ECLI:NL:TADRSHE:2020:93 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-585/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2020:93
Datum uitspraak: 27-10-2020
Datum publicatie: 10-11-2020
Zaaknummer(s): 20-585/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat heeft belangen van klager niet nodeloos geschaad. Klacht is onvoldoende onderbouwd dan wel feitelijk onjuist.  Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 27 oktober 2020

in de zaak 20-585/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg hierna: de deken) van 30 juli 2020 met kenmerk K20-044, door de raad ontvangen op 31 juli 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager is verwikkeld in een juridisch geschil met zijn voormalig kantoorgenoot mr. S.  Verweerder heeft mr. S. als advocaat bijgestaan in een civielrechtelijke procedure tussen partijen. Op 4 december 2019 heeft bij het gerechtshof een comparitie van partijen plaatsgevonden. Tijdens de comparitie is door partijen een deelregeling overeengekomen. Het gerechtshof heeft op 10 maart 2020 arrest gewezen. 

1.2    Op 25 maart 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

Verweerder heeft de belangen van klager nodeloos geschaad doordat hij in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij van klager

a)    onjuiste en onvolledige mededelingen heeft gedaan aan de raadsheren van het gerechtshof, de advocaat van klager en de deurwaarder.

b)    in strijd met een ten overstaan van de raadsheren van het gerechtshof overeengekomen deelregeling een depotbedrag van € 27.111,32 heeft verdeeld, terwijl er geen arrest is gewezen dan wel een arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan

c)    uit dit depotbedrag ten onrechte een bedrag van  € 4.567,- aan de deurwaarder heeft betaald, wetende dat dit bedrag uit hoofde van een regeling niet va dit depotbedrag mag worden voldaan maar voor eigen rekening van de advocaat moet blijven;

d)    in strijd met voorwetenschap uit 2015 en 2017 aanspraak heeft gemaakt op een bedrag van € 24.000,- ondanks de ontvangst van € 72.000 of meer dat niet bij de verdeling van het sepotbedrag is betrokken.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met nachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad onderdeel a)

4.2    Klager verwijt verweerder onjuiste en onvolledige informatie te hebben verstrekt aan de raadsheren van het gerechtshof, de advocaat van klager en de deurwaarder. Nu klager heeft nagelaten dit onderdeel van de klacht met concrete feiten te onderbouwen en ook overigens uit de aan de raad overgelegde stukken hiervan niet is gebleken is dit onderdeel van de klacht naar het oordeel van de voorzitter kennelijk ongegrond.

Ad onderdelen b), c) en d)

4.3    De onderdelen b, c en d hebben betrekking op de civiele procedure tussen klager en mr. S. Verweerder heeft hierin de belangen van mr. S behartigd en in overleg met mr. S de aanpak van de zaak bepaald. De opvattingen van klager en verweerder over de uitleg van de op 4 december 2019 getroffen deelregeling en de daarop gevolgde correspondentie tussen partijen lopen uiteen. Verweerder heeft hierbij steeds het belang van zijn cliënt behartigd. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. Ten aanzien van de onderdelen b en c met betrekking tot de verdeling van het bij de deurwaarder in depot staande geldbedrag, geldt dat uit de door verweerder overgelegde e-mailwisseling van 13 januari 2020 tussen verweerder en de raadsman van klager blijkt dat de verwijten van klager aan verweerder feitelijke grondslag ontberen. Het verwijt onder d mist feitelijke onderbouwing.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel  46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond  verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:   

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken op 27 oktober 2020.

Griffier         Voorzitter