ECLI:NL:TADRSHE:2020:42 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-366/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2020:42
Datum uitspraak: 29-06-2020
Datum publicatie: 01-07-2020
Zaaknummer(s): 20-366/DB/LI
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft na de dag waarop hij bekend was met het handelen van verweerster waarop de klacht betrekking heeft meer dan drie jaren gewacht met het indienen van een klacht over het optreden van verweerster. Geen sprake van bijzondere omstandigheden waardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van  29  juni 2020

in de zaak 20-366/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 19 mei 2020 met kenmerk K19-107 door de raad ontvangen op 20 mei 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.

1          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager heeft zich eind juli 2016 tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan inzake een geschil met zijn ex-partner over de (uitbreiding van de) omgangsregeling met zijn twee minderjarige kinderen.  Verweerster heeft op 26 juli 2016 een bevestiging van de opdracht en de financiële afspraken aan klager toegezonden. Verweerster heeft op 1 augustus 2016 een aanvraag voor een toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand ingediend. De Raad voor Rechtsbijstand heeft de toevoegingsaanvraag bij beslissing van 23 augustus 2016 afgewezen omdat voor het rechtsbelang waarvoor de toevoeging was aangevraagd al een toevoeging was verleend.

1.2    Klager heeft op 22 september 2016 het vertrouwen in verweerster opgezegd. Klager schreef per email van 22 september 2016 het volgende : “Ik ben niet tevreden hoe u een aantal zaken heeft gedaan waardoor ik ook behoorlijke financiële schade kan krijgen. Ik verwacht dat u het voorschot bedrag terug stort op mijn bankrekening. (….)”

1.3    Op 15 oktober 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

1.4    Bij brief met bijlagen van 8 juni 2020 heeft klager aanvullende informatie nagezonden.

2          KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

1.    Verweerster heeft bewust de toevoegingsaanvraag laten mislukken door geen bijlagen mee te sturen;

2.    Verweerster heeft de belangen van klager niet naar behoren behartigd.

3          VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4          BEOORDELING

4.1    Ingevolge het bepaalde in artikel 46 g lid 1 sub a wordt een klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.

4.2    Verweerster heeft klager bijgestaan in de periode van eind juli 2016 tot 22 september 2016. Klager heeft zich reeds per email van 22 september 2016 beklaagd over het optreden van verweerster in voormelde periode en de financiële gevolgen daarvan voor klager. Klager heeft op 15 oktober 2019 en derhalve meer dan drie jaren na de dag waarop klager bekend was met het handelen van verweerster waarop de klacht betrekking heeft een klacht over het optreden van verweerster bij de deken ingediend. De bij brief van 8 juni 2020 nagezonden informatie levert geen bijzondere omstandigheden op waardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn.

4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht daarom, met toepassing van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet, niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk

Aldus beslist door mr. L.G.J.M. van Ekert (plaatsvervangend) voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken op 29 juni 2020.

Griffier                                                           Voorzitter