ECLI:NL:TADRSHE:2019:30 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-923/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2019:30
Datum uitspraak: 11-03-2019
Datum publicatie: 13-03-2019
Zaaknummer(s): 18-923/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij in strijd met de kennelijke wil van klagers een schikkingsvoorstel aan de wederpartij heeft gedaan en daarvan geen afschrift aan klagers heeft gestuurd. Klacht voor het overige ongegrond.  Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  11 maart  2019

in de zaak 18-923/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

                   klagers

                   tegen:

                   verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 27 maart 2018 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2      Bij e-mail aan de raad van 22 november 2018 met kenmerk K18-039 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 januari 2019. Verschenen zijn klager sub 1 en klaagster sub 2, vertegenwoordigd door klager sub 1, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       het hierboven genoemde e-mailbericht van de deken en de daaraan gehechte stukken;

-       een e-mail van klagers d.d. 21 december 2018 met bijlagen;

-       een e-mail van verweerder d.d. 13 januari 2019 met daarbij gevoegd diens pleitnota.

2        Feiten

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:

2.2     Klager sub 1, de heer H, heeft begin 2016 klaagster sub 2, B B.V. opgericht, die via websites al dan niet tegen betaling informatie geeft over het beleggen in indextrackers. Op enig moment heeft H ontdekt dat er negatieve zaken op het forum van T.net (onderdeel van De P-groep) stonden. Zo werd op het forum een lijst met porno- en gokwebsites vermeld waarvan ten onrechte werd beweerd dat die van H waren. H en B werden voorts onder meer aangeduid als charlatan en oplichter. Klagers hebben verschillende malen zonder resultaat verzocht om de gegevens te verwijderen. Ook toen H had ontdekt dat de gok- en pornowebsites op naam van een naamgenoot stonden en dit bij De P-groep onder de aandacht had gebracht, werden de uitlatingen nog steeds niet verwijderd, maar enkel aangepast.

2.3     Op 17 december 2016 hebben klagers zich per e-mail tot verweerder gewend met het verzoek om bijstand. Op 19 december 2016 heeft verweerder gereageerd en een opdrachtbevestiging aan klagers gestuurd, waarbij hij klagers de volgende aanpak heeft geadviseerd:

         “Mijn advies is daarom als volgt. Ik raad je om [T.net] per brief, via mij, te sommeren tot het verwijderen en verwijderd houden van de betreffende berichten. Bovendien sommeren we ze tot het afgeven van NAW-gegevens van de betreffende plaatsers. Voldoet [T.net] daar niet aan, dan kan je [T.net] in kort geding betrekken, waarin je van de rechter vordert om [T.net] tot e.e.a. te gebieden.”

2.4     Bij e-mail van 19 december 2016 hebben klagers stukken aan verweerder toegestuurd. Bij e-mail van 20 december 2016 heeft verweerder klagers als volgt bericht:

“Wel wil ik alvast kwijt dat ik de lijn zal uitzetten voor de behandeling van jouw zaak. Ik adviseer je dan ook eerst een sommatiebrief te sturen en daarna pas, indien nodig, een kort geding te starten. Dit behoort ook tot mijn zorgplicht. Insteek is van de sommatiebrief is verwijdering van de teksten en afgifte van de persoonsgegevens van [M], [W], [Z]. Als dat geen effect heeft, dan kan e.e.a. in kort geding worden gevorderd, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De overige punten die je noemt in jouw voorstel strategie zijn helaas niet mogelijk (…).”

2.5      Op 23 december 2016 heeft verweerder aan De P-groep een sommatiebrief gestuurd met als afsluiting:

“De betreffende gegevens ontvang ik tevens graag uiterlijk 27 december 2016 om 12:uur. Mocht u hiertoe niet overgaan, dan zullen cliënten zich genoodzaakt zien u in een juridische procedure te betrekken. Cliënten zullen dan, naast een gerechtelijk bevel tot verwijdering va de berichten en tot afgifte van de contactgegevens in kort geding, schadevergoeding van u vorderen van alle door haar geleden en nog te lijden schade.”

2.6      Op 27 december 2016 heeft verweerder klagers bericht dat een aantal mededelingen op T.net was aangepast en dat hij nog niet tot dagvaarding zou overgaan. Diezelfde dag hebben klagers verweerder per e-mail bericht dat zij het niet eens waren met de verrichte aanpassingen, dat zij tot de volgende dag wilde afwachten en dan, indien nodig, wilden overgaan tot dagvaarding.

2.7      Bij e-mail van 28 december 2016 hebben klagers verweerder bericht dat de berichten nog steeds niet verwijderd waren. Klagers hebben verweerder verzocht om over te gaan tot dagvaarding.

2.8      Op 3 januari 2017 heeft verweerder klagers bericht dat hij de rechtbank had gevraagd om een datum voor het kort geding. Diezelfde dag heeft verweerder klagers bericht dat hij contact had gehad met de door De P-groep ingeschakelde advocaat, die hem had medegedeeld dat De P-groep bereid was om de berichten te verwijderen, maar niet bereid was om de NAW-gegevens van de plaatsers te verstrekken. Klagers hebben daarop per e-mail van 3 januari 2017 gereageerd dat zij het kort geding, de aangifte en de bodemprocedure gewoon wilden doorzetten. Verweerder heeft daarop per e-mail van dezelfde datum als volgt gereageerd:

“Afgifte van NAW-gegevens zouden we bijvoorbeeld nog wel kunnen vorderen, als de berichten offline gaan, maar het is dan de vraag wat je daarmee opschiet: schade verhalen zal zeer lastig zijn.”

2.9      Bij e-mail van eveneens 3 januari 2017 heeft verweerder klagers bericht dat hij de uitgangspunten voor een schikking per e-mail van de advocaat van De P-groep had ontvangen en dat die uitgangspunten waren:

                       “-         [T.net] verwijdert de berichten in bijlage 1;

-           uw cliënten brengen geen zaak aan ten aanzien van deze berichten en hun gebruikers; en

-           over en weer finale kwijting.”

2.10    In dezelfde e-mail heeft verweerder zijn visie op het voorstel van de wederpartij uiteengezet. Verweerder heeft klagers geadviseerd het voorstel te accepteren, behoudens enkele kanttekeningen. Verweerder schreef in dat verband onder meer:

“-          de zaak tegen De P-groep m.b.t. de berichten in de bijlage niet aanbrengen begrijp ik; wat je tegen de gebruikers doet staat daar m.i. los van;

-           je zou nog afgifte van de contactgegevens kunnen bedingen; het is echter de vraag wat je daarmee in feite kan. Schade verhalen zal in de praktijk lastig zijn. (…)

-           finale kwijting over en weer is wel gebruikelijk, maar dit zal beperkt moeten worden tot deze kwestie. Mocht er zich een nieuwe kwestie voor doen, dan wil je ze er weer op kunnen aanspreken.

-           eventuele vergoeding van gemaakte (proces)kosten. Het is de vraag of ze daarmee akkoord gaan, maar je kunt het wel proberen.”

2.11    Bij e-mail van 4 januari 2017 hebben klagers als volgt gereageerd:

“Uit het voorstel blijkt dat De P-groep pas wil stoppen met het plegen van het misdrijf smaad/laster als ik afzie van een kort geding, het doen van aangifte en geen schadevergoeding krijg tegen finale kwijting. Zoiets kun je geen schikkingsvoorstel noemen. (…) Het mag duidelijk zijn dat ik niet op het voorstel zal ingaan. Het kort geding moet doorgang vinden.”

2.12    Bij e-mail van diezelfde dag heeft verweerder klagers bericht:

“Ik raad je aan mijn tegenvoorstel te doen. Kan je je daarin vinden?”

2.13    Bij e-mail van 5 januari 2017 hebben klager verweerder bericht:

“Ik kan niet ingaan op het voorstel. (…) Alle schade wil ik op De P-groep kunnen verhalen. Ik wil geen afstand doen van dit recht op verhaal en daarom kan ik op dit moment nooit met finale kwijting instemmen. Men heeft nog niet voldaan wat we eisen dus het kort geding moet doorgaan.”

2.14    Bij e-mail van diezelfde dag heeft verweerder klagers als volgt bericht:

“Zie bijgevoegd de datumbepaling voor het kort geding: 2 februari om 13:45 uur. Desondanks meen ik dat je deze zaak zal moeten schikken. Dat raad ik je echt aan. Schade verhalen in een zaak als deze is zo goed als kansloos. Dat gaat je dus niet lukken. En daarom is het ook weinig zinvol om de contactgegevens van de partijen daarvoor te achterhalen. De P-groep in een bodemprocedure aansprakelijk houden voor schadevergoeding evenmin. Het Nederlands recht is immers zo ingeregeld dat wanneer je schade wil verhalen je dit daadwerkelijk moet kunnen aantonen met – bij wijze van spreken – bonnetjes dat je die schade hebt geleden. Dat is zo goed als onmogelijk in jouw geval. (…) In ieder geval is mijn advies dus om het kort geding niet door te zetten, mits de berichten verwijderd worden.”

2.15    Bij e-mail van eveneens 5 januari 2017 heeft verweerder klagers als volgt bericht:

“Van De P-groep heb ik als tegenreactie bevestigd gekregen dat ze reacties zullen verwijderen. Ze zullen alle in de bijlage bij mijn brief genoemde reacties verwijderen als we tot overeenstemming komen. Het tegenvoorstel vinden ze niet akkoord (…) Gezien het voorgaande raad ik daarom het volgende aan:

1.    Akkoord met verwijdering van alle berichten.

2.    Daarmee is de zaak af; maar geen finale kwijting.

Hoor graag hoe je hierover denkt.”

2.16    Bij e-mail van eveneens 5 januari 2017 heeft verweerder klagers als volgt bericht:

“Inmiddels heb ik begrepen dat de Berichten zijn verwijderd. Ik raad je aan om het hierbij te laten, conform mijn advies.”

2.17    Bij e-mail d.d. 6 januari 2017 hebben klagers aan verweerder medegedeeld:

“(…) Ik ben het eens met jouw advies om te trachten om voor het kort geding tot een schikking te komen. Daar wil ik nu de berichten zijn verwijderd best aan meewerken. Hoe eerder ik deze vervelende tijd achter mij kan laten hoe beter. Ik stel daarom het volgende voor:

We laten voor nu het kort geding gewoon doorgaan maar we trachten voor het kort geding te schikken. Ik ga aan het rekenen en kom begin volgende week met een schikkingsvoorstel o.a. bestaande uit:

-               De schade die ik vergoed wil hebben. Uiteraard ga ik de schade onderbouwen.

-               Betere motivatie om de persoonsgegevens van de daders los te krijgen.

-               Ik zal met een voorstel komen om herhaling van smaad en laster te voorkomen.

-               Een voorstel om te voorkomen dat ik aangifte doe. (…)”

2.18    Bij e-mail van 10 januari 2017 heeft verweerder klagers bericht:

“Ik ben benieuwd naar jouw input. Ik kan dan voor je beoordelen of het zin heeft om nog door te zetten, of dat het beter is het hierbij te laten.

Verder wil ik je het volgende vragen. (…) Heel graag nodig ik je daarom hierbij uit om een review te schrijven op Google Places over je ervaringen met [verweerders kantoor].”

2.19    Bij e-mailberichten van 10 en 11 januari 2017 hebben klagers verweerder bericht dat er nieuwe feiten naar boven waren gekomen, waardoor de zaak een andere wending had gekregen. Klagers hadden ontdekt dat forumbezoeker M en moderator R dezelfde persoon waren. Klagers hebben voorts aan verweerder medegedeeld:

“(…) Maar ik wil wel mijn schade volledig vergoed hebben. (…) Bijgaand treft u mijn schikkingsvoorstel. Komen we met de P-groep niet tot een schikking gaat het traject kort geding, aangifte en bodem procedure gevolgd worden. Ik weet dat een bodemprocedure heel duur is. Maar mijn schade is groot en het bewijsmateriaal ruim voldoende.(…)

2.20    Bij e-mailbericht d.d. 12 januari 2017 heeft verweerder klagers geadviseerd over de kans van slagen in hun zaak en heeft hij het volgende aan klagers medegedeeld:

“(….) Gezien het voorgaande, en gezien jouw toelichting, acht ik het niet kansrijk om in een civiele procedure schadevergoeding te eisen. De schade is niet te bewijzen, het is niet te bewijzen dat die schade door handelen van [T.net] is veroorzaakt, en er zijn bovendien teveel risico’s die de kosten van een procedure niet rechtvaardigen. In ieder geval is een kort geding procedure hiervoor niet de aangewezen weg. In het licht van het voorgaande zal ik daarom het kort geding niet continueren. Ik zal [advocaat van De P-groep] daarvan ook op de hoogte stellen – zonder enige erkenning dat daarmee de zaak zou zijn afgedaan, overigens. Ik raad je ook af om een bodemprocedure te starten. (…) Mocht je hier anders over denken, dan raad ik je aan om een second opinion aan te vragen bij een andere advocaat. Uiteraard ben ik zo nodig bereid om het dossier dat mij ter beschikking staat over te dragen. (…)

2.21    Bij e-mail van diezelfde dag hebben klagers verweerder bericht dat zij het kort geding doorgang wilden laten vinden. Verweerder heeft daarop bij e-mail van eveneens 12 januari 2017 gereageerd, als volgt:

“Zoals aangegeven kan ik het kort geding dan niet voor je doen. Ik sta er immers niet achter. Jouw belang was het verwijderd krijgen van de berichten en dat is gelukt. Wil je het kort geding door laten gaan dan dien je daarvoor een andere advocaat te vinden. “

2.22    Op 16 januari 2017 heeft verweerder de rechtbank en de advocaat van De P-groep bericht dat hij zich onttrok als advocaat van klagers.

2.23   Op 30 oktober 2017 hebben klagers verweerder verzocht om kopieën van alle door verweerder gevoerde correspondentie met De P-groep en haar advocaat.

2.24   Op 15 december 2017 hebben klagers schriftelijk klachten ingediend over verweerders optreden bij verweerders kantoor. Verweerder heeft op 18 december 2017 aan klagers laten weten dat de klachten ongegrond waren en dat hij klagers altijd inzage had gegeven in alle correspondentie.

2.25   Op verzoek van klagers heeft verweerder op 22 december 2017 een tweetal e-mails, die klagers nog niet eerder van verweerder had ontvangen, aan klagers toegestuurd. De eerste e-mail betrof de e-mail d.d. 3 januari 2017 van de advocaat van De P-groep aan verweerder met daarin de uitgangspunten voor een schikking. De tweede e-mail betrof de e-mail d.d. 5 januari 2017 van verweerder aan de advocaat van De P-groep met daarin een reactie van verweerder op die uitgangspunten:

         “(….) Hij wenst daarom alle schade, zo nodig in een bodemprocedure, op [De P-groep] en/of de plaatsers van de berichten te verhalen. Een finale kwijting is daarom niet bespreekbaar. Confraterneel kan ik u mededelen dat ik mij van harte zal inspannen om de zaak tot een goed einde te brengen, en me in dat licht ook in te spannen om een kort geding te voorkomen indien een passende schikking kan worden bereikt. Ik ben het met cliënten echter eens dat met het huidige voorstel niet volledig aan zijn belangen recht wordt gedaan. Ik stel daarom het volgende voor (confraterneel):

-               Een verwijdering van de Berichten zal direct moeten gebeuren, verder uitstel leidt alleen maar tot meer (potentiële) schade.

-               Mochten er in de toekomst weer negatieve berichten worden geplaatst op [T.net] dan dient [De P-groep] binnen 24 uur de berichten offline te halen (…)

-               Zijn de berichten niet binnen 24 uur na attendering door cliënte(n) verwijderd, dan dient daar een boete aan te worden verbonden (…)

-               Tevens is afgifte van de contactgegevens cruciaal voor cliënte(n), om zo het kwaad bi de bron aan te kunnen pakken, en mogelijke schade te kunnen verhalen op de betreffende personen. (…)

-               Ten slotte heeft cliënte inmiddels flinke juridische kosten moeten maken (…). Deze kosten moeten worden vergoed.

Mocht een voorstel dat voldoet aan deze vereisten bespreekbaar zijn. Dan moet finale kwijting voor deze kwestie jegens [De P-groep] in mijn optiek ook mogelijk zijn.”

2.26   Bij e-mail d.d. 25 januari 2018 hebben klagers aan verweerder medegedeeld dat zij de onder 2.25 genoemde e-mails nooit eerder hadden gezien, dat zij zich niet in de inhoud van de e-mail van verweerder van 5 januari 2017 aan de advocaat van De P-groep en het daarin geformuleerde voorstel konden vinden en dat verweerder deze e-mail nooit had mogen versturen. Klagers en verweerder hebben vervolgens verder gecorrespondeerd over de klachten van klagers, hetgeen niet tot een oplossing heeft geleid.

2.27   Bij brief d.d. 27 maart 2018 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend tegen verweerder.

3       KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat :

1.       hij voorheen adviseur van T.net was,

                                                           2.       geen persoonlijk contact tot stand is gekomen, waardoor klager nooit met verweerder heeft gesproken,

                                                           3.       in de concept-dagvaarding spelfouten in de namen van de hoofddaders stonden,

                                                           4.       hij tijdens de behandeling van de zaak en vlak voordat hij zich aan de zaak onttrok, klager om een goed review heeft gevraagd,

                                                           5.       hij klager niet op de hoogte heeft gehouden van de correspondentie met de wederpartij,

                                                           6.       hij afdreiging door de wederpartij heeft toegestaan en daaraan actief heeft meegewerkt,

                                           7.       hij zich niet heeft gehouden aan de opdracht en zijn werkzaamheden heeft beëindigd voordat de opdracht was voltooid,

                                                           8.       hij zijn advies over het verhalen van schade heeft gegeven op basis van eigen aannames en gedachten in plaats van op basis van de feiten,

                                                           9.       hij persoonlijk contact uit de weg gaat,

                                                           10.     hij niet de waarheid vertelt tijdens de klachtenafhandeling,

                                           11.     hij in strijd met de opdracht, op basis van onjuiste uitgangspunten en zonder klager daarover te informeren, met de wederpartij heeft onderhandeld over de schade,

                                                           12.     hij het doet voorkomen alsof hij kantoor houdt in Tilburg, terwijl hij feitelijk kantoor houdt in Amsterdam.

                          4        VERWEER

4.1     Klachtonderdeel 1

          De P-groep is geen cliënt van verweerder geweest. Van (schijn van) belangenverstrengeling was geen sprake.  

                          4.2    Klachtonderdeel 2

                 Het contact was veelvuldig en uitgebreid. Er was veel contact per e-mail. Klagers gaven daaraan gezien de tekst in hun e-mail van 19 december 2016 ook de voorkeur. Verweerder herinnert zich telefonisch te hebben gesproken met klagers sub 1, maar zeker weten doet hij dat niet meer, zeker niet na de betwisting daarvan door klagers. De zaak heeft niet geleden onder de wijze waarop het contact heeft plaatsgevonden. Klagers hebben hun tevredenheid geuit over de verrichte werkzaamheden.

                          4.3    Klachtonderdeel 3

De spelfout in de naam van ‘M’ is aangepast. De belangen van klagers zijn niet in het geding geweest.

                          4.4    Klachtonderdeel 4

                 Klagers gaven aan tevreden te zijn. Verweerder heeft gevraagd hun ervaringen te delen middels een review. Dat is niet klachtwaardig. Het is een ongelukkige samenloop van omstandigheden dat dit kort voor de onttrekking plaatsvond, maar klachtwaardig is dit niet. De oorzaak van de onttrekking is gelegen op een moment nadat om een review was verzocht. Van indekken was geen sprake. De onttrekking was conform de artikelen 3.2 en 9.1 van de algemene voorwaarden van verweerder.

                          4.5    Klachtonderdeel 5

                  De betreffende correspondentie is steeds doorgestuurd aan klagers of is inhoudelijk per e-mail met klagers besproken. Ook de inhoud van de schikkingsonderhandelingen is steeds met klagers besproken. De schikkingsonderhandelingen zijn steeds vertrouwelijk (confraterneel) met de advocaat van de wederpartij gedaan. Er is in die vertrouwelijkheid gezocht naar ‘common ground’ waarbij uiteraard wel recht wordt gedaan aan de belangen van klagers. Uiteraard is bij die onderhandelingen nooit iets toegezegd dat niet met klagers zou zijn besproken of door hen niet akkoord zou zijn bevonden. Dat blijkt ook wel uit het feit dat de schikkingsonderhandelingen falen, omdat klagers zich niet kunnen verenigen met het geadviseerde (tegen)voorstel.

        4.6     Klachtonderdeel 6

                 Er was geen sprake van afdreiging en bovendien heeft verweerder niet meegewerkt aan afdreiging.

        4.7     Klachtonderdeel 7

                 Het advies was om De P-groep te sommeren tot verwijdering van de berichten en afgifte van de NAW-gegevens, bij gebreke waarvan een kort geding kon volgen. Vervolgens bleek De P-groep bereid de berichten te verwijderen, maar wilde zij de NAW-gegevens niet verstrekken. Daarbij is confraterneel onderhandeld met de advocaat van De P-groep omtrent een eventueel te bereiken schikking, zonder succes omdat klagers er niet achter stonden. Verweerder heeft vervolgens klagers opnieuw geadviseerd over hun rechtspositie aangezien slechts de NAW-gegevens niet waren verstrekt. Kort gezegd, heeft verweerder aangegeven dat het de kosten en moeite niet waard waren om daarop te blijven inzetten. Het advies was er een goede schikking uit te halen. Tot dat moment heeft verweerder klagers in hun opdracht gevolgd. Op de door klagers gepresenteerde nieuwe feiten en het door hen geformuleerde schikkingsvoorstel heeft verweerder op 12 januari 2017 gereageerd  dat hij het niet kansrijk achtte de schade te verhalen. Toen klagers stelden dat het kort geding moest doorgaan, heeft verweerder hen bericht dat hij het kort geding niet kon doen omdat hij er niet achter stond, waarna verweerder zich heeft onttrokken.

        4.8     Klachtonderdeel 8

                 Het advies was gebaseerd op de juridische kans van slagen om in zijn algemeenheid schadevergoeding te eisen in dit soort zaken.

                          4.9    Klachtonderdeel 9

                                   Verweerder betwist dat hij persoonlijk contact uit de weg gaat.

                          4.10  Klachtonderdeel 10

Verweerder heeft de voorkeur van klagers om per e-mail te communiceren gehonoreerd. Verweerder betwist te hebben gelogen over telefoontjes. Verweerder heeft geen e-mails vervalst.

4.11 Klachtonderdeel 11

Verweerder heeft nooit in strijd met een opdracht schikkingsonderhandelingen gestart. Er is op initiatief van de wederpartij slechts onderzoekend – confraterneel – overleg geweest over eventuele voorwaarden waaronder een schikking kon worden bereikt. De belangen van klagers zijn niet geschaad. De door de wederpartij geschetste uitgangspunten voor een schikking zijn aan klagers uiteengezet (zie de e-mails van 3 januari – 5 januari 2017). Daarmee hadden klagers dus op dat moment al kennis van het voorstel. Onjuist is de stelling van klagers dat hun belangen door het voorstel van verweerder zouden zijn geschaad. Immers, besproken was om afgifte van de NAW-gegevens te vorderen teneinde de mogelijke schade te kunnen verhalen op de betreffende personen. De mogelijkheid tot schadevergoeding bleef daarmee openstaan.

                          4.12  Klachtonderdeel 12

                                    Verweerder heeft zich vergist. Toen het contact ontstond met klagers was verweerder reeds twee maanden verhuisd naar zijn (vorige) kantoorlocatie.

                          5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft onder meer betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

5.2     Klachtonderdeel 1

          Verweerder heeft betwist dat er ooit een cliënt-advocaat relatie heeft bestaan tussen T.net en verweerder. Dit blijkt ook niet uit de aan de raad overgelegde stukken. De raad is van oordeel dat de feitelijke grondslag voor dit klachtonderdeel ontbreekt, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.

  5.3    Klachtonderdelen 2 en 9

De klachtonderdelen 2 en 9 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Als niet weersproken staat vast dat tussen klagers en verweerder geen persoonlijk contact, in de vorm van een bespreking, heeft plaatsgevonden. Dat betekent echter niet automatisch dat verweerder persoonlijk contact uit de weg gaat. Mede in het licht van het feit dat klagers niet op een bespreking hebben aangedrongen, acht de raad, ofschoon wenselijk is dat een cliënt en een advocaat ook persoonlijk contact hebben, in het licht van de onderhavige omstandigheden het ontbreken van een persoonlijk onderhoud niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klachtonderdelen 2 en 9 zijn derhalve eveneens ongegrond.

                          5.4    Klachtonderdeel 3

Vaststaat dat verweerder één naam verkeerd had gespeld in de dagvaarding. Deze fout heeft verweerder hersteld, zodat klagers belangen hierdoor niet zijn geschaad. Klagers klacht hierover is van onvoldoende gewicht om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Verweerder heeft voorts betwist de stelling van klagers dat ook de andere naam verkeerd was gespeld. In het midden kan blijven of deze tweede naam eveneens verkeerd was gespeld, nu niet is gebleken dat klagers hiervan nadeel hebben ondervonden. De dagvaarding is uiteindelijk niet aangebracht. Klachtonderdeel 4 is naar het oordeel van de raad ongegrond.

                          5.5    Klachtonderdeel 4

De raad is van oordeel dat het een advocaat vrijstaat om een review te vragen. De vraag van verweerder om een review volgde op een positieve opmerking van klagers over de inzet van verweerder. Niet is gebleken dat verweerder toen al wist of kon voorzien dat later een verschil van mening over de aanpak van de zaak zou ontstaan. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

                          5.6    Klachtonderdelen 5 en 11

De raad stelt vast dat verweerder de tekst van de e-mail van de advocaat van De P-groep van 3 januari 2017 in zijn geheel heeft overgenomen in zijn eigen e-mail aan klagers van 3 januari 2017. Verweerder heeft klagers aldus op de hoogte gesteld van de inhoud van de eerstgenoemde e-mail. De raad is om die reden van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de eerstgenoemde e-mail niet aan klagers door te sturen.

                          5.7     De raad is verder van oordeel dat uit de reactie van klagers d.d. 4 januari 2017 afdoende blijkt dat zij het niet eens waren met het schikkingsvoorstel en dat zij op dat moment geen minnelijke regeling wilden treffen, maar het kort geding wilden doorzetten. Desondanks heeft verweerder bij e-mail d.d. 5 januari 2017 gereageerd op het voorstel en namens klagers een tegenvoorstel gedaan. Aldus heeft verweerder gehandeld in strijd met de kennelijke wil van klagers. Deze handelwijze van verweerder is tuchtrechtelijk verwijtbaar.

                          5.8     De raad acht voorts tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder zijn e-mail van 5 januari 2017 niet aan klagers heeft doorgestuurd. Eerst op 22 december 2017 en op uitdrukkelijk verzoek van klagers heeft verweerde de e-mail aan klagers toegestuurd. Het verweer van verweerder, dat het confraternele correspondentie betrof, die hij niet aan klagers behoefde door te sturen, snijdt geen hout. Verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 8 (oud), die voorschrijft dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Klagers klagen er terecht over dat dat verweerder heeft onderhandeld met de wederpartij over de schade, zonder klagers te informeren en op basis van onjuiste uitgangspunten. De klachtonderdelen 5 en 11 zijn daarmee gegrond.

                          5.9     Klachtonderdeel 6

                                    Verweerder heeft betwist dat het door De P-groep geformuleerde schikkingsvoorstel kan worden gekwalificeerd als “afdreiging”. Wat daar ook van zij, het was de plicht van verweerder om het voorstel van de wederpartij over te brengen aan klagers en hen daarover te adviseren. Dat verweerder zich mede heeft schuldig gemaakt aan afdreiging is geenszins gebleken. Klachtonderdeel 6 is dan ook ongegrond.

                          5.10   Klachtonderdeel 7

                                    Gedragsregel 9 lid 2 (oud) bepaalt dat indien tussen de advocaat en de cliënt verschil van mening bestaat over de wijze waarop de zaak moet worden behandeld en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, de advocaat zich dient terug te trekken. Gedragsregel 9 lid 3 (oud) bepaalt voorts dat, wanneer een advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, hij dat op zorgvuldige wijze dient te doen en hij ervoor zorg dient te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt.

                          5.11   Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat tussen klagers en verweerder verschil van mening is ontstaan over de verdere aanpak van de zaak. Verweerder heeft gehandeld conform de gedragsregels door zich aan de zaak te onttrekken. Verweerder heeft dit niet op onzorgvuldige wijze of op een ongelegen moment gedaan. Klachtonderdeel 7 is naar het oordeel van de raad dan ook ongegrond.

                          5.12  Klachtonderdeel 8

Verweerder heeft klagers medegedeeld dat naar zijn mening een vordering tot schadevergoeding geen kans van slagen zou hebben. Dat verweerders advies enkel was gebaseerd op eigen aannames is niet gebleken. Verweerder heeft zijn advies juridisch onderbouwd in zijn e-mail d.d. 12 januari 2017. Klagers zijn het niet eens met de inhoud van verweerders advies, maar dat maakt het advies nog niet onjuist. Klachtonderdeel 8 is derhalve eveneens ongegrond.

                          5.13  Klachtonderdeel 10

Klagers hebben gesteld dat verweerder niet de waarheid heeft verteld tijdens de klachtprocedure omdat verweerder heeft opgemerkt dat hij klager sub 1 telefonisch heeft gesproken. De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder bewust in strijd met de waarheid heeft verklaard. Verweerder heeft immers aangegeven dat hij er zelf over twijfelt of hij klager sub 1 telefonisch heeft gesproken. Klagers hebben voorts gesteld dat verweerder in de klachtprocedure bij de deken vervalste e-mails heeft overgelegd. Ook van dit laatste is naar het oordeel van de raad niet gebleken. Verweerder heeft dit klachtonderdeel uitdrukkelijk betwist en uit de stukken blijkt enkel dat verweerder de tekst van e-mails heeft gekopieerd en geplakt in diens verweer. Dat verweerder daarbij bewust e-mails heeft vervalst, is geenszins gebleken. Klachtonderdeel 10 is dan ook ongegrond.

                          5.14  Klachtonderdeel 12

De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder bewust heeft doen voorkomen dat zijn kantoor op een ander adres was gevestigd dan het werkelijke adres. Vlak voordat het contact ontstond met klagers was verweerders kantoorlocatie gewijzigd. De raad is van oordeel dat dit klachtonderdeel van onvoldoende gewicht is, zodat dit klachtonderdeel ongegrond moet worden verklaard.

  6       MAATREGEL

  6.1     Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij in strijd met de kennelijke wil van klagers een schikkingsvoorstel aan de wederpartij heeft gedaan en daarvan geen afschrift aan klagers heeft gestuurd. De raad acht een waarschuwing een passende maatregel.

  7       GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

  7.1     Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klagers betaalde griffierecht van € 50 aan hen vergoeden.

  7.2     Nu de raad een maatregel oplegt, zal  de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

           a) € 50 reiskosten van klagers,

           b) € 750  kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

           c)  € 500 kosten van de Staat.

7.3       Verweerder moet het bedrag van € 50 reiskosten binnen vier weken  nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klagers. Klagers geven tijdig een rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

  7.4     Verweerder moet het bedrag van € 750 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

7.5       Verweerder moet het bedrag van € 500 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen 5 en 11  gegrond;

- verklaart de klachtonderdelen 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10 en 12 ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klagers;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten  van € 50 aan klagers, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 750 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 500 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.5.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, W. Fick-Nolet, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op  11 maart 2019.

Griffier                                                                                               Voorzitter