ECLI:NL:TADRSHE:2020:34 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-159/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2020:34
Datum uitspraak: 14-04-2020
Datum publicatie: 22-04-2020
Zaaknummer(s): 20-159/DB/LI
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ingediend meer dan drie jaren nadat klager kennis heeft kunnen nemen van de processtukken waarop de klacht betrekking heeft. Klacht niet-ontvankelijk

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 14 april  2020

in de zaak 20-159/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 28 februari 2020 met kenmerk K19-099, door de raad ontvangen op 28 februari 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14.

1          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1     Klager was verwikkeld in een geschil met de verkopers van zijn woning. Klager heeft in een procedure herstel van gebreken, althans vergoeding van de kosten hiervan gevorderd. Verweerster heeft de verkopers in de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep bijgestaan.

1.2     Op  6 oktober 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2          KLACHT

2.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)            Verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij de belangen van klager nodeloos heeft geschaad;

b)            Verweerster in haar conclusie van antwoord feitelijke gegevens heeft verstrekt , waarvan zij wist dat deze onjuist waren.

3          VERWEER

3.1     Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd.

4          BEOORDELING

4.1     De klacht heeft in beide onderdelen betrekking op de door verweerster namens haar cliënt ingenomen stellingen in haar conclusie van antwoord respectievelijk memorie van antwoord. De conclusie van antwoord van verweerster in de procedure in eerste aanleg is genomen op 8 april 2014 en de memorie van antwoord in hoger beroep op 5 juli 2016.

4.2     Ingevolge het bepaalde in artikel g lid 1 sub a wordt een klacht door de voorzitter van de raad van discipline niet-ontvankelijk verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.

4.3     Klager heeft zich op 4 oktober 2019 met een klacht over het optreden van verweerster tot de deken gewend en derhalve meer dan drie jaren nadat hij heeft kunnen kennis nemen van de door verweerster namens haar cliënt ingediende processtukken, waarop de klacht betrekking heeft. 

4.4     Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 g lid 1 sub a Advocatenwet, daarom niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op         14 april 2020.

Griffier                                                            Voorzitter