ECLI:NL:TADRSHE:2019:53 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-1009/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2019:53
Datum uitspraak: 15-04-2019
Datum publicatie: 17-04-2019
Zaaknummer(s): 18-1009/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Een ander advocaat persoonlijk attaqueren
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het staat een advocaat vrij om ervoor te kiezen om enkel schriftelijk met de wederpartij te communiceren, mits het belang van zijn cliënt hierdoor niet wordt geschaad en de wederpartij niet nodeloos wordt benadeeld. Advocaat is niet gehouden om aan de opvolgende advocaat van de wederpartij een afschrift van het dossier te doen toekomen. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 15 april 2019

in de zaak 18-1009/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Per webformulier van 27 november 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Per email aan de raad van 14 december 2018 met kenmerk K17-136, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 maart 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder. Als toehoorder was verweerder in klachtzaak 18-1010/DB/ZWB aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-     de email van de deken van 14 december 2018 met bijlagen.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      De heer O heeft op 22 februari 2016 een verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend. Verweerder heeft de wederpartij van de heer O, verder te noemen mevrouw F, sinds 22 mei 2014 bijgestaan. Verweerder heeft op 25 april 2016 namens mevrouw F een verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek bij de rechtbank ingediend. Verweerder treedt sinds het meerderjarig worden van de dochter van zijn cliënte en de heer O (juni 2016), verder te noemen S,  ook op voor S. De heer O heeft zich op 25 september 2017 tot klager gewend met het verzoek hem verder bij te staan in de echtscheidingsprocedure tegen mevrouw F.

2.2      De heer O had sinds 2014 een affectieve relatie met mevrouw K. Mevrouw K is bij testament d.d. 28 januari 2015 benoemd tot erfgenaam en tot executeur in de nalatenschap van de heer O. De dochter van de heer O is mede erfgenaam in de nalatenschap van de heer O, onder de voorwaarde dat haar erfdeel vrijvalt bij het bereiken van de 25 jarige leeftijd. Mevrouw F is bij voormeld testament onterfd.

2.3      Op 4 november 2017 is de heer O overleden.

2.4      Mevrouw F heeft op 4 november 2017 in de avond uit coffeeshop L handelsvoorraad, contant geld en een kluis meegenomen.

2.5      Klager heeft na het overlijden van de heer O de belangen van mevrouw K bij de verdeling/afwikkeling van de nalatenschap van de heer O behartigd. Klager heeft op 8 november 2017 namens zijn cliënte (in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van de heer O) een verzoekschrift tot het leggen van conservatoir maritaal beslag, tevens houdende (derden)beslag en onroerend goedbeslag tevens verlof tot boedelbeschrijving en beslag tot afgifte van een auto bij de voorzieningenrechter ingediend. Op 9 november 2017 is verlof tot het leggen van beslag verleend, waarna klager namens mevrouw K beslag heeft doen leggen zoals verzocht.

2.6      Klager is bij notariële akte van 14 november 2017 benoemd tot mede-executeur.

2.7      Verweerder heeft op 24 november 2017 een brief geschreven aan de cliënte van klager en klager. De brief was geadresseerd aan het kantooradres van klager. De brief had betrekking op de bestemming van de as van de heer O.

2.8      Klager heeft zich per webformulier van 27 november 2017 met klachten over verweerder tot de deken gewend.

2.9      De rechtbank heeft bij beschikking van 22 december 2017, wegens het overlijden van de heer O, alle verzoeken in de echtscheidingsprocedure tussen de heer O en mevrouw F niet-ontvankelijk verklaard.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, thans nog in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)  verweerder zich onbereikbaar heeft gehouden

b)  verweerder zijn cliënte heeft geadviseerd in strijd met artikel 46 Advocatenwet

c)  verweerder toezending van afschriften van dossierstukken heeft geweigerd

d)  verweerder niet oplossingsgericht is of heeft gehandeld

e)  verweerder zich in zijn verweer in de klachtprocedure grievend heeft uitgelaten over klager ( “ik wil voorkomen dat ook mijn woorden worden verdraaid”)

Klager heeft ter zitting zijn klachten dat verweerder zijn cliënte bij brief van 24 november 2017 rechtstreeks heeft benaderd en dat hij geweigerd heeft de huurovereenkomsten toe te sturen, ingetrokken

Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht:

3.2      De cliënte van klager heeft de brief van 24 november 2017 van verweerder op 25 november 2017 ontvangen. Deze brief heeft voor veel onrust gezorgd. Er was geen noodzaak voor verweerder om de cliënte van klager aan te schrijven. Verweerder heeft klager hiervan niet op de hoogte gesteld.

3.3      Verweerder heeft niet gereageerd op de e-mailberichten van klager in de periode 28 september – 16 november 2017.

3.4      Het onrechtmatig binnentreden van de onderneming van de overleden partner van de cliënte van klager is geschied op advies van verweerder. Dit blijkt uit de verklaring van de heer R. Een dergelijk advies is in strijd met artikel 46 Advocatenwet.

4          VERWEER

Het verweer luidt –zakelijk weergegeven- als volgt.

4.1      Verweerder heeft intensief contact gehad met de drie voorgaande advocaten van klager. Door de derde voorgaande advocaat was na intensief overleg tussen partijen een conceptconvenant opgesteld. Daarna wendde de heer O zich in september 2017 geheel onverwacht tot klager. Na de overname door klager lag de zaak wegens elkaar opvolgende vakanties van partijen en advocaten enige tijd stil. Verweerder had op 9 november 2017 een gesprek met zijn cliënte gepland. Op 4 november 2017 is de heer O plotseling overleden.

4.2      Verweerder heeft zich niet onbereikbaar gehouden. Hij heeft gereageerd op brieven van klager. Verweerder heeft er voor gekozen om enkel schriftelijk met klager contact te hebben. Verweerder wilde hiermee voorkomen dat zijn woorden zouden worden verdraaid en dat hem woorden in de mond gelegd zouden worden.

4.3      Klager heeft geweigerd de rechtbank op de hoogte te stellen van het overlijden van de heer O, hetgeen gevolgen had voor de procedure. Onder de vlag van de echtscheidingsprocedure heeft hij bovenmatige conservatoire beslagen gelegd. Verweerder heeft in overleg met de rechtbank haar geïnformeerd over het overlijden van de heer O., waarna de rechtbank klager in de gelegenheid heeft gesteld zich over de gevolgen daarvan voor de procedure uit te laten. De rechtbank heeft bij beschikking van 22 december 2017 alle verzoeken niet-ontvankelijk verklaard. Klager weigerde te erkennen dat daardoor ook de beslagen zijn vervallen en weigerde zijn medewerking te verlenen aan opheffing daarvan.

4.4      Verweerder heeft met de drie voorgangers van klager samengewerkt. Door de handelwijze van klager lukte dit met klager echter niet.

4.5      Verweerder heeft geen enkele bemoeienis gehad met de gebeurtenissen op 4 november 2017. Verweerder heeft zijn cliënte op geen enkele wijze geadviseerd hoe te handelen.

4.6      Het niet verstrekken van afschriften van huurovereenkomsten is niet klachtwaardig. Klager heeft deze bovendien op 1 december 2017 ontvangen.

4.7      Verweerder is niet gehouden een afschrift van het dossier toe te sturen aan de –vierde- opvolgende advocaat van de wederpartij. Het is aan de  voorgaande advocaat om voor de overdracht van het dossier zorg te dragen. Uit de email van de voorgaande advocaat van 26 september 2017 blijkt dat klager het dossier aldaar heeft opgehaald.

4.8      De brief van 24 november 2017 aan de cliënte van klager was gericht op rechtsgevolg. Afschrift van de brief werd ook aan klager toegezonden.

4.9      Klager treedt niet langer op als advocaat van mevrouw K en ook niet langer als executeur-testamentair. Mevrouw K heeft bij verzoekschrift van 8 februari 2018 verzocht klager te ontslaan als executeur in de nalatenschap van de heer O. De opvolgende advocaat van mevrouw K heeft verweerder bericht het verzoek te hebben ingetrokken, omdat klager zou hebben verklaard geen verdere werkzaamheden als executeur te willen verrichten en het origineel van de akte executele aan de opvolgend advocaat van mevrouw K heeft toegezonden. Klager heeft geen eigen belang bij zijn klachten, anders dan het beschadigen van een collega.

5          BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

          Ad onderdeel a)

5.2      Klager verwijt verweerder dat hij zich onbereikbaar heeft gehouden. Verweerder heeft hierover verklaard dat hij er bewust voor heeft gekozen om enkel schriftelijk te reageren op verzoeken van klager. Hij stelt hiermee te hebben willen voorkomen dat woorden uit telefoongesprekken zouden worden verdraaid. Het staat een advocaat vrij om -in overleg met zijn cliënt- de aanpak van de zaak te bepalen. Het staat hem vrij om er voor te kiezen enkel schriftelijk te communiceren met de advocaat van de wederpartij van zijn cliënt. Dit is slechts anders indien het belang van zijn cliënt daardoor zou worden geschaad dan wel indien het belang van de wederpartij daardoor nodeloos zou zijn geschaad. Hiervan is in deze niet gebleken. Uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde is gebleken dat verweerder per email heeft gereageerd op verzoeken van klager. Verweerder heeft zich aldus niet onbereikbaar gehouden voor klager. Dat hij ervoor heeft gekozen enkel schriftelijk te reageren en klager niet terug te bellen valt hem tuchtrechtelijk niet aan te rekenen. Onderdeel a) van de klacht is ongegrond.

Ad onderdeel b)

5.3      Klager verwijt verweerder zijn cliënte te hebben geadviseerd om de onderneming van zijn overleden cliënt te betreden en goederen mee te nemen. Verweerder stelt dat zijn cliënte hem weliswaar op de hoogte heeft gesteld van haar voornemen om de onderneming te betreden, maar hij betwist zijn cliënte aldus te hebben geadviseerd.

5.4       Klager heeft ter onderbouwing van zijn stelling een verklaring van de heer R aan de raad overgelegd, waarin door de heer R onder meer het volgende is verklaard : “(……) Ze zou dit met haar advocaat hebben besproken, die wist dus schijnbaar af van de actie die op handen zou gaan zijn (…..)”..

Uit de verklaring van de heer R volgt niet meer dan dat verweerder door zijn cliënte is geïnformeerd over haar voornemen de onderneming van de heer O te betreden. Dit wordt door verweerder ook niet betwist. De raad volgt klager niet in zijn stelling dat uit deze verklaring tevens kan worden opgemaakt dat verweerder zijn cliënte heeft geadviseerd om de onderneming te betreden en hieruit goederen mee te nemen. Nu klager geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd, noch bewijs daarvan heeft overgelegd, waaruit blijkt dat verweerder zijn cliënte heeft geadviseerd om de onderneming van de heer O te betreden daaruit goederen mee ontvreemden is klachtonderdeel b) feitelijk ongegrond.

Ad onderdeel c)

5.5     Indien een advocaat een zaak overneemt van een andere advocaat dient hij het dossier ofwel bij de voormalige advocaat van zijn cliënt dan wel bij zijn cliënt op te vragen. Op de advocaat van de wederpartij rust geen verplichting een afschrift van het dossier aan de advocaat van de wederpartij toe te sturen. Ter zake valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Klachtonderdeel c) is ongegrond.

          Ad onderdeel d)

5.6     Vast staat dat de heer O zich in september 2017 tot klager heeft gewend met het verzoek zijn belangen in de echtscheidingszaak verder te behartigen, aangezien hij zich niet kon verenigen met de door zijn voormalige advocaat opgestelde concept vaststellingsovereenkomst. Hierdoor was voor de cliënte van verweerder een nieuwe situatie ontstaan. Het is dan ook begrijpelijk dat verweerder eerst diende te overleggen met zijn cliënte om de verdere aanpak van de zaak te bespreken. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk was om eerder dan op 9 november 2017 een afspraak met zijn cliënte te maken. Vervolgens is de heer O op 4 november 2017 overleden. De raad ziet niet welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder in deze valt te maken. Het was immers de heer O die zich niet kon verenigen met de door zijn (toenmalige) advocaat opgestelde conceptovereenkomst en zich tot een andere advocaat had gewend. Bovendien was er sprake van een korte termijn tussen de overname van de zaak door klager en het overlijden van de heer O. Klachtonderdeel d) is ongegrond.

          Ad onderdeel e)

5.7     Klager verwijt verweerder dat hij zich in zijn verweer tegen de klacht van klager nodeloos grievend heeft uitgelaten jegens klager door te stellen dat hij geen telefonisch contact met klager wilde om te voorkomen dat zijn woorden door klager zouden worden verdraaid. De raad stelt vast dat klager en verweerder hun standpunten over en weer in stevige bewoordingen naar voren hebben gebracht.  Het staat een advocaat vrij om zich op een wijze die hem passend voorkomt tegen een over hem ingediende klacht te verweren. Het staat hem vrij datgene naar voren te brengen wat hem in het belang van zijn voorkomt. Het moge zo zijn dat de stelling van verweerder klager niet welgevallig was, maar dat betekent niet dat verweerder hiervan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. Dit geldt te meer nu klager zijn klacht eveneens in stevige bewoordingen naar voren heeft gebracht. Klachtonderdeel e) is ongegrond.

5.8     Voor zover klager heeft bedoeld om zijn klacht ter zitting uit te breiden met het tuchtrechtelijk verwijt dat verweerder de raad in strijd met de waarheid heeft geïnformeerd, door ter zitting naar voren te brengen dat zijn cliënte manager/medezaakvoerder van de onderneming was, houdt de raad klager voor dat de standpunten van partijen ter zake tegenover elkaar staan en dat deze deel uitmaken van het geschil wat partijen verdeeld houdt. Het staat verweerder vrij zijn standpunt hierover naar voren te brengen. De beoordeling hiervan is in de tuchtrechtelijke procedure niet aan de orde.

5.9     Klager heeft ter zitting ingestemd met de formulering van de klachten door de voorzitter. In zijn pleitaantekeningen noemt klager echter ook een klacht over een F8-formulier, welke hij niet verder heeft onderbouwd. Op een vraag daarover kon klager ter zitting ook geen datum van het formulier noemen. Voor zover klager bedoeld heeft ter zake het F8-formulier een klacht te formuleren, is deze klacht onvoldoende onderbouwd, zodat deze ongegrond wordt verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mrs. A.J.F. van Dok en A.A.M. Schutte, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans- van Opstal

en, bij vervroeging, uitgesproken in het openbaar op 15 april 2019.

Griffier                                                       Voorzitter