ECLI:NL:TADRSHE:2020:29 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-761/DB/ZWB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2020:29 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-04-2020 |
Datum publicatie: | 08-04-2020 |
Zaaknummer(s): | 19-761/DB/ZWB |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Nakoming van financiële verplichtingen |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Advocaat heeft e-mails met reacties op verzoeken tot afrekening aan de raad overgelegd. Niet gebleken dat deze niet zijn verzonden, noch dat de advocaat misleidende informatie aan de deken heeft verschaft. Hoewel van de advocaat een meer voortvarende aanpak bij de afrekening van de toevoeging had mogen worden verwacht, valt hem tuchtrechtelijk geen verwijt te maken, omdat de advocaat die om afrekening verzocht lange tijd zelf in gebreke is gebleven om een duidelijke urenspecificatie over te leggen en de advocaat na ontvangst daarvan wel tot afrekening is overgegaan. Klacht ongegrond |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
‘s-Hertogenbosch
van 6 april 2020
in de zaak 19-761/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Op 5 december 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Per email van 7 november 2019 met kenmerk K18-153, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 februari 2020 in aanwezigheid van klager en verweerder.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de email van de deken van 7 november 2019, met bijlagen;
- de brief van verweerder van 9 januari 2020, met bijlagen
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Klager is bij beslissing van het Hof van Discipline van 8 maart 2017 geschrapt van het tableau. De deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement heeft na de schrapping van klager mr. N verzocht om de nog lopende dossiers verder te behandelen. Mr. N heeft vervolgens aan verweerder verzocht om de behandeling van de strafzaken op zich te nemen.
2.2 Op 26 september 2017 is klager door de rechtbank in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr R. tot curator.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder niet heeft gereageerd op de verzoeken van klager d.d. 31 augustus, 11 september,19 september en 4 december 2017 en van de curator van 2 november en 4 december 2017 en 16 april 2018 om in twee strafdossiers tot afrekening van de toevoeging over te gaan;
2. verweerder ondanks herhaalde verzoeken van klager in twee strafrechtdossiers de toevoeging niet met (de curator in het faillissement van) klager heeft afgerekend;
3. verweerder in de klachtprocedure misleidende informatie heeft overgelegd en daardoor een deugdelijk en waarheidsgetrouw onderzoek onmogelijk maakt.
4 VERWEER
4.1 Klager heeft geen eigen belang bij de klacht omdat deze betrekking heeft op een afrekening met de curator. Klager dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht.
Ad onderdeel 1
4.2 Verweerder heeft per e-mails van 13 september, 19 september en 5 december 2017 gereageerd op de e-mails van klager. Verweerder heeft klager in zijn email van 5 december 2017 er op gewezen dat de communicatie over de in behandeling zijnde strafdossiers een aangelegenheid was tussen verweerder en de curator en dat hij daarom op toekomstige e-mails van klager niet meer zou reageren.
4.3 De email van 4 december 2017 is aan de aandacht van verweerder ontsnapt. Verweerder biedt daarvoor zijn excuses aan. Op de brief van 16 april 2018 van de curator heeft verweerder per email van 3 mei 2018 gereageerd.
Ad onderdeel 2
4.4 Het betreft de afrekening van toevoegingen in twee dossiers. De zaak OM/N is nog aanhangig. In deze zaak is derhalve nog niet gedeclareerd en kan nog niet tot verrekening worden overgegaan. Het dossier in de zaak OM/B is afgerond en is op 5 april 2018 gedeclareerd bij de Raad voor Rechtsbijstand. De Raad voor Rechtsbijstand heeft op 2 mei 2018 op het declaratieverzoek beslist. Verweerder had klager al in september 2017 verzocht om hem een begrijpelijke tijdregistratie te doen toekomen, maar heeft deze niet ontvangen. Omdat de cliënt had aangegeven nauwelijks contact met klager te hebben gehad, heeft verweerder per email van 3 mei 2018 aan de curator voorgesteld om de afrekening in de zaak als afgedaan te beschouwen. De curator heeft hierop niet gereageerd. Klager heeft op 21 mei 2019 duidelijkheid verschaft over de urenspecificatie. Verweerder heeft op 29 september 2019 een verrekenvoorstel aan de curator gedaan en per gelijke datum op voorhand een bedrag van € 97,74 overgeboekt op de faillissementsrekening inzake afrekening dossier OM/B. Verweerder erkent dat de financiële afhandeling van deze zaak (te) lang is blijven liggen.
Ad onderdeel 3
4.5 Verweerder heeft geen misleidende informatie aan de deken verschaft. Bovenvermelde e-mails zijn door verweerder daadwerkelijk verzonden. De e-mails staan in de “verzonden items” en verweerder heeft nimmer een foutmelding ontvangen.
5 BEOORDELING
5.2 De raad volgt verweerder niet in zijn stelling dat klager geen eigen belang heeft bij de beoordeling van de klacht door de raad. Hoewel verrekening door verweerder diende plaats te vinden middels betaling op de faillissementsrekening ten gunste van de boedel, heeft klager eveneens belang bij de afrekening van de eerder op naam van klager gestelde toevoegingen. Ook een gefailleerde heeft er immers belang bij dat zoveel mogelijk schuldeisers worden voldaan, waardoor zijn schuld afneemt. De klacht is naar het oordeel van de raad daarom ontvankelijk en zal door de raad inhoudelijk worden beoordeeld.
Ad onderdeel 1
5.3 Klager stelt dat verweerder meerdere e-mails met verzoeken tot afrekening van toevoegingen van zowel klager als de curator onbeantwoord heeft gelaten. Per email van 28 januari 2019 is namens de curator aan het bureau van de orde desgevraagd bevestigd dat door de curator geen reactie van verweerder is ontvangen op de door de curator verzonden e-mails. Daar staat tegenover dat door verweerder meerdere aan klager en de curator geadresseerde e-mails zijn overgelegd, waaruit blijkt dat verweerder heeft gereageerd op de verzoeken tot afrekening van klager en de curator. Klager betwist dat de e-mails door verweerder zijn verzonden, althans klager noch de curator hebben de e-mails ontvangen. De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde, niet vaststellen of de e-mails al dan niet zijn verzonden. Omdat niet kan worden vastgesteld dat het in het eerste klachtonderdeel verweten handelen heeft plaatsgevonden, zal de raad onderdeel 1 van de klacht ongegrond verklaren.
Ad onderdeel 2
5.4 Klager verwijt verweerder dat hij in twee zaken de toevoegingen niet heeft afgerekend. Gebleken is dat de zaak OM/N nog niet is afgerond noch gedeclareerd, zodat verweerder niet te verwijten valt dat hij in deze zaak nog niet tot afrekening is overgegaan.
5.5 De situatie in de tweede zaak waarop het tweede onderdeel van de klacht betrekking heeft, is een andere. In deze zaak is op 2 mei 2018 beslist op het declaratieverzoek. Het lag op dat moment op de weg van verweerder om tot afrekening van de toevoeging over te gaan. Verweerder heeft, nadat hij in september 2017 aan klager om verduidelijking van de tijdsregistratie en de door klager gehanteerde codes had verzocht, in mei 2018 volstaan met een voorstel aan de curator om de zaak, gelet op de geringe inspanning van klager in die zaak, als afgerekend te beschouwen. Dat verweerder, zoals klager in dit onderdeel van de klacht stelt, niet wenste over te gaan tot afrekening is niet komen vast te staan. Verweerder heeft een voorstel tot afdoening aan de curator gedaan, waarop door de curator niet is gereageerd. Hoewel het op de weg van verweerder had gelegen, bij uitblijven van een reactie van de curator, contact met de curator op te nemen, valt verweerder, gelet op de gebrekkige communicatie tussen partijen over en weer, hiervan tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Verweerder is na ontvangst van de gevraagde tijdsregistratie van klager op 21 mei 2019 uiteindelijk overgegaan tot een afrekenvoorstel en betaling van een bedrag van € 97,74 aan de faillissementsrekening. Naar het oordeel van de raad valt verweerder, hoewel van verweerder een meer voortvarende aanpak had mogen worden verwacht, gelet op bovenvermelde omstandigheden, tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Het tweede onderdeel van de klacht is ongegrond.
Ad onderdeel 3
5.6 Klager heeft de klacht tijdens de klachtprocedure uitgebreid met een derde onderdeel, namelijk dat verweerder in zijn verweer misleidende informatie aan de deken heeft verschaft, aangezien alle door verweerder vermeend verzonden e-mails noch door klager noch door de curator zijn ontvangen. De raad verwijst naar zijn overwegingen over de verzending van de e-mails door verweerder in 5.2. Nu de raad niet kan vaststellen of de e-mails door verweerder al dan niet zijn verzonden, kan de raad evenmin vaststellen dat verweerder bewust onjuiste informatie aan de deken heeft verschaft. Het derde onderdeel van de klacht is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;
Aldus beslist door mr. C.A.M. de Bruijn , voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken en A.A.M. Schutte , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 april 2020.
Griffier Voorzitter