ECLI:NL:TADRSHE:2020:112 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-255/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2020:112
Datum uitspraak: 07-12-2020
Datum publicatie: 14-12-2020
Zaaknummer(s): 20-255/DB/ZWB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gelet op de inhoud van het door de deken aan de raad doorgezonden klachtdossier, heeft de voorzitter de klacht naar het oordeel van de raad terecht opgevat als een klacht gericht tegen verweerder en niet als een klacht (mede) gericht tegen het kantoor. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van  7 december 2020

in de zaak 20-255/DB/ZWB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 11 mei 2020 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Klager heeft middels een webformulier d.d. 5 januari 2020 bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2    Bij e-mail d.d. 7 april 2020 met kenmerk K20-003 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3    Bij beslissing van 11 mei 2020 heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 11 mei 2020 verzonden aan klager.

1.4    Klager heeft bij e-mail d.d. 22 mei 2020 verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 12 oktober 2020. Daarbij waren klager en verweerder, vergezeld van zijn patroon, mr. S,  aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klager en de nagekomen brief van klager d.d. 20 februari 2020 met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    de opdracht niet goed heeft uitgevoerd;

2.    niet heeft geantwoord op klagers klachtbrief van 4 augustus 2019.

3.3    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

De voorzitter heeft de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder heeft de behandeling van de civiele zaak niet opgepakt.

Ter zitting van de raad heeft klager naar voren gebracht dat klacht is gericht tegen het kantoor waar verweerder werkzaam is.

4    BEOORDELING 

4.1    De raad heeft kennis genomen van het dossier en de nagekomen stukken. Ter zitting van de raad heeft klager betoogd dat zijn klacht (mede) is gericht tegen het kantoor waar verweerder werkzaam is. In het bij de deken ingediende webformulier heeft klager echter vermeld dat de klacht is gericht tegen verweerder. De deken heeft vervolgens ook bij e-mail d.d. 27 januari 2020 aan klager bevestigd dat hij een klacht heeft ingediend tegen verweerder. De deken heeft de klacht tegen verweerder onderzocht waarna de deken bij brief d.d. 31 maart 2020 zijn bevindingen naar aanleiding van dat onderzoek aan klager heeft kenbaar gemaakt. Boven de brief aan de deken is vermeld dat deze brief betrekking heeft op een klacht van klager tegen verweerder. Gelet op de inhoud van het door de deken aan de raad doorgezonden klachtdossier, heeft de voorzitter de klacht naar het oordeel van de raad terecht opgevat als een klacht gericht tegen verweerder en niet als een klacht (mede) gericht tegen het kantoor.

4.2    De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.3    De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel en E.J.M. Rosier, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 december 2020.

Griffier                                    Voorzitter