderd en gekleineerd. Verweerder was in zijn communicatie onvriendelijk, denigrerend en intimiderend. Verweerder heeft klaagster door zijn manier van acteren op kosten gejaagd. Verweerder heeft de notaris zo bedreigd en geïntimideerd, dat deze geen uitvoering meer heeft gegeven aan de opdracht van de deurwaarder. Verweerder heeft onwaarheden verkondigd en citaten misbruikt door deze in een verkeerde context te plaatsen en heeft aldus geprobeerd de notaris en de deurwaarder op het verkeerde been te zetten. Verweerder leek onvoldoende op de hoogte te zijn van de wettelijke procedures en inhoudelijke aspecten. Verweerder heeft gedreigd met kort gedingen die hij uiteindelijk niet heeft gevoerd en heeft er alles aan gedaan om de zaak te vertragen.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    Ontvankelijkheid

De voorzitter overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Klaagster verwijt verweerder een gebrek aan kennis van de wettelijke procedures en inhoudelijke aspecten. De voorzitter is van oordeel dat klaagster niet kan klagen over de kwaliteit van de door verweerder geleverde diensten ter uitvoering van de met diens cliënt gesloten overeenkomst van opdracht. Klaagster verwijt verweerder voorts dat hij zich op onnodig grievende wijze over en op intimiderende wijze jegens klaagsters advocaat, de deurwaarder en de notaris heeft uitgelaten. Niet is gebleken dat klaagster door het verweten handelen van verweerder jegens klaagsters advocaat, de deurwaarder en de notaris rechtstreeks in haar eigen belang is getroffen.

4.2    De voorzitter zal de klacht, voor zover deze ziet op de deskundigheid van verweerder en op het verwijt dat verweerder zich onnodig grievend over en intimiderend jegens klaagsters advocaat, de deurwaarder en de notaris heeft uitgelaten, daarom met toepassing van artikel 46 j  Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

4.3    Beoordeling

Voor het overige kan klaagster wel in de klacht worden ontvangen. De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.4    Daarbij moet een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen waken voor onnodige polarisatie. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen (HvD 26 juni 2017, 160289). De advocaat dient te vermijden dat de verhoudingen tussen partijen escaleren. Hij hoort dan ook de-escalerend te werken, kritisch te zijn ten opzichte van de door emoties gevoede wensen van zijn cliënt en zich ten opzichte van de andere partij respectvol op te stellen. De in dit verband door de advocaat te betrachten terughoudendheid mag zowel worden verwacht bij het doen van uitlatingen over de wederpartij, die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, als bij het entameren van procedures en het nemen van maatregelen. De voorzitter beoordeelt de klacht aan de hand van de hiervoor geformuleerde maatstaven.

4.5    De klacht ziet op de door verweerder in de correspondentie naar voren gebrachte standpunten en de wijze waarop hij zich in die correspondentie heeft uitgelaten. Bij de beantwoording van de vraag of verweerder voldoende de-escalerend heeft opgetreden moet naar het oordeel van de voorzitter mede in ogenschouw worden genomen dat, op het moment dat verweerder als advocaat van de man in beeld kwam, klaagster en de man al langdurig met elkaar in geschil waren en diverse gerechtelijke procedures achter de rug hadden. De sleutel tot het voorkomen van (verdere) escalatie ligt in de eerste plaats bij partijen. Een advocaat kan (verdere) escalatie slechts voorkomen, als er bij beide partijen enige mate van bereidwilligheid aanwezig is om elkaar tegemoet te komen.

4.6    Vast staat dat verweerder met klaagsters advocaat heeft gecorrespondeerd met het doel een regeling te treffen ter afwikkeling van de verdeling en verrekening. Het was de taak van verweerder om daarbij de belangen van de man te behartigen. Kennelijk kan klaagster zich niet vinden in de door verweerder namens de man ingenomen standpunten, maar dit betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij onwaarheden heeft verkondigd. In het kader van de behartiging van de belangen van zijn cliënt stond het verweerder vrij om standpunten in te nemen, ook al waren die klaagster onwelgevallig. Als het partijen niet lukt om overeenstemming te bereiken, rest uiteindelijk niets meer dan de formele paden te bewandelen en dan staat het de advocaat van de ene partij vrij om aan de advocaat van de andere partij rechtsmaatregelen aan te kondigen.

4.7    De voorzitter overweegt voorts dat het niet aan de tuchtrechter is om over de juistheid van de over en weer naar voren gebrachte standpunten te oordelen, tenzij verweerder een evident onpleitbaar standpunt zou innemen en hij klaagsters belangen daarmee nodeloos en op ontoelaatbare wijze zou schaden. Daarvan is hier geen sprake. Dat verweerder heeft geprobeerd de notaris en de deurwaarder op het verkeerde been te zetten is naar het oordeel van de voorzitter niet gebleken. Evenmin is gebleken dat klaagster door toedoen van verweerder op kosten is gejaagd.

4.8    Ofschoon voorstelbaar is dat klaagster de toon van de gevoerde correspondentie als onprettig heeft ervaren is verweerder, met de wijze waarop hij zich in die correspondentie heeft uitgedrukt, naar het oordeel van de voorzitter gebleven binnen de grenzen van het toelaatbare. De voorzitter neemt daarbij in aanmerking de context waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan, te weten een langslepend geschil waarbij partijen lijnrecht tegenover elkaar stonden. Van onnodig grievende en intimiderende uitlatingen jegens klaagster is naar het oordeel van de voorzitter kortom geen sprake.

4.9    Nu niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden, zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.   

5    BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-    de klacht, voor zover deze inhoudt dat verweerder zich jegens klaagsters advocaat, de deurwaarder en de notaris, onnodig grievend en intimiderend heeft uitgelaten, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub b Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk;

-    de klacht, voor zover deze inhoudt dat verweerder onvoldoende op de hoogte was van de wettelijke procedures en inhoudelijke aspecten, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub b Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk;

-    de klacht voor het overige ontvankelijk en, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, bijgestaan door mr.  T.H.G. Huber - van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2021.

Griffier                                         Voorzitter