ECLI:NL:TADRSHE:2020:91 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-704/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2020:91
Datum uitspraak: 27-10-2020
Datum publicatie: 09-11-2020
Zaaknummer(s): 20-704/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat in hoedanigheid van bemiddelaar. Klachten over optreden in december 2014 niet-ontvankelijk. Klacht voor het overige onvoldoende onderbouwd dan wel feitelijk onjuist. Klacht ged. niet-ontv. /ged. kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 27 oktober 2020

in de zaak 20-704/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 16 september 2020 met kenmerk K20-051, door de raad ontvangen op 16 september 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager is voormalig advocaat. Op 1 december 2014 heeft in de dekenkamer van de Rechtbank te Maastricht in aanwezigheid van de deken en verweerder een gesprek plaatsgevonden tussen klager en zijn twee voormalige kantoorgenoten mrs. S en D. Verweerder trad in dit gesprek op in de hoedanigheid van bemiddelaar. Het gesprek had betrekking op de financiële afwikkeling tussen klager en mrs. S en D in verband met het vertrek van klager bij het voormalige advocatenkantoor. Verweerder heeft op verzoek van de deken op 2 december 2014 een verslag van dit gesprek gemaakt en op 3 december 2014 hiervan een kopie aan de deken, klager en mrs. S en D  toegezonden.  Klager heeft de deken per email van 22 december 2014 bericht dat de op 1 december 2014 gemaakte afspraken niet werden nagekomen en verzocht de klachtzaak tegen mr. S te openen en door te geleiden naar de Raad van Discipline. 

1.2    In de civielrechtelijke procedure tussen klager en mr S is op 10 maart 2020 door het gerechtshof arrest gewezen.

1.3    Op 13 maart 2020 heeft klager verweerder aansprakelijk gesteld voor de door klager geleden schade. Verweerder heeft de aansprakelijkstelling op 19 maart 2020 bij zijn tussenpersoon gemeld en verzocht de zaak aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar voor te leggen. Verweerder heeft klager per email van 19 maart 2020 bericht de aansprakelijkstelling te hebben doorgezonden aan zijn tussenpersoon om die neer te leggen bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Verweerder ontving op 23 maart 2020 bericht dat de zaak was doorgeleid naar de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.

1.4    Op 5 april 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder is eigenhandig gaan optreden;

b)    Verweerder heeft geen overleg gevoerd met klager;

c)    Verweerder is de belangen van derden gaan behartigen waarbij de belangen van klager uit het oog zijn verloren;

d)    Verweerder neemt geen verantwoordelijkheid voor gepleegde gedragingen;

e)    Verweerder heeft geen melding van schade bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar gedaan, althans heeft nagelaten daarvan een bewijs toe te sturen;

f)    Verweerder ontkent gepleegde gedragingen en weigert overleg te voeren over een oplossing;

g)    Door het optreden van verweerder wordt klager aan eenzijdig gemaakte afspraken gehouden met uiterst nadelige gevolgen voor klager;

h)    Verweerder is de belangen van een ex-kantoorgenoot van klager gaan behartigen die kantoor is gaan houden bij verweerder en waartegen voordien door verweerder is opgetreden namens klager tot nakoming van afspraken bij de voormalige deken;

i)    Verweerder heeft eenzijdig een gespreksverslag opgesteld en zonder overleg met klager naar de oud-deken gezonden, welk verslag vervolgens in een dekenbezwaar is gebruikt met verstrekkende gevolgen voor klager;

j)    Verweerder heeft in de wetenschap van de hele gang van zaken geen schadebeperkende maatregelen genomen dan wel de onjuistheid van op schrift gestelde feiten toegelicht en zich van de zaak gedistantieerd, waardoor klager aanzienlijke schade heeft berokkend;

k)    Verweerder is verantwoordelijk voor de noodzaak tot het voeren van meerdere procedures om de gevolgen van het eenzijdig handelen van verweerder civielrechtelijk te corrigeren en de steeds verder oplopende schade te beperken;

l)    Verweerder is tussentijds en nadien de belangen van de ex-kantoorgenoot van klager gaan behartigen en heeft hand en spandiensten verricht in een kort geding procedure betreffende de verkoop van het kantoorpand van het voormalige kantoor van klager  en zijn ex-kantoorgenoten.

2.2    Klager diende de uitkomst van de lopende procedure af te wachten waarin op 10 maart 2020 arrest is gewezen., teneinde verweerder op de voordien gepleegde stelselmatige onrechtmatige gedragingen te kunnen aanspreken.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

Ad onderdelen a, b , g, i en k

4.1    De onderdelen a, b, g, i en k hebben betrekking op de werkzaamheden van verweerder in de rol van bemiddelaar tijdens het gesprek op 1 december 2014 en kort daarna. Ingevolge het bepaalde in artikel 46 g lid 1 sub a wordt een klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs heeft kunnen kennisnemen van het handelen van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Nu de klacht door klager op 5 april 2020 is ingediend zal de voorzitter deze onderdelen van de klacht met toepassing van artikel 46 g lid1 sub a niet-ontvankelijk verklaren. Klager was vanaf 3 december 2014 op de hoogte van de inhoud van het verslag van het gesprek van 1 december 2014. Klager heeft hiertegen nimmer bezwaar gemaakt. Niet valt in te zien dat klager, zoals hij in zijn brief van 1 juni 2020 aan de deken naar voren heeft gebracht, met het indienen van een klacht tegen verweerder heeft moeten wachten op de uitspraak van het gerechtshof in de procedure tussen klager en mr. S. 

Ad onderdelen c, h, en L

4.2    De onderdelen c, h, en l hebben betrekking op de relatie tussen verweerder en mr. D. Uit de aan de raad overgelegde stukken is gebleken dat mr. D, nadat de samenwerking tussen klager en mr D is beëindigd, kantoor is gaan houden op het kantoor van verweerder. Verweerder betwist de belangen van mr. D in procedures tegen klager te hebben behartigd. Omdat klager geen concrete feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat het aan verweerder verweten handelen heeft plaatsgevonden, noch bewijs ter onderbouwing van zijn stellingen heeft overgelegd, zijn voormelde klachtonderdelen naar het oordeel van de voorzitter kennelijk ongegrond.

Ad onderdelen d, e en f

4.3    De klachtonderdelen d, e en f hebben betrekking op de reactie van verweerder naar aanleiding van de aansprakelijkstelling door klager op 13 maart 2020.

4.4    Verweerder heeft de aansprakelijkstelling via zijn tussenpersoon aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar gemeld en klager hiervan op de hoogte gesteld. Het staat verweerder vrij om de aansprakelijkstelling door klager af te wijzen en te volstaan met een melding aan zijn verzekeraar. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder ter zake valt te maken.

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter met toepassing van artikel 46 g lid 1 sub a Advocatenwet de onderdelen a, b, g, i en k van de klacht niet-ontvankelijk verklaren en met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, de onderdelen c, d, e, f, h en l van de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de onderdelen a, b, g, i en k van de klacht met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk

de onderdelen c, d, e, f, h en l van de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel , voorzitter, bijgestaan door mr.  I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken op 27 oktober 2020.               .

Griffier             Voorzitter