ECLI:NL:TADRSHE:2020:28 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-703/DB/ZWB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2020:28 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-04-2020 |
Datum publicatie: | 08-04-2020 |
Zaaknummer(s): | 19-703/DB/ZWB |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Van schending van gedragsregel 15 kan alleen sprake zijn, indien een advocaat tegen een (voormalig) cliënt optreedt, wat niet het geval is. Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 6 april 2020
in de zaak 19-703/DB/ZWB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 30 oktober 2019 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Op 26 juni 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 11 oktober 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K19-073 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 30 oktober 2019 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 31 oktober 2019 verzonden aan partijen.
1.4 Op 31 oktober 2019 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 31 oktober 2019 om 22.35 uur ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 17 februari 2020 . Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. De raad heeft ter zitting beslist de op 4 februari 2020, en derhalve een dag na de door de raad voor het indienen van stukken gestelde termijn, van klager ontvangen stukken aan het dossier toe te voegen. De raad heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van klager, de omvang van de stukken en de mogelijkheid van verweerder om kennis te nemen van de stukken.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, alsmede van het verzetschrift en de email van 4 februari 2020, met bijlagen, van klager.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
1. verweerder heeft zich wel degelijk ingelezen in de stukken en heeft zich daarover expliciet uitgelaten;
2. klager vertegenwoordigt meerdere partijen in deze procedure;
3. verweerder heeft fiscaal voordeel genoten van zijn sportvereniging;
4. verweerder heef een verkeerde stand van zaken geschetst en hij heeft verzwegen dat hij de vrouw, een andere zoon en de inmiddels overleden ex-vrouw van de vader van klager heeft bijgestaan en ook inzage heeft gehad in verschillende vertrouwelijke documenten.
2.2 Tegen de door de voorzitter vastgestelde feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 feiten en klacht
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4
BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad begrijpt dat de zaak waarop de klacht betrekking heeft voor klager grote emotionele gevolgen met zich brengt. De vraag die de raad echter moet beoordelen is, of de voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en of hij de beslissing heeft gebaseerd op de juiste en volledige feiten.
4.3 De voorzitter heeft terecht als uitgangspunt genomen dat het een advocaat niet is toegestaan tegen een cliënt of een voormalig cliënt op te treden (gedragsregel 15). De door klager ingediende klacht heeft betrekking op schending van deze regel. Klager verwijt verweerder op te treden voor de vader van klager, terwijl klager zich in het verleden tot verweerder heeft gewend in een geschil tegen zijn vader. Klager en verweerder verschillen van mening of destijds een advocaat/cliënt relatie tussen klager en verweerder tot stand is gekomen. Klager is in zijn verzet hierop nader ingegaan. Wat hiervan ook moge zijn, van schending van voormelde regel kan alleen sprake zijn, indien verweerder tegen klager zou zijn gaan optreden, wat niet het geval is. De zaak waarin verweerder voor de vader van klager optreedt en waarop de klacht betrekking heeft, heeft immers betrekking op de uithuisplaatsing van de halfzus van klager. Klager is in deze zaak geen partij. Dit betekent dat verweerder niet tegen klager optreedt. Van schending van gedragsregel 15 kan alleen al op grond daarvan geen sprake zijn. De omstandigheid dat in de zaak over de uithuisplaatsing van de halfzus van klager een van klager afkomstige email in het geding is gebracht maakt klager nog geen partij in die zaak.
4.4 De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.5 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.A.M. de Bruijn , voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken en A.A.M. Schutte , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 april 2020
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 6 april 2020