ECLI:NL:TADRSHE:2020:111 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-411/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2020:111
Datum uitspraak: 07-12-2020
Datum publicatie: 11-12-2020
Zaaknummer(s): 20-411/DB/OB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet verweerster maar haar kantoorgenoten mrs. O en V hebben namens hun cliënte tegen klaagster opgetreden. Van enige betrokkenheid van verweerster bij de behandeling van dat dossier door mrs. O en V is niet gebleken. Verweerster kan niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor het optreden van haar kantoorgenoten tegen klaagster. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 7 december 2020

in de zaak 20-411/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief d.d. 25 april 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 2 juni 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|18|061K van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 oktober 2020. Daarbij waren klaagster, vertegenwoordigd door de heer M, en verweerster aanwezig.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Bij e-mail d.d. 26 maart 2018 hebben mrs. O en V, beiden als advocaat werkzaam bij verweerster kantoor, de gemachtigde van klaagster bericht dat zij optreden voor P. BV en dat er naar de mening van P. BV voldoende grond was om de nakoming van de tussen klaagster en P. BV gesloten geldleningsovereenkomst op te schorten.

2.3    Bij e-mail d.d. 4 april 2018 heeft de gemachtigde van klaagster het volgende aan mr. V medegedeeld:

    “(…) Vooruitlopend daarop zij er nu al op gewezen dat cliënte, [klaagster] en haar toenmalige dochtervennootschappen (…) allen vertegenwoordigd door en met als contactpersoon de heer [M] jarenlang tot recent cliënten van uw kantoor zijn geweest waarbij met meerdere advocaten van uw kantoor contacten zijn onderhouden. Een check in uw cliëntensysteem zal dit ongetwijfeld bevestigen. Daarbij is – mede- vertrouwelijke informatie ter beschikking gesteld aan uw kantoor.

    U moet er rekening mee houden dat cliënte en haar bestuurder en contactpersoon de heer [M] niet zal accepteren dat uw kantoor nu tegen haar/hen optreedt. Ook hierop kom ik bij u terug.”   

2.4    Bij e-mail d.d. 16 april 2018 heeft mr. V aan klaagsters gemachtigde bericht dat hij en mr. O zich vrij achtten om voor P. BV tegen klaagster op te treden.

2.5    Bij brief d.d. 25 april 2018 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweersters kantoor. Bij e-mail d.d. 17 mei 2018 heeft de deken de ontvangst van de klacht aan klaagster bevestigd.

2.6    Bij brief d.d. 25 mei 2018 heeft de deken aan klaagster gevraagd om, nu klaagster de klacht heeft gericht tegen een advocatenkantoor en in de klachtbrief de namen van verschillende advocaten van dat kantoor worden genoemd, per beklaagde advocaat toe te lichten welk concreet verwijt klaagster hem of haar maakt. Bij brief d.d. 18 juni 2018 heeft klaagster de deken bericht dat de klacht is gericht tegen verweerster.

2.7    Bij brief d.d. 28 augustus 2018 heeft de deken aan klaagster bevestigd dat de klacht betrekking heeft op het optreden van verweerster en de zakelijke samenvatting van de klacht geformuleerd. Verweerster heeft bij brief van 14 september 2018 verweer gevoerd, waarna klaagster bij brief d.d. 7 december 2018 heeft gerepliceerd en verweerster bij brief d.d. 20 december 2018 heeft gedupliceerd. De deken heeft bij brief d.d. 13 juni 2019 het dekenstandpunt aan klaagster kenbaar gemaakt.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.

Verweerster treedt op als advocaat tegen klaagster terwijl zij daarvoor jarenlang als advocate voor klaagster heeft opgetreden en uit dien hoofde over veel vertrouwelijke informatie aangaande klaagster beschikt.  

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat een advocaat enkel tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn eigen optreden. Van het optreden van een kantoorgenoot kan de advocaat in beginsel geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

5.2    Verweerster heeft betwist dat zij tegen klaagster is gaan optreden. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweersters kantoorgenoten mrs. O en V namens P. BV tegen klaagster optreden. Van enige betrokkenheid van verweerster bij de behandeling van dat dossier door mrs. O en V is niet gebleken.

5.3    Klaagster stelling, dat verweerster tegen haar is gaan optreden, mist derhalve feitelijke grondslag. Nu verweerster voorts niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het optreden van de mrs. O en V tegen klaagster moet de klacht naar het oordeel van de raad ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel en E.J.M. Rosier, leden, bijgestaan door mr.  T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 december 2020.

Griffier    Voorzitter